vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/234124 / HA ZA 12-673
Vonnis van 27 februari 2013
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERMODAL PARTNERS B.V.,
gevestigd te Barneveld,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H&S FOODTRANS B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M. Deckers te Amsterdam,
[gedaagden]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.I. Keur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna IP, H&S Foodtrans, [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 december 2006 hebben Hebo Beheer B.V. (hierna: Hebo Beheer) en [gedaagde] Intermodal IP opgericht.
2.2. Hebo Beheer en [gedaagde] Intermodal werden ieder bestuurder van IP. Daarnaast werd [gedaagde] Intermodal voor 50% aandeelhouder van IP. Hebo Beheer aanvankelijk ook, maar zij heeft op 31 mei 2007 haar aandelen geleverd aan haar dochtervennootschap H&S Management B.V., wier naam later is gewijzigd in H&S Group B.V. (hierna: H&S Group).
2.3. Bij de stukken bevindt zich een Verklaring afstand voorkeursrecht, ondertekend namens [gedaagde] Intermodal en gedateerd op 29 mei 2007. [gedaagde] Intermodal verklaart hierin geen gebruik te willen maken van haar recht tot koop in verband met het voornemen van Hebo Beheer om haar aandelen IP over te dragen aan H&S Group.
2.4. IP houdt alle aandelen OOO Intermodal Partners PLC (hierna: OOO IP).
2.5. Bij de stukken bevindt zich een in november of december 2007 ondertekend stuk dat de kop Aandeelhoudersovereenkomst en Directiereglement Intermodal Partners B.V. draagt. Het is ondertekend door U. [betrokkene] voor zichzelf en namens Hebo Beheer, [gedaagde] voor zichzelf en namens [gedaagde] Intermodal, en W. Scholtens voor OOO IP. Blijkens de aanhef ondertekenen Hebo Beheer en [gedaagde] Intermodal ieder dit stuk als 50%-aandeelhouder van IP. De inhoud van dit stuk wordt hierna als de aandeelhoudersovereenkomst aangeduid.
2.6. De aandeelhoudersovereenkomst bevat onder meer een uitwerking van de statutaire rechten die de aandeelhouders toekomen en van de wijze waarop het resultaat van de deelneming in OOO IP voor rekening van de aandeelhouders komt. Dit laatste kan leiden tot een verplichting tot bijstorting van het bedrag van een verlies op de aandelen.
2.7. In een zaak tussen Hebo Beheer als eiseres en [gedaagde] Intermodal (zaaknummer/ rolnummer: 199293/HA ZA 10-754) vorderde Hebo Beheer veroordeling van [gedaagde] Intermodal tot bijstorting in de verliezen van IP boven een door haar betaald bedrag van € 40.000,00 en veroordeling tot betaling van boetes. Daarnaast vorderde zij een verklaring voor recht inhoudend dat [gedaagde] Intermodal verplicht was tot aanzuivering van het verlies uit de deelneming van IP in OOO IP. Hebo Beheer baseerde zich hierbij op de aandeelhoudersovereenkomst. In die zaak heeft de rechtbank te Arnhem bij vonnis van 13 oktober 2010 onder meer overwogen:
4.7 Het niet gedagtekende stuk dat de aandeelhoudersovereenkomst bevat, mist door het ontbreken van de dagtekening de bewijskracht van een akte. Nu ([gedaagde] Intermodal) de totstandkoming van een geldige overeenkomst betwist, is het dus aan Hebo Beheer te stellen en zonodig te bewijzen dat de overeenkomst tot stand gekomen is.
4.8 En daar loopt deze zaak vast. Hoewel Hebo Beheer stelt dat er slechts sprake is geweest van een ‘verhanging’ binnen haar concern, waardoor het er niet toe doet dat zij en niet H&S Group de aandeelhoudersovereenkomst heeft gesloten, betoogt zij ook dat de overeenkomst is gesloten door aandeelhouders, gebruik makend van hun aandeelhoudersbevoegdheden om regelingen omtrent het aandeelhouderschap te treffen. Daarvan is echter ook in het betoog van Hebo Beheer geen sprake. De overeenkomst is immers niet door twee aandeelhouders gesloten.
