ECLI:NL:RBONE:2013:BZ9541

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 13/151
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek gemeente Steenwijkerland niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te Wetering, en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van open plekken in het gebied 'de Wetering', dat de bestemming 'Landschappelijk waardevol landbouwgebied' heeft. De gemeente heeft het verzoek van eiser op 30 juli 2012 niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiser bezwaar heeft gemaakt. Het bestreden besluit van 20 december 2012 verklaarde het bezwaar deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 maart 2013 heeft eiser erkend dat er op de percelen waar zijn verzoek betrekking op heeft, geen sprake is van strijdig gebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtstreeks belang heeft bij handhaving, omdat de perceelnummers waarop hij zich beroept niet naast zijn perceel zijn gelegen en hij geen zicht heeft op de betrokken schuren en beplanting. De rechtbank oordeelt dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemeente terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. A. Oosterveld en mr. A. Landstra als griffier.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/151
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te Wetering,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 20 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit deels herroepen en het bezwaar voor dat deel ongegrond verklaard. Voor het overige heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Holtjer.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen onbetwiste, feiten als vaststaand aan:
- eiser woont op de [adres] te Wetering (perceelnummer [nummer]), waarop, evenals op de omliggende percelen, de bestemming “Landschappelijk waardevol landbouwgebied” rust;
- eiser heeft verweerder eerder verzocht hem toe te staan een mini-camping op het naastgelegen perceel (nummer [nummer]) te ontwikkelen, waarop door de gemeente een correctief en partieel bestemmingsplan is ontwikkeld waarin dit mogelijk werd gemaakt;
- gedurende de bestemmingsplanprocedure is deze mogelijkheid voor eiser komen te vervallen, waartegen eiser beroep heeft ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
- bij uitspraak van 12 oktober 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft verweerder op 3 mei 2012 en op 14 juni 2012 verzocht om handhavend op te treden, aangezien hij van mening is dat de open plekken tussen de weg en het water (de Wetering) in zijn buurt, waarop de bestemming “Landschappelijk waardevol landbouw-gebied” rust, niet als open plekken worden gebruikt (het strijdige gebruik).
Nadat verweerder het verzoek van eiser aanvankelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard (de rechtbank begrijpt: heeft afgewezen) wegens het ontbreken van belang bij het verzoek, heeft verweerder met het bestreden besluit eiser ontvankelijk verklaard ten aanzien van de percelen waarop eiser zicht heeft. Aangezien er op deze percelen volgens verweerder geen sprake is van strijdig gebruik, heeft verweerder het bezwaar voor wat betreft deze percelen ongegrond verklaard. Voor de overige percelen is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft ter zitting erkend dat er op de percelen, ten aanzien waarvan zijn verzoek ontvankelijk is verklaard, geen sprake is van strijdig gebruik en dat zijn beroep slechts ziet op het bestreden besluit, voor zover het niet-ontvankelijk is verklaard. Derhalve beoordeelt de rechtbank bij het navolgende slechts de ontvankelijkheid van eiser.
3. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de perceelnummers [nummers], waarop volgens eiser sprake is van het strijdige gebruik, niet zijn gelegen naast zijn perceel. Voorts heeft eiser ter zitting erkend dat hij geen zicht heeft op de schuren en (onder meer) zware beplanting, die volgens hem het strijdige gebruik vormen op die perceelnummers. Bovendien heeft eiser gesteld dat hij geen last heeft van het strijdige gebruik.
Gelet hierop is het belang van eiser niet rechtstreeks bij handhaving ten aanzien van het (vermeende) strijdige gebruik betrokken en is hij geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. De stelling van eiser dat hij wel belanghebbende is, omdat hij ook belanghebbende was bij voornoemde bestemmingsplanprocedure, gaat niet op, aangezien bij een bestemmingsplanprocedure een ruimer begrip van belanghebbenden wordt gehanteerd dan in een situatie als de onderhavige.
Ook de niet nader onderbouwde stelling van eiser dat hij belanghebbende is, omdat de bestemming “Landschappelijk waardevol landbouwgebied” ook op zijn perceel rust, gaat niet op. Er is immers geen rechtsgrond voor deze stelling.
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiser, voor zover het beroep hierop ziet, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en door hem en mr. A. Landstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2013.