ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5518

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/08/135725 / KG ZA 13-48
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een graafmachine in faillissement

In deze zaak heeft de curator, mr. Jacques Aloysius Dominicus Maria Daniëls, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, een besloten vennootschap, met als doel de afgifte van een graafmachine. De curator is aangesteld in het faillissement van een vennootschap die deel uitmaakte van een concern. De gedaagde houdt de graafmachine onder zich zonder recht of titel, volgens de curator. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 7 maart 2013 en heeft zonder motivering op de vordering beslist. De curator heeft de gedaagde gesommeerd de graafmachine te retourneren, maar de gedaagde weigert dit. De curator stelt dat de graafmachine eigendom is van de faillissementsboedel en dat er geen koopovereenkomst is gesloten met de gedaagde. De gedaagde betwist dit en stelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst is tot stand gekomen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze claim. De voorzieningenrechter concludeert dat de curator voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering en dat de graafmachine in eigendom toebehoort aan de faillissementsboedel. De vordering tot revindicatie wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld om de graafmachine binnen 24 uur na betekening van het vonnis te retourneren. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/135725 / KG ZA 13-48
datum vonnis: 7 maart 2013 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Nederland, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
mr. Jacques Aloysius Dominicus Maria Daniëls q.q.,
kantoorhoudend te Almelo,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [failliet],
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],
eiser,
verder te noemen de curator,
advocaten: mr. G. Beekman en mr. M.E. Klein Rot te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. H.H. van Steijn te ‘s-Hertogenbosch.
1. Het procesverloop
1.1 De curator heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 maart 2013. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 7 maart 2013 zonder motivering op het door de curator gevorderde beslist. De motivering van de beslissing van de voorzieningenrechter volgt hieronder.
2. De feiten
2.1 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 12 december 2012 is [failliet] (verder te noemen [failliet]) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. Daniëls als curator. [Failliet] maakte deel uit van het [X] concern, evenals [Y].
2.2 De curator wenst de activa van de verschillende vennootschappen van het [X] concern via een online veiling te verkopen.
2.3 [Gedaagde] houdt een graafmachine van het merk Liebherr, type A314 Litronic (hierna: de graafmachine) onder zich.
3. Het geschil
3.1 De curator vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen binnen 24 uur de graafmachine aan de curator te retourneren op de locatie van [X] te [plaats] en ter vrije beschikking van de curator te stellen en te laten, met machtiging van de curator, indien [gedaagde] met behoorlijke nakoming hiervan in gebreke mocht blijven, die revindicatie zelf te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alles voor rekening en risico van [gedaagde], op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde], na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft met tenuitvoerlegging hiervan. Voorts vordert de curator veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2 De curator stelt daartoe dat [gedaagde] zonder recht of titel de graafmachine onder zich houdt. Volgens de curator heeft [gedaagde] eigenrichting gepleegd door, op het moment dat duidelijk werd dat een faillissement onafwendbaar was, de graafmachine van de bouwplaats weg te nemen en deze onder zich te nemen. Aangezien er geen koopovereenkomst is gesloten met [gedaagde], behoort de graafmachine in eigendom toe aan de faillissementsboedel en dient [gedaagde] de graafmachine te retourneren. De curator heeft [gedaagde] gesommeerd om de graafmachine af te geven, maar [gedaagde] weigert hieraan gehoor te geven. Indien [gedaagde] mocht slagen in haar bewijs dat wel sprake is van een koopovereenkomst, dan stelt de curator subsidiair dat een dergelijke koopovereenkomst en verrekening op grond van artikel 53 Faillissementswet (Fw) niet is toegestaan en meer subsidiair dat een dergelijke koopovereenkomst en verrekening paulianeus is en derhalve op grond van artikel 42 Fw op 17 december 2012 rechtsgeldig is vernietigd.
3.3 [Gedaagde] heeft de vorderingen van de curator gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de curator in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan.
4. De beoordeling
4.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de curator voldoende aannemelijk gemaakt spoedeisend belang te hebben bij de onderhavige vordering. De curator wenst de activa van de verschillende vennootschappen van het [X] concern via een online veiling te verkopen. De kijkdag waarop alle geïnteresseerden de aanwezige activa kunnen bekijken, staat gepland op 9 maart 2013 te [plaats]. De curator heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van de boedel is dat de graafmachine op de kijkdag in [plaats] is. Reeds gelet hierop is het spoedeisend belang aanwezig.