4.9 Ook in Hebo Beheers eigen betoog bestaat er geen aandeelhoudersovereenkomst waarbij zij partij is. De vraag of dan wellicht een overeenkomst tussen ([gedaagde] Intermodal) en de aandeelhouder H&S Group tot stand gekomen is, een situatie die kennelijk door ([gedaagde] Intermodal) en wellicht ook door U. [betrokkene] beoogd werd, is niet aan de orde nu H&S Group noch procespartij is noch rechten of verplichtingen uit de overeenkomst aan zich overgedragen heeft gekregen. Dat er sprake is geweest van contractsovername, zoals Hebo Beheer stelt, is uitgesloten. Er is in de situatie waarin Hebo Beheer aan de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst heeft meegewerkt zonder aandeelhouder te zijn en ([gedaagde] Intermodal) heeft gedagvaard als mede-aandeelhouder wat zij niet is, geen moment van contractsoverneming aanwijsbaar.
4.10 Nu Hebo Beheer haar vordering grondt op de rechten van een aandeelhouder uit een aandeelhoudersovereenkomst terwijl er van een overeenkomst tussen de twee aandeelhouders van (IP) ook naar haar eigen zeggen geen sprake is, moet de conclusie luiden dat zij niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
2.8. [betrokkene 2], heeft op 27 augustus 2007 namens H&S Foodtrans aan [gedaagde] gemaild:
Mag ik jou verzoeken i.v.m. onderstaande EUR 20.000,- over te maken naar ING (…) tnv Intermodal Partners BV?
Wij zullen dan EUR 40.000,- doorstorten naar OOO Intermodal Partners in Rusland, zodat zodra de trucks geregistreerd zijn we aan de slag kunnen (…).
Met ‘onderstaande’ is bedoeld een mailbericht van een zekere [betrokkene 3] aan [betrokkene 2] en [betrokkene 4] met de tekst:
The passport of the deal has been opened. Since there are considerable out-of-the-pocket expenses expected locally (…), it would be preferable to transfer a first part under the loan agreement in the amount of 40.000 EUR under Loan Contract no IP-FT 07/04.
2.9. Met valutadatum 30 augustus 2007 is € 20.000,00 overgemaakt aan IP onder de mededeling ‘TRANSFER TO RUSSIA’ en met valutadatum 20 september 2007 is € 20.000,00 overgemaakt aan IP onder de mededeling ‘DEELNAME KOSTEN’.
2.10. IP heeft deze twee maal € 20.000,00 ontvangen en geadministreerd. In haar boekhouding staat onder ‘leningen Intercompany [gedaagde]’ een bedrag van € 40.000,00 vermeld
3. Het geschil
in conventie
3.1. IP en H&S Foodtrans vorderen samengevat:
primair:
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] tot betaling aan IP of H&S Foodtrans van € 74.470,00,
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] tot betaling aan IP of H&S Foodtrans van € 226.252,00,
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] tot betaling aan IP of H&S Foodtrans van € 97.289,00,
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] tot betaling aan IP of H&S Foodtrans van € 9.295,00,
subsidiair:
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] Intermodal uit hoofde van de aandeelhoudersovereenkomst over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 respectievelijk € 74.470,00, € 226.252,00, € 97.289,00 en € 9.295,00, in totaal € 407.306,00 verschuldigd is,
- veroordeling om onder verbeurte van een dwangsom deze vier bedragen aan IP te voldoen,
een en ander vermeerderd met rente en kosten, waaronder incassokosten en nakosten en met rente over de kosten.
