vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/232594 / HA ZA 12-547
de vennootschap naar buitenlands recht
BMH INSTRUMENTS (HK) CO. LTD.,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres,
advocaat mr. B.M. König te Nijmegen,
[gedaagde]
gedaagde,
advocaat mr. P.J.F.M. de Kerf te Nijmegen.
Partijen zullen hierna BMH en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De heer [..] [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) is bestuurder van BMH. [betrokkene] en [gedaagde] zijn lange tijd vrienden van elkaar geweest.
2.2. In 2004 heeft [gedaagde] samen met een zakenpartner QT Inflatables (hierna: QTI) opgericht.
2.3. In 2006 is BMH zaken gaan doen met QTI en per 1 december 2008 heeft [betrokkene] of een door hem gehouden vennootschap 1/3e deel van de aandelen in QTI overgenomen.
2.4. BMH heeft [gedaagde] € 300.000,-- geleend.
2.5. Op 25 augustus 2011 hebben BMH en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening gesloten. Bij de stukken zitten twee versies van de overeenkomst.
2.6. In beide versies wordt BMH aangeduid als Lender en [gedaagde] als Borrower. Beide versies behelzen twee pagina’s tekst. Op de eerste bladzij van de versie van BMH staat, voor zover relevant:
FOR VALUE RECIEVED, BORROWER promises to pay to the order of LENDER, the sum of Euros Sixty Thousand Only (EUR60,000.00) that LENDER already paid to BORROWER Euros Ten Thousand (EUR10,000.00) each quarter began from the third quarter of year 2009, ended at the fourth quarter of year 2010, plus the sum of Euros Two Hundred Thousand Only (EUR200,000.00) that LENDER already paid to BORROWER Euros Fifty Thousand Only (EUR50,000.00) each month began from February 2011, ended at May 2011, plus the sum of Euros Forty Thousand Only (EUR40,000.00) which LENDER already paid on 08 July 2011. The total loan amount of above mentioned loan payments is Euros Three Hundred Thousand Only (EUR300,000.00) (hereinafter, “The Loans”.) without any interest until 31 December 2011 (hereinafter, known as “Maturity Date”. The entire outstanding Loans amount shall be fully paid by the Maturity Date.
2.7. In de versie van [gedaagde] staat nagenoeg dezelfde tekst als hierboven, maar het woord “plus” ontbreekt tweemaal en ook de laatste zin: “(hereinafter, known as “Maturity Date”. The entire outstanding Loans amount shall be fully paid by the Maturity Date.” ontbreekt in de versie van [gedaagde].
2.8. De versie van BMH gaat als volgt verder:
The BORROWER and LENDER, hereby further set forth their rights and obligations to one another under this Loan Agreement and agree tot be legal bound as follows:
1. Loan Repayment Terms: LENDER has 50 percent (%) ownership of the Real Property at [adres] 97, [woonplaats], the Netherland till the loan is fully paid back. By then, LENDER shall receive 10 percent (%) of the ownership of above mentioned real property. BORROWER shall pay to LENDER the entire unpaid balance upon the loan amount principal at the Maturity Date. Otherwise, BORROWER shall pay interest at a rate of 0.5 percent (%) per month on the unpaid balance with interest tot be compounded monthly.
2. Security: To protect LENDER, BORROWER gives what is known as a security interest or mortgage in: [Describe:] Real Property at [adres] 97, [woonplaats], the Netherland.
2.9. De versie van [gedaagde] luidt als volgt:
The BORROWER and LENDER, hereby further set forth their rights and obligations to one another under this Loan Agreement and agree tot be legal bound as follows:
1. Loan Repayment Terms: LENDER has 50 percent (%) ownership of the Real Property at [adres] 97, [woonplaats], the Netherland till the loan is fully paid back. BORROWER shall pay to LENDER the entire unpaid balance upon the loan amount principal at the Maturity Date. Otherwise, BORROWER shall pay interest at a rate of 0.5 percent (%) per month on the unpaid balance with interest tot be compounded monthly.
2. Security for borrower: The amount borrowed by borrower from Lender will not have to be repaid until the moment that borrower has fully been paid his management fee to the amount of Euros Three Hundred Thousand Only (EUR300,000.00) for the period 2005 until 2010 by Lender. If Lender is unable to repay this amount with interest until 31 December 2016, this loan agreement is invalid. From the 01 January 2012 Lender shall bear interest at a rate of 0.5 percent (%) per month on the unpaid balance with interest tot be compounded monthly.
