ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5500

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
136551
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen door de KNGU over eiser in verband met beschuldigingen van misstanden in de turnsport

In deze zaak heeft eiser, een ervaren trainer in de turnsport, een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) en haar voorzitter, naar aanleiding van negatieve uitlatingen die door de KNGU zijn gedaan in de media. Deze uitlatingen volgden op publicaties in een sportmagazine waarin oud-turnsters beschuldigingen uitten over onacceptabel gedrag van coaches, waaronder eiser. Eiser stelt dat de KNGU onrechtmatig heeft gehandeld door hem publiekelijk te beschuldigen zonder dat er een deugdelijk onderzoek was uitgevoerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de KNGU zich onrechtmatig heeft uitgelaten over eiser, omdat de uitlatingen de suggestie wekten dat er sprake was van wantoestanden en misdragingen door eiser, terwijl het onderzoek dat de KNGU had uitgevoerd niet naar behoren was. De rechter oordeelt dat het recht van eiser op bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder weegt dan het recht van de KNGU op vrijheid van meningsuiting. De KNGU wordt verboden om zich op onjuiste, suggestieve en negatieve wijze over eiser uit te laten en moet een rectificatie plaatsen op haar website en in haar tijdschriften. Daarnaast wordt de KNGU veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/06/136551 / KG ZA 13-43
Vonnis in kort geding van 26 maart 2013
in de zaak van
[eiser]
eiser,
advocaat mr. A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE [tijdschrift 2]NASTIEK UNIE,
gevestigd te Beekbergen,
[gedaagde sub 2]
gedaagden,
advocaat mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de KNGU c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk van elkaar de KNGU en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de KNGU c.s.
2. De feiten
2.1. [eiser] is sinds 1995 trainer in de turnsport. Van 2001 tot en met 2003 is hij als bondscoach in dienst geweest van de KNGU. Thans is hij districtstrainer in de regio [regio], welke functie hij in opdracht en vanuit de – bij de KNGU aangesloten – gymnastiekvereniging [naam vereniging] te [woonplaats] vervult. Daarnaast verricht [eiser] als zzp-er verschillende werkzaamheden voor de KNGU in het kader van opleiding en scholing.
2.2. Op [datum] heeft [tijdschrift] Magazine B.V. in haar sportmagazine “[tijdschrift]” een artikel gepubliceerd waarin vier (ex-)turnsters, [turnster 1], [turnster 2], [turnster 3] en [turnster 4], zich uitlieten over onpedagogisch en ontoelaatbaar handelen van turncoaches, waaronder [eiser], in de periode van 2000 tot en met 2004. In diverse media is vervolgens uitgebreid aandacht besteed aan het artikel in [tijdschrift].
2.3. In een artikel in het [krant] van [datum] heeft [eiser] gesteld dat het negatieve beeld dat van hem in [tijdschrift] is geschetst onjuist is.
2.4. Op [datum] heeft [tijdschrift] wederom een artikel gepubliceerd over de turncoaches, dit keer met uitlatingen van de ouders van [turnster 1], [turnster 4] en [turnster 3] dat wederom van (onder meer) [eiser] een negatief beeld schetste. Zo is in het artikel opgenomen dat [eiser] de turnsters uitschold, sloeg, monddood maakte en hen brainwashte.
2.5. Op [datum] heeft de KNGU door middel van een artikel op www.nusport.nl bekend gemaakt dat de publicaties in [tijdschrift] aanleiding zijn om met verschillende partijen om de tafel te gaan zitten en samen na te denken over manieren om uitwassen tegen te gaan, door bijvoorbeeld voorlichting aan trainers in opleiding en aan turnsters te geven. In het artikel is onder meer opgenomen:
“De verhalen liegen er opnieuw niet om.
“Wij kunnen niet goedmaken wat in het verleden is misgegaan, maar wel proberen om misstanden terug te dringen”, zei [.] [gedaagde sub 2], voorzitter van de KNGU, die aangaf dat met name het eerste verhaal met de oud-turnsters erin had gehakt bij de turnbond. (…)
In de verhalen uit [tijdschrift] Magazine komt naar voren dat de turnsters destijds door hun coaches [.] [coach a] en [.] [eiser] werden gekleineerd, getreiterd, uitgehongerd en uitgescholden. Er zou zelfs sprake zijn geweest van fysiek geweld.
De KNGU zocht contact met betrokkenen en ook met coach [eiser], die de beschuldigingen afwijst. (…)
[gedaagde sub 2] wil er lessen uit trekken. “We hebben geleerd dat in de sport een medaille twee kanten heeft en misschien nog wel een zijkant. Er zijn in het verleden al maatregelen genomen, maar we kunnen niet achter de deur van elke turnhal kijken. We vegen niets onder het tapijt. Transparantie staat hoog in het vaandel bij dit bestuur”.
2.6. Op 25 november 2011 heeft [gedaagde sub 2] onaangekondigd een bezoek gebracht aan een training in de turnzaal van [naam vereniging] om met turnsters en met [eiser] te praten.