3.2. De vordering is, kort samengevat, als volgt onderbouwd. IP en H&S Foodtrans stellen primair schade te hebben geleden als gevolg van niet nakomen van de aandeelhoudersovereenkomst en niet naleven van de statuten van IP door [gedaagde] Intermodal en [gedaagde]. Subsidiair vorderen zij veroordeling van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] om de verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst en de statuten van IP na te komen. Daartoe stellen IP en H&S Foodtrans dat [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] onrechtmatig handelen jegens hen door de hier bedoelde verplichtingen niet na te komen. IP, H&S Foodtrans, H&S Group en [gedaagde] Intermodal zijn met elkaar verbonden via de joint venture IP. H&S Foodtrans was vanaf het begin bedoeld als joint venture-partner, terwijl zij de belangrijkste opdrachtgever van OOO IP was via H&S Group. Hierbij komt dat H&S Foodtrans, zoals [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] wisten, althans behoorden te weten, grote bedragen aan IP heeft geleend, die deze aan OOO IP doorleende, en dat dit gebeurde omdat [gedaagde] Intermodal tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst. De instemming van [gedaagde] Intermodal met de uitgangspunten van de joint venture – exploitatie voor eigen rekening en risico door de betrokken partijen – wekte bij IP en H&S Foodtrans het vertrouwen dat zij haar verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst zou nakomen.
3.3. [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] voeren verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hieronder, voor zover van belang, nader in.
in reconventie
3.4. [gedaagde] Intermodal vordert – samengevat – veroordeling van IP tot betaling van € 40.000,00, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de nakosten. Zij stelt dat zij aan IP een lening van € 40.000,00 heeft verstrekt en verwijst ter onderbouwing hiervan naar de onder 2.9 en 2.10 genoemde feiten. Herhaaldelijk heeft zij om terugbetaling van de lening verzocht, maar IP weigert te betalen.
3.5. IP voert verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hieronder, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe in deze zaak omdat de schade van de door eiseressen in conventie gestelde onrechtmatige daad zich in Nederland zou hebben voorgedaan. Op de verweten gedragingen, in de kern schending van aandeelhoudersverplichtingen bij een Nederlandse rechtspersoon, is Nederlands recht toepasselijk.
4.2. De aandeelhoudersovereenkomst staat centraal in het betoog van eiseressen. Deze bestaat volgens [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] niet.
4.3. Hierbij beroepen zij zich mede op het bovengenoemde vonnis van 13 oktober 2010. Ten onrechte echter lijken zij te stellen dat ten gevolge van dit vonnis, waarvan geen hoger beroep is ingesteld, thans tussen partijen vaststaat dat de aandeelhouders-overeenkomst niet bestaat. Dit standpunt vindt geen steun in het recht. Het staat slechts vast in de verhouding tussen Hebo Beheer en [gedaagde] Intermodal. Het standpunt van gedaagden dat het entameren van de onderhavige procedure in verband met het feit dat het vonnis van 13 oktober 2010 in kracht van gewijsde gegaan is, misbruik van recht oplevert, moet dan ook worden verworpen.
4.4. De aandeelhoudersovereenkomst is niet gesloten tussen aandeelhouders. Het is evident dat Hebo Beheer zich na de overdracht van haar aandelen niet als zodanig kon binden.
4.5. IP en H&S Foodtrans betogen dat het feit dat [gedaagde] Intermodal wist van de overdracht van de aandelen door Hebo Beheer aan H&S Group, hetgeen zou blijken uit de onder 2.3 hierboven genoemde Verklaring van afstand voorkeursrecht, betekent dat [gedaagde] Intermodal zich wel degelijk heeft willen binden tegenover de mede-aandeelhouder H&S Group.
4.6. Nog daargelaten dat de Verklaring afstand voorkeursrecht niet aantoont dat [gedaagde] Intermodal wist van de aandelenoverdracht aan H&S Group, maar alleen dat zij op de hoogte was van het voornemen de aandelen in H&S Group in te brengen, kan deze redenering van IP en H&S Foodtrans niet gevolgd worden.
