Vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/234181 / HA ZA 12-678
[eiser]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.C.N. Amory te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.P.H.G.W. Sars te Doetinchem (onttrokken).
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 29 september 2006 is van de bankrekening van “de heer H. [eiser in conventie] en mevrouw S. [betrokkene]” een bedrag van € 100.000,00 overgemaakt naar “Univacco Technology Inc 1-13 Markouli Martou, Tainanhsien/Taiwan”
2.2. Op 7 maart 2007 is van de bankrekening van “H. [eiser in conventie] Holding B.V.” een bedrag van € 100.000,00 overgemaakt naar “[gedaagde in conventie] Beheer BV”.
2.3. In een ongedateerd overzicht van [X]’s Administratie- en Fiscaal Adviesbureau is een opstelling van “Lening [gedaagde in conventie] Beheer B.V.” opgenomen waarin met betrekking tot de jaren 2006 – 2009 na vermelding van een rente van 7%, op jaarbasis een eindbedrag van € 91.025,00 is vermeld.
2.4. In een brief van 19 januari 2010 van “[gedaagde in conventie] Holding BV”, ondertekend door de heer [gedaagde in conventie], aan [eiser in conventie] is het volgende vermeld:
Naar aanleiding van het door u verstrekte overzicht van de uitstaande lening van [gedaagde in conventie] Beheer B.V. erkennen wij de hoogte van het nog te betalen bedrag € 91.025,00.
Wij zullen ervoor zorgen dat het totale bedrag voor eind maart 2010 bij u op de rekening is bijgeschreven.
Betaling zal plaatsvinden nadat Univacco Taiwan zijn goodwill aan groot € 250.000,- aan ons heeft voldaan.
Mocht het zo zijn dat Univacco op een eerder tijdstip zijn betaling voldoet zullen wij per omgaande overgaan tot betaling van de door u verstrekte lening.
2.5. In de voormelde brief van 19 januari 2010 is een KvK-nummer vermeld dat overeenkomt met het KvK-nummer van [gedaagde in conventie] Beheer B.V.
2.6. [eiser in conventie] heeft in verband met de in deze procedure ingestelde vordering ten laste van [gedaagde in conventie] conservatoir beslag doen leggen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van € 112.982,73, te vermeerderen met de over de hoofdsom van € 91.025,00 te berekenen wettelijke rente van 7% vanaf 1 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van het beslag.
3.2. Het bedrag van € 112.982,73 is gebaseerd op een hoofdsom van € 91.025,00 vermeerderd met € 18.052,86 in verband met een contractuele rente van 7% vanaf 1 januari 2010 tot en met 1 september 2012, € 1.685,25 in verband met door [eiser in conventie] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en € 2.219,62 in verband met de kosten voor het leggen van conservatoir beslag.
3.3. Voor de hiervoor vermelde hoofdsom van € 91.025,00 wordt onder meer verwezen naar het nog openstaande deel van de lening en rente als blijkend uit de onder 2.4. vermelde brief.
3.4. [gedaagde in conventie] voert verweer. De lening zou worden terugbetaald eerst onder de voorwaarde dat het door haar gedreven Megafoils winst zou maken en nadien onder de voorwaarde van betaling van een goodwillvergoeding aan [gedaagde in conventie] door het Taiwanese Univacco. Megafoils heeft nimmer winst gemaakt. Tegelijkertijd is ook de goodwillvergoeding zoals hiervoor bedoeld, nooit ontvangen. Bovendien is de lening aangegaan met H. [eiser in conventie] Holding BV en/of [eiser in conventie] gezamenlijk met zijn echtgenote S. [betrokkene], maar in ieder geval niet met (uitsluitend) [eiser in conventie] zelf. Aanvankelijk betwistte [gedaagde in conventie] ook dat zij ([gedaagde in conventie]) partij was bij de lening, echter heeft zij tijdens de comparitie van partijen te kennen gegeven dit verweer te laten varen.
3.5. Tot slot is het verweer van [gedaagde in conventie] dat indien al van een opeisbare vordering van [eiser in conventie] moet worden uitgegaan, [eiser in conventie] misbruik maakt van zijn daaruit voortvloeiende rechten, althans [eiser in conventie] jegens haar niet handelt overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. [eiser in conventie] zou met de ex-werkgever van [gedaagde in conventie] samenspannen om op onrechtmatige wijze – en zonder daarvoor te willen betalen – de aandelen van [gedaagde in conventie] in handen te krijgen.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.7. [gedaagde in conventie] vordert samengevat – de opheffing van de door [eiser in conventie] gelegde conservatoire beslagen en veroordeling van [eiser in conventie] tot schadevergoeding in verband met deze beslagen, zulks op te maken bij staat, alsmede [eiser in conventie] te veroordelen tot betaling van € 2.000,00 in verband met door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, voorts [eiser in conventie] te veroordelen in de kosten van de procedure en nakosten.
3.8. [eiser in conventie] voert verweer.
3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Als eerste wordt ingegaan op het verweer van [gedaagde in conventie] dat de lening is aangegaan, zoals door [gedaagde in conventie] tijdens de comparitie van partijen is toegelicht, aanvankelijk onder de voorwaarde dat Megafoils winst zou maken en nadien onder de voorwaarde dat Univacco Taiwan een met [gedaagde in conventie] overeengekomen goodwillvergoeding zou betalen.
4.2. Voor de voorwaarde van betaling van de gestelde goodwillvergoeding verwijst [gedaagde in conventie] naar haar onder 2.4. vermelde brief aan [eiser in conventie]. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiser in conventie] na ontvangst van de betreffende brief met de daarin gestelde voorwaarde van betaling akkoord is gegaan zodat de daarin gestelde voorwaarde verder voor de beoordeling van geen betekenis is, althans niet kan worden aangemerkt als tussen partijen overeengekomen.