2.7. In een overleg op 16 januari 2012 tussen onder meer [gedaagde sub 2], [eiser] en de heer
[bestuurder van vereniging] (bestuurder van [naam vereniging]) heeft [gedaagde sub 2] aangegeven het vreemd te vinden dat vanuit [naam vereniging] niets is gedaan naar aanleiding van de artikelen in [tijdschrift]. In het verslag van het overleg is onder meer opgenomen:
“Vervolgens neemt (… [gedaagde sub 2], vzr) het woord en geeft aan dat er niet alleen sprake is van klachten van ex-turnsters, maar dat er ook klachten zijn van huidige turnsters/ouders. (… [gedaagde sub 2], vzr) geeft aan deze signalen uiterst serieus te nemen. Vervolgens wijst hij naar (… [eiser], vzr) en zegt hem dat dit gevolgen kan hebben voor zijn positie en licentie.
Het [.] ([naam vereniging], vzr) bestuur vraagt wat de reden is voor de KNGU om na het onderzoek van het NOC*NSF in 2008, nu nader onderzoek te doen, terwijl uit het rapport niet blijkt dat er sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag. (Er is [de vereniging] dan ook geen sanctie opgelegd naar aanleiding van dit rapport.)
(…)
Het [de vereniging]-bestuur geeft aan kennis te willen nemen van de inhoud en het gewicht van de beschuldigingen die kennelijk aan het adres van (… [eiser], vzr) zijn geuit. (… [gedaagde sub 2], vzr) geeft aan hier geen mededelingen over te kunnen doen in het kader van de vertrouwelijkheid. [de vereniging] verzoekt (… [gedaagde sub 2], vzr) met klem om de dreiging met maatregelen t.a.v. (… [eiser], vzr) met redenen te omkleden. (… [gedaagde sub 2], vzr) weigert aan dit verzoek gehoor te geven. [de vereniging] geeft aan het hier niet mee eens te zijn en is van mening dat de belangen van (… [eiser], vzr) hiermee worden geschaad, zonder dat hij c.q. [de vereniging] de mogelijkheid wordt geboden zich te verdedigen.
(… [gedaagde sub 2], vzr) geeft aan de zaak zorgvuldig te zullen onderzoeken.”
2.8. In een artikel in de [krant] van [datum] is als volgt bericht:
“Gymnastiekbond: Excuses voor mishandelde turnsters
Tijdens een bijeenkomst woensdagavond op Papendal heeft voorzitter [.] [gedaagde sub 2] van gymnastiekbond KNGU zich geëxcuseerd ten opzichte van een aantal ex-turnsters en turnouders voor misstanden die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het gesprek vond plaats naar aanleiding van verhalen in het blad [tijdschrift].
(…) ‘Er is sprake geweest van faliekant verkeerde gedragingen. Diepe excuses passen dat we die niet hebben kunnen voorkomen’, verklaarde [gedaagde sub 2].
Volgens [gedaagde sub 2], ten tijde van de genoemde wantoestanden nog niet in functie, vinden er gesprekken plaats met de betrokken coaches onder wie oud-bondscoach [.] [eiser]. Hij sluit maatregelen zoals het intrekken van trainerslicenties, niet uit. ‘Maar wij passen hoor en wederhoor toe, zorgvuldigheid staat voorop. We erkennen dat we destijds in de behandeling van de klachten zijn tekortgeschoten.’”
2.9. Voorafgaand aan een door de KNGU georganiseerde bijeenkomst voor ouders van turnsters van [naam vereniging] op 23 januari 2012 over de zorgen rond (en ter verbetering van) de trainingssituatie heeft een gesprek tussen een afvaardiging van [naam vereniging] en de KNGU plaatsgevonden. Daarin heeft de KNGU tegen het bestuur van [naam vereniging] onder meer gezegd dat de KNGU [naam vereniging] geen namen zal geven van turnsters/ouders die klachten hebben geuit.
2.10. In een artikel in de [krant] van [datum] is een interview met [gedaagde sub 2] gepubliceerd waarin [gedaagde sub 2] zich als volgt over [eiser] heeft uitgelaten:
“[eiser] is technisch de beste trainer van Nederland. Zijn problemen liggen op het communicatieve en pedagogische vlak, in combinatie met zijn harde trainingsmethode. Maar hij is ronder geworden, niet hoekig meer. Dat maakt het lastig maatregelen tegen hem te nemen. Bijkomend probleem is dat hij in dienst is van een club [[naam vereniging], [woonplaats]]. (…)
Uiteindelijk is de bond verantwoordelijk. Schaamt u zich als voorzitter voor de misstanden?
Ik vind het ontzettend vervelend. Het is topsport en daar horen wetten bij. Dat je mensen hard kunt aanpakken. Maar bij alles hoort ook de wet van balans. Als die uit evenwicht is, zie ik liever minder goede prestaties, maar wel een veilige trainingsomgeving. We zijn erop gebrand daar serieus werk van te maken.
U heeft oud-turnsters excuses gemaakt. Worden er nog maatregelen tegen trainers genomen?