4.2 Kernvraag in dit kort geding is allereerst of het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat tussen [failliet] en [gedaagde] een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen.
4.3 [Gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat ruimschoots voor het faillissement van [failliet] contact is geweest tussen Y (in de persoon van [A]) en [gedaagde]. Naar aanleiding van een voorstel van 24 oktober 2012 heeft op 1 november 2012 een gesprek plaatsgehad tussen [A] en de directie van [gedaagde]. Bij dit overleg is, aldus [gedaagde], overeenstemming bereikt over de verkoop aan [gedaagde] van een tweetal graafmachines voor de gezamenlijke koopprijs van € 120.000,00, € 50.000,00 voor onderhavige graafmachine en € 70.000,00 voor de wat nieuwere graafmachine A314. Partijen hebben volgens [gedaagde] voorts afgesproken dat beide machines vooralsnog zouden blijven op de bouwplaatsen, waar deze op dat moment werden ingezet en aldus constitutum possessorium geleverd zouden worden. Omtrent de koopsom is overeengekomen dat [gedaagde] deze zou verrekenen met haar vorderingen op [Y] wegens geleverde diensten. De verkoopovereenkomst is tot stand gekomen als onderdeel van een meeromvattende overeenkomst tussen [gedaagde] en [Y], welke overeenkomst erop gericht was de continuïteit van [Y] als, in het verlengde daarvan, de continuïteit van de samenwerking tussen de beide vennootschappen veilig te stellen. Een voorbehoud van goedkeuring door de pandhouder van de verkochte machines is niet gemaakt, aldus nog steeds [gedaagde].
4.4 De curator ontkent dat een koopovereenkomst met [gedaagde] is gesloten. Voorafgaand aan het faillissement heeft weliswaar contact plaatsgevonden tussen [A] en de heer [gedaagde] en is gesproken over overname van de graafmachine ter verrekening met openstaande facturen, maar dit vond plaats onder voorbehoud van de toestemming van de pandhouder ING Bank. ING Bank is echter niet akkoord gegaan, aldus de curator.
4.5 De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagde] ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van een koopovereenkomst een email d.d. 24 oktober 2012 van [B], controller bij [failliet] dan wel bij het [X] Concern, gericht aan [L] heeft overgelegd. Uit de inhoud van deze email kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet worden afgeleid dat [failliet] en [gedaagde] overeenstemming hebben bereikt over de essentialia van een overeenkomst ten aanzien van onderhavige graafmachine. De inhoud van deze email ziet immers op een betalingsvoorstel met overname van materieel en een betalingsvoorstel zonder overname van materieel. Evenmin is thans gebleken dat [failliet] en [gedaagde] op enig moment nadien overeenstemming over deze essentialia hebben bereikt. Aldus bestaat de op voorhand niet onaanzienlijke kans dat de bodemrechter zal besluiten dat nadere bewijslevering, waarvoor in de onderhavige procedure geen plaats is, noodzakelijk is omtrent het bestaan van een koopovereenkomst tussen [failliet] en [gedaagde], omtrent de inhoud daarvan en/of omtrent het bestaan van een eventueel voorbehoud. Bij die stand van zaken kan niet gezegd worden dat reeds thans aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van een onvoorwaardelijke koopovereenkomst.
4.6 Gelet op het vorenstaande moet er voorshands van worden uitgegaan dat de graafmachine in eigendom toebehoort aan de faillissementsboedel en zal de vordering tot revindicatie worden toegewezen. Reeds gelet hierop behoeven de overige door partijen ingenomen stellingen geen bespreking meer.
4.7 De voorzieningenrechter zal de termijn voor retournering van de graafmachine bepalen op 24 uur na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als hierna te melden.
4.8 De voorzieningenrechter zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van dit geding.
5. De beslissing (zoals uitgesproken op 7 maart 2013)
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de graafmachine van het merk Liebherr, type A314 Litronic (serienummer: 10613559, model: TCD 2013 L04 2V, bouwjaar 2008) aan de curator te retourneren op de locatie van [X] te [plaats] en ter vrije beschikking van de curator te stellen en te laten, met machtiging van de curator, indien [gedaagde] met behoorlijke nakoming van genoemde verplichting in gebreke mocht blijven, die revindicatie zelf te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alles voor rekening en risico van [gedaagde], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde], na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft met ten uitvoerlegging van deze verplichting tot een maximum van € 30.000,00;
II. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 357,71 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat;
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze motivering is op 15 maart 2013 gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter en is door hem en de griffier ondertekend.