ECLI:NL:RBONE:2013:BZ9520

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
135485 JE RK 13-9
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Nederland op 21 februari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland had verzuimd de Raad voor de Kinderbescherming tijdig te informeren over het niet verlengen van de ondertoezichtstelling. Hierdoor kon de Raad niet toetsen of een verlenging nog noodzakelijk was. De kinderrechter heeft de Raad de gelegenheid gegeven om alsnog een standpunt in te nemen, maar de Raad gaf aan dat dit niet mogelijk was binnen de gestelde termijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de procedure door intrekking is geëindigd, omdat de gezinsvoogd het verzoek ter zitting heeft ingetrokken. De kinderrechter overweegt dat de minderjarige goed functioneert op school en dat het wegnemen van de druk van de ondertoezichtstelling in deze fase van ontwikkeling de meeste kans biedt op contactherstel met de vader. De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader en de Raad afgewezen en de procedure beëindigd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige stond onder toezicht van de stichting tot 1 maart 2013, en de eerdere beschikking was bekrachtigd door het gerechtshof. De gezinsvoogd heeft op 21 januari 2013 aangegeven het verzoek tot verlenging in te trekken. De minderjarige en de moeder hebben geen gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling aangegeven, terwijl de vader aanvankelijk verweer voerde maar later zijn standpunt wijzigde. De Raad voor de Kinderbescherming was niet op de hoogte van de zitting en vroeg om meer tijd om te reageren. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten dat de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt, gezien de omstandigheden en de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 135485 JE RK 13-9
beschikking van de kinderrechter d.d. 21 februari 2013
op het verzoek van: Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te: Arnhem,
adres: Prins Willem Alexanderlaan 201, 7311 ST Apeldoorn,
verder te noemen: de stichting,
inzake
de minderjarige: [minderjarig],
geboren op: [2000 te plaats],
en
de moeder (ouderlijk gezag): [moeder]
wonende te: [postcode plaats],
adres: [adres],
advocaat: mr. B. Bentem te Enschede,
en
de vader (ouderlijk gezag): [vader],
wonende te: [postcode plaats],
adres: [adres].
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 4 januari 2013;
- de brief van mr. Bentem van 10 januari 2013;
- de brief van de gezinsvoogd van 21 januari 2013;
- de brief met verzoeken van de vader van 1 februari 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 februari 2013;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 februari 2013;
- de brief met bijlagen van de vader van 16 februari 2013.
De feiten
Krachtens beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 16 februari 2012 staat de minderjarige onder toezicht van de stichting tot 1 maart 2013. Bij beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 30 augustus 2012 is voormelde beschikking van 16 februari 2012 bekrachtigd.
Het verzoek
De stichting verzoekt:
- op grond van artikel 1:256 lid 2 Burgerlijk Wetboek de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van drie maanden;
- de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gezinsvoogd heeft bij brief van 21 januari 2013 kenbaar gemaakt dat zij het verzoek ter zitting zal intrekken, hetgeen de gezinsvoogd ter zitting heeft gedaan.
Het standpunt van de minderjarige
De minderjarige verzoekt de kinderrechter het verzoek af te wijzen en stelt dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat aan de kinderrechter aangegeven dat er naar haar mening geen gronden meer zijn voor verlenging van de ondertoezichtstelling.
Het standpunt van de vader
De vader voert verweer tegen het verzoek van de stichting om de ondertoezichtstelling niet te verlengen c.q. het verzoek daartoe in te trekken. Hij is van mening dat de minderjarige nog in haar ontwikkeling wordt bedreigd, nu zij geen contact heeft met haar vader. Alle deskundigen geven immers aan dat het in het belang van de minderjarige is dat zij de ruimte krijgt om een hernieuwde band met haar vader op te bouwen en daarin ook gestimuleerd zal gaan worden.
Bij brief van 16 februari 2013 heeft de vader, middels de brief van 13 februari 2013 aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) aan de kinderrechter kenbaar gemaakt dat hij bij nader inzien van mening is dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet voor enige meerwaarde zal zorgen voor de minderjarige.
Het standpunt van de Raad
De raadsvertegenwoordiger heeft ter zitting medegedeeld niet op de hoogte te zijn van de oproeping van de rechtbank van 4 februari 2013 en evenmin van het voornemen van de stichting, om die reden verzoekt zij de rechtbank om een termijn waarbinnen zij schriftelijk kan reageren op het voornemen van de stichting.
De beoordeling
Op grond van artikel 1:256 lid 3 Burgerlijk Wetboek doet de stichting, indien zij niet overgaat tot een verzoek tot verlenging, hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de Raad, onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
De stichting heeft de Raad niet (tijdig) geïnformeerd over het feit dat zij de ondertoezichtstelling van de minderjarige niet wil verlengen, waardoor de Raad niet in de gelegenheid is gesteld te toetsen of hij met de stichting van oordeel is dat een verlenging daadwerkelijk niet meer nodig is. De Raad heeft deze taak als extra waarborg tegen onverantwoorde beëindiging van een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft de Raad de gelegenheid gegeven om alsnog de door de wetgever bedoelde toets uit te voeren en binnen een week na de zitting schriftelijk te reageren. Op 15 februari 2013 heeft de Raad aan de kinderrechter kenbaar gemaakt dat het voor de Raad niet mogelijk is op korte termijn een standpunt in te nemen, gelet op de hoeveelheid informatie en de complexiteit van de situatie. De Raad verzoekt om die reden de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden te verlengen, binnen welke periode de Raad de zaak grondig en zorgvuldig zal bekijken, om tot een weloverwogen advies te kunnen komen.
Nu de moeder geen verweer voert tegen de beslissing van de stichting om de ondertoezichtstelling niet te verlengen en de vader zich, blijkens zijn brief aan de Raad, heeft neergelegd bij deze beslissing, ziet de kinderrechter, mede in het licht van het gesprek met de minderjarige, geen aanleiding de ondertoezichtstelling alsnog te verlengen. De stichting heeft weliswaar niet de gebruikelijke door de wetgever aangewezen weg gevolgd ter beëindiging van de ondertoezichtstelling, maar nu de vader hier niet langer verweer tegen voert, gaat de kinderrechter hieraan voorbij. Tot slot overweegt de kinderrechter dat het op dit moment goed gaat met de minderjarige. Zij heeft een goede start gemaakt op de middelbare school en heeft aansluiting bij haar medeleerlingen. Haar mentor en de speltherapeute [naam] kunnen haar in de toekomst steun bieden als zij de wens heeft contact op te nemen met haar vader. Gezien de lange voorgeschiedenis van de ouders en de minderjarige zal het wegnemen van de druk op de minderjarige door de ondertoezichtstelling niet te verlengen in deze ontwikkelingsfase van de minderjarige naar het oordeel van de kinderrechter de meeste kans bieden op contactherstel van de minderjarige met haar vader. Derhalve zal de kinderrechter, in het belang van een gezonde uitgroei van de minderjarige, vaststellen dat de procedure door intrekking is geëindigd en zal de kinderrechter volledigheidshalve de zelfstandige verzoeken van de vader en de Raad afwijzen.
De beslissing
De kinderrechter:
stelt vast dat de procedure door intrekking is geëindigd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.H. Schuurman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.