Zou kunnen, maar we zitten nog in de inventarisatiefase. Sommige turnsters verlangen harde maatregelen. Ik heb ze gezegd dat onze polsstok eindig is.(…) het is onze intentie er iets aan te doen, maar als de instrumenten ontbreken is dat een gegeven. (…)”
2.11. Bij brief van 28 maart 2012 heeft [gedaagde sub 2] namens de KNGU als volgt aan [eiser] bericht:
“De publikaties in [tijdschrift] afgelopen najaar van een aantal ex-topturnsters en hun ouders hebben blootgelegd, dat in onze turnwereld tot op de dag van vandaag helaas nog niet altijd sprake is van een veilig trainings- en wedstrijdklimaat.
Zelf hebben wij als KNGU-bestuur nadien enkele tientallen gesprekken gevoerd, die grosso modo dit beeld bevestigen. (…)
De door ons gevoerde gesprekken nemen veel tijd, en er staat ook nog een aantal op de rol. Ik verwacht dat het KNGU-bestuur, in haar bestuursvergadering uiterlijk medio dit jaar definitieve conclusies zal kunnen trekken over wat ons te doen staat binnen onze eigen verantwoordelijkheid.
In afwachting daarvan acht het KNGU-bestuur het niet passend om u nu in te zetten bij KNGU activiteiten. Concreet betekent dit het vooralsnog niet begeleiden van turnsters tijdens KNGU-stages dan wel internationale wedstrijden onder KNGU-vlag. Hetzelfde geldt voor uw rol/optreden in KNGU-opleidingsprogramma’s (…). De verlenging van uw trainerslicentie houden wij om dezelfde reden vooralsnog aan.
Dit besluit gaat per vandaag in (…).
Het spreekt voor zich, dat ik u snel opnieuw zal benaderen zodra het KNGU-bestuur toe is aan eerder gemelde definitieve conclusies.”
2.12. Bij brieven van 18 mei en 13 juni 2012 heeft [bestuurder van vereniging] verklaringen van zeven oud-turnsters die [eiser] als trainer hebben gehad, aan de KNGU gestuurd, die het in de artikelen in [tijdschrift] geschetste beeld ontkrachten. Op 12 juni 2012 heeft [bestuurder van vereniging] bovendien een verklaring van [turnster 4] aan de KNGU gestuurd waarin zij stelt (samengevat) dat het onterecht is dat [eiser] voorlopig is geschorst, dat het terecht is dat er maatregelen worden getroffen, dat zij nog steeds achter haar interview in [tijdschrift] staat – dat niet helemaal overeenkomt met de interviews van de andere turnsters – maar niet bitter is en voorts: “Hij ([eiser], vzr) heeft/had van mij een hele goede turnster gemaakt. Hierin heb ik nu ook profijt, in mijn leerweg om zelf een turntrainster te worden”.
2.13. Op 13 juni 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [lid van vereniging] (erelid van [naam vereniging]) en [bestuurder van KNGU] (bestuurder van de KNGU). In een gespreksnotitie van [lid van vereniging] is hierover onder meer als volgt vastgelegd:
“(…)
Opbrengst
Gezamenlijk gedeeld standpunt dat alle voorlopige bestuurlijke maatregelen van 28 maart jl ten nadele van [.] [eiser] op de kortst mogelijke termijn dienen te worden ingetrokken en dat [naam vereniging] en trainer [.] [eiser] volledig gerehabiliteerd moeten worden.
(…)
Onderbouwing
Deze opbrengst is gebaseerd op de volgende bevindingen:
1. Het KNGU bestuur heeft niet de juiste onderzoeksmethode gekozen en de (…) KNGU voorzitter is in een tunnelvisie beland
(…)
3. Pas na de [de vereniging] brief van gisteren gericht aan alle bondsbestuursleden (…) heeft [.] [bestuurder van KNGU] de overige 10 statements bij de KNGU voorzitter ter lezing opgevraagd. De KNGU voorzitter houdt informatie tegen de borst.
4. De brief van 28 maart jl. was bedoeld als waarschuwing zonder praktische gevolgen. De effecten van deze brief op de bedrijfsvoering binnen [naam vereniging] zijn volledig onderschat.
5. De KNGU voorzitter is tegen het uitdrukkelijke advies in van [.] [bestuurder van KNGU] (en directeur KNGU [.] [directeur KNGU]) toch samen met de heer [een betrokkene] onaangekondigd en ongevraagd de topsporttraining van [naam vereniging] binnengelopen, teneinde de turnsters te bevragen. Hiermee wordt het domein van de trainer/coach respectloos betreden. Dit had nooit mogen gebeuren.
(…)
7. [.] [eiser] (“goede vent” en “toptrainer”) heeft de KNGU hard nodig in de volgende Olympische cycli (in combinatie met trainerschap bij [naam vereniging]). Daarbij helpt het als hij zijn communicatieve vaardigheden versterkt.
(…)
Afspraak
A. [.] [bestuurder van KNGU] zal dit gesprek terugkoppelen op KNGU voorzitter en actie ondernemen teneinde de gespreksopbrengst te effectueren.
(…)”
2.14. In haar persbericht van 16 juni 2012 heeft de KNGU het “tienpuntenplan voor veilig sportklimaat” aangekondigd. In het bericht is verwezen naar incidenten in de relatie tussen coaches en sporters waarvoor het bestuur van de KNGU excuses heeft uitgesproken richting de betrokkenen en aanzet heeft gegeven tot verbetering. Vermeld is voorts ““(…) We willen ongewenst gedrag van coaches ten aanzien van de, over het algemeen jonge sporters, waaronder fysieke en geestelijke mishandeling, nu en in de toekomst voorkomen en gewenst gedrag stimuleren”, aldus voorzitter [.] [gedaagde sub 2].”