2.10. De eerste pagina van de versie van BMH is niet geparafeerd of ondertekend en ook niet voorzien van een stempel of iets dergelijks. De eerste pagina van de versie van [gedaagde] is voorzien van een stempel van mr. [de notaris] (hierna: de notaris) en voorzien van twee parafen.
2.11. De tweede en laatste bladzij met tekst is wat tekst betreft in beide versies gelijkluidend. Ook zijn beide versies ondertekend door [betrokkene] en [gedaagde], zijn beide versies voorzien van een stempel van de notaris en zijn beide versies gezien voor de legalisatie van de handtekening van [betrokkene] en [gedaagde] op 25 augustus 2011. Artikel 3 van de overeenkomst bepaalt:
3. Default: If BORROWER pledged above defined Real Property as security for any purposes tot the third parties before 31 December 2014, Borrower shall be in default. The LENDER can then demand immediate payment of the entire remaining unpaid balance of this loan, without giving anyone further notices.
2.12. In de periode januari – februari 2012 heeft BMH twee rentenota’s, twee herinneringen en een renteoverzicht verstuurd aan [gedaagde].
2.13. [gedaagde] heeft het bedrag ad € 300.000,-- niet aan BMH terugbetaald en ook geen rente betaald.
2.14. Er is geen recht van hypotheek ten gunste van BMH gevestigd op de woning van [gedaagde] aan de [adres] 97, [werknemer] (hierna: de woning).
2.15. BMH heeft, na daartoe verkregen verlof, conservatoir beslag gelegd op de woning.
3. Het geschil
3.1. BMH vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 300.000,--, vermeerderd met de overeengekomen contractuele rente vanaf 1 januari 2012, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
3.2. BMH heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat partijen een overeenkomst van geldlening met elkaar hebben gesloten en dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst. BMH stelt dat [gedaagde] in verzuim verkeert en dat daarom ingevolge artikel 3 van de overeenkomst de hoofdsom van € 300.000,-- vermeerderd met de contractuele rente direct opeisbaar zijn.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en ontleent haar internationale en regionale bevoegdheid aan de woonplaats van gedaagde (artikel 2 EEX-Vo). Partijen zijn overeengekomen dat Nederlands recht van toepassing is.
4.2. Centrale vraag is wat is overeengekomen tussen partijen. Nu BMH zich beroept op het rechtsgevolg dat de lening opeisbaar is, rust, conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de bewijslast van deze stelling op haar.
4.3. BMH heeft gesteld dat, ook al zouden de verbintenissen zijn overeengekomen zoals neergelegd in de versie van [gedaagde], de hoofdsom ook opeisbaar is, omdat dan ook geldt dat [gedaagde] in strijd met artikel 3 van de overeenkomst een hypotheekrecht heeft gevestigd op de woning en dat hij daarvan geen melding heeft gemaakt aan BMH. BMH doelt hiermee op een recht van hypotheek dat reeds op de woning was gevestigd ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. [gedaagde] betwist dat artikel 3 ook ziet op de reeds ten tijde van het sluiten van de overeenkomst reeds op zijn woning gevestigde hypotheek.
4.4. Volgens vaste jurisprudentie kan de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Tevens is van belang de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen hen hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ( het zogenaamde Haviltexcriterium). In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang (HR 20 februari 2004, JOR 2004, 157 DSM / Fox).
4.5. De tekst van de overeenkomst laat ruimte voor de uitleg van BMH, maar ook voor de uitleg van [gedaagde] dat het slechts gaat over het vestigen van zekerheidsrechten op de woning vanaf de datum van het sluiten van de overeenkomst. Bij de uitleg van de tekst houdt de rechtbank er rekening mee dat voor beide partijen het Engels niet de moedertaal is en er daarom niet teveel waarde kan worden gehecht aan de grammaticale aspecten van de tekst. De ervaring leert dat meest gebruikelijk is dat dergelijke bepalingen die betrekking hebben over het intreden van verzuim, afspraken behelzen voor de toekomst. Het ligt niet voor de hand om het intreden van verzuim afhankelijk te maken van een omstandigheid in het verleden. De rechtbank stelt vast dat deze overeenkomst is gesloten tussen enerzijds een professionele partij, BMH, en anderzijds een particulier, [gedaagde]. Gelet op deze omstandigheden heeft [gedaagde] erop mogen vertrouwen dat in artikel 3 slechts gedoeld werd op zekerheidsrechten op de woning vanaf het moment van het sluiten van de overeenkomst. Van BMH als professionele partij mocht verwacht worden dat zij [gedaagde] uitdrukkelijk gevraagd zou hebben naar reeds op de woning gevestigde zekerheidsrechten indien dit voor haar relevant was.