4.7. De stelling van IP en H&S Foodtrans dat de aandeelhoudersovereenkomst [gedaagde] Intermodal bindt, strandt op het gegeven dat de overeenkomst is gesloten door twee partijen die zich tegenover elkaar niet als aandeelhouders konden binden. Er was wel wilsovereenstemming tussen Hebo Beheer en [gedaagde] Intermodal, maar deze ontbeerde het beoogde rechtsgevolg omdat Hebo Beheer niet de rechten en verplichtingen van een aandeelhouder van IP toekwamen.
4.8. IP en H&S Foodtrans stellen dat er wel degelijk een overeenkomst tussen de werkelijke aandeelhouders tot stand gekomen is. De vraag is dan of, hoewel de overeenkomst tussen niet-aandeelhouder Hebo Beheer en aandeelhouder H&S Group op papier gezet werd, wilsovereenstemming met dezelfde inhoud bestond tussen de beide aandeelhouders.
4.9. Dit is niet het geval. Gesteld noch gebleken is dat H&S Group ten tijde van het sluiten van de aandeelhoudersovereenkomst beter wist dan dat haar moedermaatschappij Hebo Beheer aandeelhouder was. Bovendien blijkt uit de ondertekening van de aandeelhoudersovereenkomst dat ook Hebo Beheer zelf meende aandeelhouder te zijn. Aannemelijk is dat als dit anders was, het niet eens tot het sluiten van de pretense overeenkomst door Hebo Beheer gekomen zou zijn. Maar dat is een heel andere conclusie dan die van IP en H&S Foodtrans, die immers de conclusie trekken dat er een aandeelhoudersovereenkomst tussen Hebo Beheer en [gedaagde] Intermodal bestaat.
4.10. Het komt er op neer dat er geen aandeelhoudersovereenkomst met het daarin beoogde rechtsgevolg tot stand gekomen is. De aandeelhoudersovereenkomst is dus geen overeenkomst die [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] bindt. Nu alle verdere stellingen van IP en H&S Foodtrans gebouwd zijn rond het bestaan van de aandeelhoudersovereenkomst, behoeven hun overige stellingen geen bespreking meer. Hun vordering moet worden afgewezen.
4.11. IP en H&S Foodtrans zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 3.621,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.781,00
4.12. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.13. De rechtbank laat in het midden of op de door [gedaagde] Intermodal gestelde lening Nederlands danwel Belgisch recht van toepassing is, nu volgens beide geldt wat hierna onder 4.14-4.16 wordt overwogen.
4.14. Het in reconventie gevoerde verweer dat de lening van in totaal € 40.000,00 onvoldoende vaststaat, gaat, gelet op de vaststaande feiten onder 2.8-2.10 niet op. Er moet dus vanuit gegaan worden dat IP terecht het bedrag van € 40.000,00 als lening in haar boeken heeft opgenomen.
4.15. Rond de lening, in het bijzonder over rente, zijn geen verdere afspraken gemaakt.
4.16. Van een eerdere opzegging, gericht aan IP zelf, dan bij eis in reconventie, op 21 november 2012, is niet gebleken. De opzegging die uit die eis blijkt, moet geacht worden effect te hebben gehad. De lening is door [gedaagde] Intermodal opgezegd en vanaf het moment dat deze opzegging effect sorteert is de wettelijke rente verschuldigd.
4.17. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot terugbetaling van de geleende € 40.000,00 toewijsbaar is met de wettelijke rente vanaf 21 november 2012.
4.18. IP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] Intermodal worden begroot op € 2.580,00 voor salaris advocaat (2,0 punten × tarief € 2.580,00).
4.19. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt IP en H&S Foodtrans hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] Intermodal en [gedaagde] tot op heden begroot op € 8.781,00,
5.3. veroordeelt IP en H&S Foodtrans hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn gekweten, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat IP en H&S Foodtrans niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5. veroordeelt IP om aan [gedaagde] Intermodal te betalen een bedrag van € 40.000,00 (veertig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 21 november 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.6. veroordeelt IP in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] Intermodal tot op heden begroot op € 2.580,00,
5.7. veroordeelt IP in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat IP niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.