Ten slotte is in het persbericht opgenomen dat de KNGU naar aanleiding van de gemelde incidenten uitgebreid onderzoek heeft gedaan en dat dit onderzoek eind augustus wordt afgerond, waarna de bevindingen en conclusies bekend worden gemaakt.
2.15. Op 4 juli 2012 heeft de heer [.] [directeur KNGU], directeur van de KNGU, mondeling aan [bestuurder van vereniging] laten weten dat tijdens de bondsvergadering van 28 juni 2012 was besloten om de aan [eiser] opgelegde sancties in te trekken en zijn trainerslicentie te verlengen.
2.16. In een persconferentie op 5 juli 2012 heeft [naam vereniging] uitvoerig bericht volledig achter [eiser] te staan. Bij brief van 20 juli 2012 heeft de advocaat van [naam vereniging] de KNGU aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van de door de KNGU en/of [gedaagde sub 2] gekozen aanpak in de zaken die spelen rond [eiser], in het bijzonder de telkens kwetsende oordelen en ongemotiveerde uitlatingen van [gedaagde sub 2] in de media zonder eerst zorgvuldig onderzoek te doen door toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor. [naam vereniging] heeft er bij de KNGU ten slotte op aangedrongen om de aan [eiser] opgelegde sancties in te trekken.
2.17. Bij brief van 28 augustus 2012 aan de KNGU (ter attentie van [gedaagde sub 2]) heeft mr. Brantjes geconstateerd dat de KNGU zich sinds de publicatie in [tijdschrift] diverse keren negatief heeft uitgelaten over [eiser] in verschillende media terwijl het onderzoek naar de beweerde misstanden nog liep en bovendien telefonisch aan de voorzitter van [naam vereniging] was toegezegd dat de KNGU zich niet in de media zou uitlaten over het onderzoek. Mr. Brantjes verzoekt de KNGU zich in het vervolg te onthouden van het doen van uitlatingen aan derden betreffende het lopende onderzoek, om [eiser] in het kader van het onderzoek te horen en om inzage in de onderzoeksresultaten. De KNGU is verzocht binnen tien dagen aan [eiser] te laten weten wanneer de KNGU verwacht het onderzoek te zullen afronden en of het besluit van 28 maart 2012 op basis waarvan [eiser] geen KNGU-activiteiten meer mocht verrichten nog van toepassing is.
2.18. Op 31 augustus 2012 is een persbericht verschenen waarin de KNGU wederom verwijst naar de publicaties in [tijdschrift] en onder meer als volgt bericht:
“(…) Het bestuur van de KNGU heeft op 18 januari jl. haar excuses aangeboden, omdat het niet gelukt is om ontsporingen als deze eerder en scherper te onderkennen en tegen te gaan. Deze excuses waren en zijn voor allen die in welke mate dan ook de nadelige gevolgen van negatieve coaching hebben ondervonden. De bevindingen en conclusies van het inventariserend onderzoek zijn vastgelegd in een notitie.
Inventarisatie incidenten afgerond
De KNGU zal geen actie ondernemen in de richting van coaches die zijn genoemd in de artikelen in het tijdschrift [tijdschrift]. Voorzitter [.] [gedaagde sub 2]: “Het is onmogelijk gebleken na al die jaren juridisch onweerlegbaar vast te stellen wat gebeurd is. Daarbij is in veel gevallen ook sprake van verjaring. We hebben ons erop gericht beleid te ontwikkelen dat herhaling voorkomt. Ik vind dat al degenen die wél naar buiten getreden zijn er trots op mogen zijn dat dankzij hun moed nu allereerst een flink stuk bewustwording op gang is gebracht. Ik ben hen daar erkentelijk voor. Dit mag nooit meer gebeuren.
(…)”
Eveneens op 31 augustus 2012 heeft de KNGU een notitie gepubliceerd waarin de onderzoeksresultaten zijn vastgelegd. Daarin is opgenomen dat naar aanleiding van de artikelen in [tijdschrift] onderzoek door de KNGU is gedaan op basis van hoor en wederhoor, dat naar de mening van de KNGU heel veel van wat is aangedragen op waarheid berust en dat beleid is gevormd “om de kans op herhaling zo klein mogelijk te maken”. De KNGU heeft nogmaals oprechte verontschuldigingen gemaakt voor het feit dat zij het gebeurde niet heeft weten te voorkomen en heeft daarbij vermeld: “Een machteloos gevoel ligt ook aan onze kant, waar het gaat om zaken die veelal jaren terug hebben gespeeld, en/of waarbij vaak het woord van de een staat tegenover het woord van de ander zonder dat sprake is van sluitend en aantoonbaar bewijs.”