4.6. Aan beantwoording van de vraag of BMH op de hoogte was van het reeds gevestigde hypotheekrecht komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet toe.
4.7. Daarnaast heeft BMH betoogd dat [gedaagde] in strijd met artikel 1 van de overeenkomst niet 50% van de eigendom van de woning aan BMH heeft overgedragen. Nu gesteld noch gebleken is dat hieraan het gevolg verbonden is dat [gedaagde] de lening terug moet betalen, behoeft dit betoog geen bespreking.
4.8. BMH heeft uitdrukkelijk bewijs aangeboden van haar stelling dat de paraaf op de eerste pagina van de versie van [gedaagde] niet afkomstig is van [betrokkene]. Vooralsnog zal de rechtbank niet overgaan tot het benoemen van een deskundige, nu met het enkele bewijs van voornoemde stelling nog niet vaststaat wat is overeengekomen tussen partijen.
4.9. BMH heeft aangevoerd dat de tekst van artikel 2 van de overeenkomst in de versie van [gedaagde] onlogisch is, omdat er geen rechtsverhouding bestaat op grond waarvan BMH een managementfee aan [gedaagde] is verschuldigd en omdat het onlogisch is dat BMH [gedaagde]
€ 300.000,-- zou moeten betalen alvorens recht te hebben op (terug)betaling van
€ 300.000,--. Wat hier ook van zij, het enkele feit dat de versie van [gedaagde] onlogisch zou zijn, maakt nog niet dat vaststaat dat de verbintenissen zoals opgenomen in de versie van BMH zijn overeengekomen tussen partijen.
4.10. Gelet op het voorgaande staat thans niet vast wat is overeengekomen tussen partijen. De rechtbank zal daarom conform de hoofdregel BMH bewijs opdragen van haar stelling dat is overeengekomen dat [gedaagde] uiterlijk op 31 december 2011 € 300.000,-- aan BMH diende terug te betalen, bij gebreke waarvan [gedaagde] over het nog openstaande bedrag vanaf die datum een rente van 0,5% per maand verschuldigd is.
4.11. Indien BMH slaagt in het leveren van het haar opgedragen bewijs, dan is de vordering toewijsbaar. Indien BMH niet slaagt in het leveren van het haar opgedragen bewijs, is vervolgens de vraag wat partijen wel zijn overeengekomen aangaande terugbetaling van de lening. Als BMH niet slaagt, betekent dit immers niet zonder meer dat de verbintenissen zoals opgenomen in de versie van [gedaagde] dan zijn overeengekomen, nu dit door BMH gemotiveerd wordt betwist.
4.12. Zelfs in het geval vast zou komen te staan dat de verbintenissen zoals opgenomen in de versie van [gedaagde] zijn overeengekomen, is daarmee niet gezegd dat de lening niet terugbetaald hoeft te worden. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zijn managementfee betaald moest worden door QTI en dat tussen hem en [betrokkene] niet is besproken wat er met de lening zou gebeuren als QTI de fee niet zou kunnen betalen. Volgens de versie van [gedaagde] is in dat geval “the loan agreement [is] invalid.”. De vraag is dan wat partijen hiermee bedoeld hebben en wat voor rechtsgevolgen dit heeft.
4.13. Voor zover BMH in bepaalde e-mails bewijs ziet van haar stelling, wordt zij verzocht precies te duiden welke e-mails (naast de ter comparitie besproken e-mails) dit betreft nu het aantal overgelegde e-mails talrijk is zonder dat tot op heden toegelicht is wat uit welke e-mail blijkt. Deze duiding kan worden verstrekt bij het overleggen van de bewijsmiddelen of bij een eventuele conclusie na enquête.
4.14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt BMH op te bewijzen dat tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde] uiterlijk op 31 december 2011 € 300.000,-- aan BMH diende terug te betalen, bij gebreke waarvan [gedaagde] over het nog openstaande bedrag vanaf die datum een rente van 0,5% per maand verschuldigd is,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 april 2013 voor uitlating door BMH of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat BMH, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat BMH, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G.J. Meijer in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.