Parketnummer : 05/701166-12
Data zittingen : 30 januari 2013 en 18 maart 2013
Datum uitspraak : 29 maart 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2012, te Malden, gemeente Heumen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Westerkanaaldijk, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl hij een fietser rijdende op de Westerkanaaldijk, wel (tijdig) had waargenomen, en/of niet, althans in onvoldoende mate op die door hem waargenomen fietser en/of het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Westerkanaaldijk, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk de op die weg (de Westerkanaaldijk) aangebrachte fietssuggestiestrook is gaan berijden, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg, de Westerkanaaldijk, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Malden, gemeente Heumen, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Westerkanaaldijk, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl hij een fietser rijdende op de Westerkanaaldijk, wel (tijdig) had waargenomen, en/of niet, althans in onvoldoende mate op die door hem waargenomen fietser en/of het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Westerkanaaldijk, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk de op die weg (de Westerkanaaldijk) aangebrachte fietssuggestiestrook is gaan berijden, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg, de Westerkanaaldijk, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) die fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 18 maart 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
De officier van justitie, mr. B. Molenaar, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte reed op 10 april 2012 in zijn auto over de Westerkanaaldijk, een rechte weg, te Malden. Het slachtoffer, [slachtoffer], reed op zijn fiets op diezelfde weg in dezelfde richting. Aan beide zijden van de weg is een fietssuggestiestrook aangebracht, [slachtoffer] reed op de fietssuggestiestrook aan de rechterzijde.
[slachtoffer] is door verdachte van achteren aangereden en hij is op rechterkant van de auto van verdachte terechtgekomen. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
In het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse staat dat op het wegdek geen sporen zijn aangetroffen op grond waarvan de exacte botsplaats kan worden vastgesteld. Omdat geen botsplaats kan worden vastgesteld, zijn twee hypotheses uitgewerkt. Hypothese 1 gaat er van uit dat verdachte in zijn auto midden op de weg reed op het moment dat de fietser, [slachtoffer], naar links kwam. Bij hypothese 2 wordt er van uitgegaan dat de fietser op de suggestiestrook reed en daar (recht) door verdachte werd aangereden. Beide hypotheses zijn in een tekening weergegeven, waarbij is opgemerkt dat hypothese 2 ook verkregen kan worden door de fietser meer naar het midden van de weg te plaatsen, waarbij in dat geval verdachte ook meer links zou hebben gereden, en de fietser op die plaats recht van achteren door verdachte is aangereden.
Op basis van de bevindingen wordt hypothese 2 ‘waarschijnlijker’ geacht dan hypothese 1.
Verdachte heeft verklaard dat hij ruim te voren voor hem de fietser zag rijden aan de rechterkant van de weg, dat hij zelf in het midden reed omdat aan beide kanten van de weg fietsstroken zijn aangebracht, en dat hij niet over de fietsstrook is heen gereden. Hij verklaart dat hij niet heeft gezien dat de fietser naar links is gekomen maar dat hij denkt dat op het moment dat hij de fietser wilde passeren deze, om welke reden dan ook, naar links is afgeweken van zijn koers, waardoor de fietser tegen de rechterzijkant van zijn auto is gebotst.
De fietser, [slachtoffer], kan zich niets herinneren van het ongeval. De enige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, zijn dan ook het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse en de verklaring van verdachte. De verkeersongevallenanalyse geeft geen uitsluitsel over de oorzaak van het ongeval, maar beperkt zich tot een ‘waarschijnlijker’ hypothese. Verdachte verklaart dat hij rechtuit reed en niet over de fietsstrook is gereden. De rechtbank concludeert dat bij gebrek aan andere bewijsmiddelen die de in de verkeersongevallenanalyse getrokken conclusie (dat hypothese 2 waarschijnlijker is) ondersteunen, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor bij [slachtoffer] letsel is toegebracht, althans dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. J.M.J.M. Doon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2013.