2.19. In een persbericht van 31 augustus 2012 heeft [naam vereniging] zich gedistantieerd van de notitie van de KNGU en de door de KNGU gehanteerde onderzoeksmethode die aan de notitie ten grondslag ligt. [naam vereniging] verwijst onder meer naar een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 23 augustus 2012 in een kort geding dat aanhangig was gemaakt door voormalig turncoach [A] tegen de KNGU waarin werd overwogen dat “Ter zitting is gebleken dat hetgeen aanvankelijk is aangeduid als een onderzoek met hoor en wederhoor gezien moet worden als een in de periode september 2001 tot en met juni 2012 plaatsgevonden hebbende rondgang door voorzitter [gedaagde sub 2] langs direct betrokkenen zoals turnsters, ouders en trainers”.
2.20. Op 31 augustus 2012 is in de [krant] een artikel verschenen waarin onder meer als volgt is bericht:
“De (…) (KNGU) verplicht de trainers van de aangesloten verenigingen zich te conformeren aan de NL Coach Beroepscode. (…)
De KNGU heeft dit besloten naar aanleiding van publicaties in het tijdschrift [tijdschrift], waarbij de ex-topturnsters [de turnsters] hard uithaalden naar hun trainers. Ze beschuldigden coach [.] [eiser] onder meer van mentale en lichamelijke mishandeling. Het bestuur van de KNGU bood al eerder excuses aan, maar zal geen actie ondernemen in de richting van de coaches die in de artikelen zijn genoemd. (…)”
2.21. Op 7 oktober 2012 heeft [eiser] bericht van de KNGU gekregen dat zijn trainerslicentie is verlengd.
2.22. Begin 2013 is in het KNGU-blad [tijdschrift]t.nl (jaargang 1, nummer 1) een interview met [gedaagde sub 2] gepubliceerd waarin [gedaagde sub 2] wederom verwijst naar de “schokkende ontboezemingen van [de turnsters] en hun ouders”. In hetzelfde blad is een interview met projectcoördinator [projectcoördinator KNGU] van de KNGU geplaatst die eveneens verwijst naar de artikelen in [tijdschrift] en hoe de vier eerder genoemde turnsters uit de doeken doen hoe zij zich als pupil door hun coaches [.] [coach a] en [.] [eiser] geïntimideerd voelden. [projectcoördinator KNGU] heeft daarover opgemerkt: “Als KNGU realiseerden we ons dat het niet voldoende was excuses te maken richting de betrokken turnsters (…)”
2.23. Bij brief van 8 januari 2013 aan de KNGU heeft mr. Brantjes geconstateerd dat de KNGU zich, ondanks de in januari 2012 afgesproken radiostilte, wederom diverse keren negatief over [eiser] had uitgelaten en dat daaruit is op te maken dat de KNGU de in [tijdschrift] gedane mededelingen over [eiser] kennelijk voor waar aanneemt. [eiser] heeft de KNGU voorgesteld in overleg tot een regeling te komen, behelzende (samengevat) dat de KNGU en [gedaagde sub 2] zich op straffe van een boete zullen onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over [eiser], de KNGU de als gevolg van haar handelwijze door [eiser] geleden schade aan hem vergoedt en een persbericht doet uitgaan waarin [eiser] wordt gerehabiliteerd.
2.24. Op het voorstel in de brief van 8 januari 2013 is de KNGU niet ingegaan.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de KNGU c.s. hoofdelijk met onmiddellijke ingang te verbieden zich op welke wijze dan ook zowel onder eigen naam als onder een andere naam op onjuiste en/of negatieve wijze uit te laten over [eiser], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding van dit verbod voor iedere dag of gedeelte daarvan, gedurende welke de KNGU c.s. niet aan deze veroordeling voldoet;
II. De KNGU c.s. hoofdelijk te gebieden om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te (doen) plaatsen en geplaatst te houden op de homepage van de website van de KNGU, in het KNGU-tijdschrift “[tijdschrift 2]”, en het tijdschrift “[tijdschrift 2]SPORT.NL”, alsmede een rectificatie te (doen) plaatsen via het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), met de navolgende inhoud, althans met zodanige inhoud als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen:
RECTIFICATIE MET BETREKKING TOT [eiser]
De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Zutphen, heeft geoordeeld dat de door de KNGU en [.] [gedaagde sub 2] (voorzitter KNGU) gedane uitlatingen en beschuldigingen jegens [eiser] naar zijn / haar voorlopig oordeel onrechtmatig zijn. Ten onrechte hebben de KNGU en [.] [gedaagde sub 2] zich in de periode van januari 2012 tot en met heden in diverse media, waaronder NOS en [krant] Handelsblad, feitelijk onjuist en negatief over [.] [eiser] uitgelaten naar aanleiding van twee artikelen in het tijdschrift “[tijdschrift]”. Ten onrechte suggereerden de KNGU en [gedaagde sub 2] met deze uitlatingen en beschuldigingen dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem in voornoemde artikelen in “[tijdschrift]” was verweten. Deze beschuldigende suggestie vindt geen steun in het materiaal waar de KNGU en [gedaagde sub 2] hun mededelingen op baseerden. De KNGU en [gedaagde sub 2] hebben deze suggestie ook niet met ander feitenmateriaal kunnen staven. De voorzieningenrechter heeft de KNGU en [gedaagde sub 2] veroordeeld tot het plaatsen van deze rectificatie.
Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie en [.] [gedaagde sub 2]
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding van dit verbod voor iedere dag of gedeelte daarvan, gedurende welke de KNGU c.s. niet aan deze veroordeling voldoet;
III. de KNGU c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een voorschot op betaling van de aan [eiser] verschuldigde vergoeding ter zake de door [eiser] als gevolg van het onrechtmatig handelen van de KNGU c.s. geleden materiële en immateriële schade, thans begroot op € 20.000,--;
IV. de KNGU c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de KNGU en [gedaagde sub 2] zich – ook recentelijk nog – meerdere malen negatief over hem hebben uitgelaten in de media naar aanleiding van de twee publicaties in [tijdschrift], terwijl het onderzoek dat de KNGU naar de vermeende misdragingen deed, nog niet was afgerond. [eiser] werd aldus bij voorbaat beschuldigd, in een kwaad daglicht gesteld en geconfronteerd met maatregelen van de KNGU. Door die maatregelen kon [eiser] na 28 maart 2012 een deel van zijn werkzaamheden niet meer verrichten waardoor hij inkomsten is misgelopen.
[eiser] stelt ook minder inkomsten te hebben door de aantasting in zijn eer en goede naam. De berichtgeving door de KNGU is niet te rechtvaardigen. Daarbij is van belang dat de KNGU op ondeugdelijke wijze onderzoek heeft gedaan, aldus [eiser].
[eiser] stelt dat zowel de KNGU, als [gedaagde sub 2] persoonlijk, zich onrechtmatig jegens hem heeft gedragen en wanprestatie heeft gepleegd door de afspraak van radiostilte te schenden. [eiser] stelt de KNGU c.s. op grond daarvan aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Spoedige veroordeling om zich van verdere negatieve uitlatingen te onthouden en tot rectificatie zijn nodig om verdere reputatieschade te voorkomen, aldus [eiser].
3.3. De KNGU c.s. stelt allereerst dat [eiser] in zijn vorderingen tegen [gedaagde sub 2] in persoon niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat [gedaagde sub 2] heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van voorzitter van de KNGU en zijn uitlatingen dus aan de KNGU dienen te worden toegerekend.
De KNGU c.s. voert voorts ten verwere aan dat de artikelen in [tijdschrift] voor haar aanleiding waren om een onderzoek te starten. Zij stelt daartoe talrijke gesprekken te hebben gevoerd met (oud)turnsters, ouders, begeleiders en bestuursleden van verenigingen. In het kader van hoor en wederhoor stelt zij ook tenminste drie gesprekken te hebben gehad met [eiser]. Het onderzoek heeft geleid tot de notitie van 31 augustus 2012, waarvan de conclusies gebruikt worden bij een verder te ontwikkelen plan van aanpak voor een veilig(er) sportklimaat. De namen van coaches ([eiser]) komen in deze notitie niet voor, aldus de KNGU. De KNGU c.s. betwist overigens dat zij met [eiser] afspraken heeft gemaakt over de zogenoemde radiostilte.
De KNGU stelt dat het haar verantwoordelijkheid is om misstanden zoals beschreven in [tijdschrift] voor de toekomst uit te sluiten. Uit het onderzoek is gebleken dat in royale mate steun is te vinden voor de signalen die in [tijdschrift] zijn uitgezonden, aldus de KNGU. In dat kader wijst de KNGU nog op een artikel in de [krant] over turncoach [coach a], een pas verschenen boek van twee oud-turnsters [twee oud-turnsters] en een artikel in [tijdschrift] van [datum].
Van publicaties zoals in de [krant] van [datum] en het [krant] van [datum] kan volgens de KNGU niet worden gezegd dat deze onrechtmatig jegens [eiser] zijn, terwijl bovendien het spoedeisend belang ontbreekt. De notitie van 31 augustus 2012 is evenmin bezwaarlijk voor [eiser] omdat daar slechts bevindingen en conclusies in staan zonder deze aan personen te relateren. Voor de publicaties in [tijdschrift]t.nl geldt dat deze in belangrijke mate zijn gericht op de toekomst en nauwelijks op het verleden, aldus de KNGU.
De in de brief van 28 maart 2012 getroffen maatregel heeft volgens de KNGU slechts beperkte consequenties voor [eiser] gehad omdat hij maar enkele dagdelen werkzaamheden voor de KNGU verrichtte en zijn hoofdwerkzaamheden als coach bij [naam vereniging] kon voortzetten.