4.3. [gedaagde in conventie] stelt verder dat de terugbetaling van de lening pas hoefde te geschieden op het moment dat Megafoils winst zou maken. Deze stelling van [gedaagde in conventie] is echter onvoldoende onderbouwd in het licht van de door hem niet weersproken omstandigheid dat Megafoils tijdens het aangaan van de lening nog niet bestond, maar slechts, zoals zijdens [gedaagde in conventie] tijdens de comparitie van partijen is toegelicht, een handelsnaam was voor een gedeelte van de door haar gedreven activiteiten. Zijdens [gedaagde in conventie] is evenmin een verklaring gegeven voor het feit dat ondanks de door haar gestelde voorwaarden voor terugbetaling van de lening en de omstandigheid dat Megafoils nooit winst heeft gemaakt, zij van de lening van € 200.000,00 toch al bijna de helft heeft terugbetaald. Weliswaar stelt zij dat zij [eiser in conventie] hiermee heeft willen helpen in deze economisch slechte tijden, echter is dit geen passende verklaring gelet op de aanzienlijke financiële problemen waarin [gedaagde in conventie] zelf verkeerde en nog steeds verkeert. Verder is opvallend dat door [gedaagde in conventie] in haar onder 2.4. vermelde brief geen verwijzing is opgenomen naar de door haar gestelde voorwaarde van zwarte cijfers voor Megafoils. Ook daarvoor heeft [gedaagde in conventie] geen verklaring kunnen geven. [gedaagde in conventie] wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat terugbetaling slechts hoefde plaats te vinden in geval van zwarte cijfers voor Megafoils en/of de ontvangst van een door haar overeengekomen goodwillvergoeding met Univacco.
4.4. De slotsom van het voorgaande is dat het hier gaat om een lening met een onvoorwaardelijke aflossingsverplichting. Ten aanzien van de termijn waarbinnen moet worden afgelost, zijn partijen kennelijk niets overeengekomen, althans heeft [eiser in conventie] niets over zo’n termijn gesteld. Indien geen termijn voor aflossing is overeengekomen, moet worden aangenomen dat aflossing dient plaats te vinden zodra de uitlener dat verlangt. Op de voet van artikel 7A:1797 BW kan de inlener in rechte uitstel van deze betaling of een vaststelling van een betaling in termijnen vorderen. Een dergelijke vordering is echter niet ingesteld. Derhalve zal van een directe opeisbaarheid van de lening worden uitgegaan.
4.5. [gedaagde in conventie] heeft verder nog gesteld dat in ieder geval niet uitsluitend [eiser in conventie] als een partij bij de overeenkomst van geldlening kan worden aangemerkt. In dat kader wijst zij erop dat de helft van de uitgeleende gelden van de gezamenlijke rekening van [eiser in conventie] en diens echtgenote mevrouw S. [betrokkene] is overgemaakt en dat de andere helft van de bankrekening van H. [eiser in conventie] Holding is overgemaakt.
4.6. Ten aanzien daarvan wordt het volgende overwogen. De vraag van welke rekening de uitgeleende gelden zijn overgemaakt, is niet bepalend voor de vraag wie partij is bij de overeenkomst. Gelet op het verweer van [gedaagde in conventie] dat niet (uitsluitend) [eiser in conventie] partij is bij de overeenkomst, dient [eiser in conventie] echter wel bewijs te leveren van zijn stelling van het tegendeel. Meer specifiek dient hij te bewijzen dat niet zijn partner S. [betrokkene] en/of H. [eiser in conventie] Holding (mede) partij is bij de overeenkomst of te bewijzen dat hij op andere gronden met uitsluiting van anderen gerechtigd is tot de uit de overeenkomst voortvloeiende vordering tot terugbetaling.
4.7. Tot slot is het verweer van [gedaagde in conventie] dat indien van een opeisbare vordering van [eiser in conventie] wordt uitgegaan, ter zake de opeising daarvan sprake is van een misbruik van recht, althans van een handelen in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De door [gedaagde in conventie] gestelde omstandigheid dat [eiser in conventie] de aandelen van [gedaagde in conventie] wil verkrijgen is op zichzelf niet voldoende om het gestelde misbruik aan te nemen, nog daargelaten dat het verband met een door [eiser in conventie] gewenste verkrijging van aandelen - wat daar verder ook van zij - zonder verdere toelichting, die niet is gegeven, niet duidelijk is en daardoor niet aannemelijk is geworden.
in reconventie
4.8. In reconventie wordt de opheffing van de door [eiser in conventie] gelegde beslagen gevorderd. Die vordering houdt verband met het oordeel in conventie in die zin dat indien de vordering in conventie wordt toegewezen, daaruit de afwijzing van de vordering in reconventie volgt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat deze vordering voorwaardelijk is ingesteld waardoor aan een verdere beoordeling daarvan nog niet wordt toegekomen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. draagt [eiser in conventie] op te bewijzen dat (uitsluitend) hij partij is bij de overeenkomst van geldlening met [gedaagde in conventie] of te bewijzen dat hij op andere gronden gerechtigd is tot de uit de overeenkomst voortvloeiende vordering tot terugbetaling,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 maart 2013 voor uitlating door [eiser in conventie] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een andere bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [eiser in conventie], indien hij geen bewijs wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [eiser in conventie], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden april tot en met juni 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.R. Veerman in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten zenden,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan,
5.8. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.