ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5731

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
07.650286-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid in de gemeente Zwolle

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland op 25 maart 2013, is de verdachte beschuldigd van schennis van de eerbaarheid. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op of omstreeks 12 mei 2012 in de gemeente Zwolle zich opzettelijk oneerbaar heeft getoond op een plaats die voor het openbaar verkeer bestemd is, met ontbloot geslachtsdeel. Tijdens de zitting op 11 maart 2013 was de verdachte niet aanwezig, maar de officier van justitie, mr. R.M. van Nes, was wel aanwezig en heeft de veroordeling van de verdachte gevorderd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de beschuldigingen erkend, wat leidde tot een bekennende verklaring. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd die tot de bewezenverklaring hebben geleid. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is volgens de wet en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid dat deze wordt omgezet in 20 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gedrag van de verdachte op een openbare plaats niet getolereerd kan worden, vooral gezien de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden. De verdachte had zich uit frustratie over zijn situatie in de opvang voor dak- en thuislozen zo gedragen, maar de rechtbank achtte een werkstraf passend, gezien het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST - NEDERLAND
Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650286-12 (P)
Uitspraak: 25 maart 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013.
De verdachte is niet verschenen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.M. van Nes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2012 in de gemeente Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of om een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] ;
- Bekennende verklaring van verdachte .
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 12 mei 2012 in de gemeente Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of om een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 12 mei 2012 uit frustratie omdat hij die ochtend uit de opvang voor dak- en thuislozen de Herberg was gezet, zijn broek laten zakken en zijn geslachtsdeel getoond toen hij twee dames op scooters op de openbare weg zag staan.
De rechtbank is van oordeel dat dit soort gedrag op een openbare plaats niet getolereerd kan worden.
Nu verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 40 uren passend. Teneinde te voorkomen dat verdachte in herhaling vervalt, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
40 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 weken.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. H.H.J. Harmeijer en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2013.
Mr. M. Aksu voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.