Het gevorderde staat volgens de KNGU op gespannen voet met het recht op vrijheid van meningsuiting. De vordering tot rectificatie dient te worden afgewezen omdat deze een feitelijke en juridische grondslag mist, vaag is en tot de verkeerde partij – want niet tot [tijdschrift] Magazine B.V. – is gericht. Nu geen sprake is van onrechtmatig handelen, dient de vordering tot (een voorschot op) schadevergoeding eveneens te worden afgewezen, aldus de KNGU c.s.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst dient te worden beoordeeld of [eiser] ontvankelijk is in zijn tegen [gedaagde sub 2] in persoon gerichte vorderingen. [eiser] stelt dat [gedaagde sub 2] zich persoonlijk onrechtmatig heeft gedragen jegens hem en dat hij dus ook persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. De KNGU c.s. heeft hierover aangevoerd dat [gedaagde sub 2] in deze kwestie slechts is opgetreden in zijn hoedanigheid van voorzitter van de KNGU en dat de door [gedaagde sub 2] gedane uitlatingen dan ook zijn aan te merken als uitlatingen van de KNGU. De KNGU heeft ter zitting bovendien gesteld dat [gedaagde sub 2] geen eigen – van de KNGU afwijkende – koers heeft gevaren. [eiser] heeft vervolgens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het optreden van [gedaagde sub 2], los van zijn voorzitterschap van de KNGU, jegens hem onrechtmatig is. [eiser] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering voor zover die is gericht tegen [gedaagde sub 2] in persoon.
4.2. Bij de beoordeling van de vraag of de KNGU onrechtmatig heeft gehandeld, is uitgangspunt dat het gevorderde onder I en II een beperking vormt op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting van de KNGU op grond van artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens toekomt. Dit recht kan volgens het tweede lid van dat artikel slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee fundamentele rechten tegenover elkaar: aan de ene kant het recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam en aan de andere kant het recht van de KNGU op vrijheid van meningsuiting. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval (HR 18 januari 2008, NJ 2008, 274). Bij de vraag of een uitlating in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid staan in beginsel twee maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties of uitlatingen in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen, aan de andere kant het belang dat misstanden die de samenleving raken niet door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek kunnen blijven voortbestaan (HR 24 juni 1983, NJ 1984, 801).
4.3.1. De KNGU heeft aangevoerd dat uitlatingen zoals die onder meer naar voren komen in de artikelen in de [krant] van [datum], de [krant] van [datum] en haar notitie van 31 augustus 2012 wat inhoud betreft niet onrechtmatig jegens [eiser] zijn omdat daaruit geen bezwaarlijke informatie over [eiser] blijkt. De KNGU wordt in dit standpunt niet gevolgd.
Geconstateerd wordt dat de KNGU keer op keer heeft verwezen naar de artikelen in [tijdschrift], en daarbij – zowel voor als na afronding van haar “onderzoek” – heeft geconcludeerd dat sprake is van wantoestanden in de Nederlandse turnwereld, dat zij daarvoor haar welgemeende excuses aan de betrokkenen aanbiedt terwijl zij in dat verband (ook) de naam van [eiser] keer op keer heeft genoemd.
Zo blijkt uit het artikel in de [krant] van [datum] dat [gedaagde sub 2] namens de KNGU heeft verklaard dat er sprake is geweest van faliekant verkeerde gedragingen en dat diepe excuses passen. Het artikel in de [krant] van [datum] behelst een interview met [gedaagde sub 2] – ook weer naar aanleiding van het artikel in [tijdschrift] – waarin [gedaagde sub 2] verklaart dat [eiser] problemen heeft op het communicatieve en pedagogische vlak, gecombineerd met zijn harde trainingsmethode, en dat het lastig is om maatregelen tegen hem te nemen. Ook in de in het begin van 2013 in het KNGU-blad [tijdschrift]t.nl gepubliceerde interviews met [gedaagde sub 2] en [projectcoördinator KNGU] (in dienst van de KNGU) is wederom verwezen naar de artikelen in [tijdschrift]. Bij het interview van [projectcoördinator KNGU] is vermeld dat de turnsters zich geïntimideerd voelden door [eiser] waarbij [projectcoördinator KNGU] heeft opgemerkt dat de KNGU zich realiseerde dat het niet voldoende was excuses te maken richting de betrokken turnsters.
4.3.2. De wijze waarop de KNGU zich heeft uitgelaten naar aanleiding van de artikelen in [tijdschrift] en de onmiddellijk door de KNGU gemaakte excuses wekken ten onrechte de suggestie dat de KNGU na onderzoek heeft geconcludeerd dat sprake is van wantoestanden en misdragingen door onder meer [eiser]. [eiser], zijn raadsman en [naam vereniging] hebben de KNGU aandacht gevraagd voor de belangen van [eiser] (en [naam vereniging]), maar vergeefs. Ook het persbericht van de KNGU van 31 augustus 2012 is suggestief nu daarin enerzijds wordt vermeld dat het onderzoek niet heeft geleid tot bewijs van het geschetste beeld en anderzijds wordt gesteld dat dit nooit meer mag gebeuren en dat de KNGU oprechte excuses maakt voor het feit dat zij het gebeurde niet heeft weten te voorkomen.
4.3.3. Dit alles klemt te meer omdat het onderzoek waar de KNGU naar verwijst niet naar behoren is uitgevoerd. [gedaagde sub 2] heeft, zo blijkt uit zijn uitlatingen, de grieven van de betrokkenen onmiddellijk voor waar aangenomen en niet is gebleken dat gedegen onderzoek is gedaan naar de rol van [eiser] daarin, terwijl dat wel op de weg van de KNGU lag. Dat de KNGU ook maar iets heeft gedaan met de door [eiser] en [naam vereniging] gestuurde verslagen van bevindingen van andere turnsters dan de in [tijdschrift] genoemde, is gesteld noch gebleken.
Zoals ook uit het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 23 augustus 2012 blijkt, heeft [gedaagde sub 2] slechts een “rondgang” gedaan bij (enkele maar niet alle) direct betrokkenen. Dit heeft niet geleid tot een onderzoeksrapport waarin namen zijn genoemd of op personen gerichte conclusies.
Dit brengt met zich dat de uitlatingen van de KNGU over wantoestanden in de Nederlandse turnwereld voor zover die uitlatingen in verband met [eiser] gebracht zijn, vooralsnog niet waargemaakt zijn en evenmin op goede gronden voor waar kunnen worden gehouden
4.4. De stelling van de KNGU dat [eiser] zijn pijlen op [tijdschrift] Magazine B.V. of de turnsters had moeten richten, wordt evenmin gevolgd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de KNGU niet verantwoordelijk is voor de publicatie van de artikelen in [tijdschrift], maar de KNGU is wél verantwoordelijk voor uitlatingen die [gedaagde sub 2] naar aanleiding van (en verwijzend naar) de in die artikelen genoemde misstanden heeft gedaan.
[gedaagde sub 2] heeft de uitlatingen gedaan in onder meer de [krant] en de [krant], beide dagbladen met een groot publiek bereik. De KNGU had er – wat ook zij van de al dan niet afgesproken radiostilte – op bedacht moeten zijn dat de artikelen in [tijdschrift] door haar uitlatingen daarover tot (nog meer) aandacht in de media zou leiden en dit (nog verdere) consequenties zou hebben voor de reputatie van [eiser]. Ook op de website van de KNGU, [website] is onder het kopje reactie KNGU na kort geding melding gemaakt van dit kort geding tegen [eiser] waarbij is opgenomen dat het bestuur van de KNGU excuses heeft aangeboden omdat zij dit “grensoverschrijdend gedrag van enkele trainers” niet heeft kunnen voorkomen. Dat de handelwijze van de KNGU jegens [eiser] onrechtmatig is, is op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk. Gelet op de omstandigheid dat de KNGU ook nog recentelijk bedoelde uitlatingen heeft gedaan, volgt de voorzieningenrechter de KNGU niet in haar standpunt dat [eiser] door het tijdsverloop sinds de publicaties in de [krant] en de [krant] in januari 2012 geen belang heeft bij zijn vorderingen. Over de stelling dat de KNGU niet voornemens is om zich in negatieve zin over [eiser] uit te laten is enige twijfel mogelijk. De voorzieningenrechter verwijst daartoe naar een opmerking van [gedaagde sub 2] ter zitting dat er meerdere turnsters vertrokken zijn bij [naam vereniging] en dat er wel degelijk iets aan de hand is, zonder dat [gedaagde sub 2] deze observatie abstraheerde van [eiser], die immers trainer is van [naam vereniging].
4.5. In het kader van de belangenafweging dient in aanmerking te worden genomen dat het vanzelfsprekend is dat de KNGU, indien er signalen zijn dat mogelijk sprake is van wantoestanden, daar op deugdelijke wijze onderzoek naar doet en maatregelen treft om die tegen te gaan. Hoewel het de KNGU in beginsel vrij staat te bepalen op welke wijze zij in dat geval een en ander onder de aandacht van betrokkenen en het publiek brengt, mag van haar worden verwacht dat zij zorgvuldig en proportioneel handelt. Gelet op de inhoud en de veelheid van uitlatingen heeft de KNGU dat laatste in de richting van [eiser] onvoldoende zorgvuldig gedaan.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam in dit geschil zwaarder weegt dan het recht van de KNGU om zich op haar manier te uiten. De KNGU heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] door zich uit te laten over het bestaan van misstanden in Nederlandse turnwereld en zonder deugdelijk onderzoek in dat verband de naam van [eiser] te noemen. Een beperking op de vrijheid van meningsuiting is dan ook gerechtvaardigd, zodat het onder I gevorderde toewijsbaar is.
4.7. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter eveneens aanleiding voor toewijzing van de vordering tot rectificatie met dien verstande dat de tekst van de rectificatie op na te melden wijze zal worden aangepast en publicatie ervan in het KNGU-tijdschrift “[tijdschrift 2]”, het tijdschrift “[tijdschrift 2]SPORT.NL”, alsmede plaatsing gedurende twee maanden op de homepage van de website van de KNGU “[website]” voldoende wordt geacht.
4.8. Aan de te verbeuren dwangsommen zullen maxima worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis hernieuwde oplegging van dwangsommen kan worden gevorderd. Het bedrag van zowel de dwangsommen als de maxima staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van de geschonden belangen en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.9. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.10. Aan het gevorderde voorschot op schadevergoeding heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat hij schade heeft geleden doordat hij door het handelen van de KNGU inkomsten is misgelopen en doordat zijn goede eer en naam zijn aangetast. De KNGU heeft gesteld dat het werk van [eiser] dat hij voor de KNGU verricht maar een klein deel van zijn werkzaamheden omvat. [eiser] heeft de schade verder niet onderbouwd. Mede gelet op de in kort geding te betrachten terughoudendheid zal de vordering om een voorschot op de schadevergoeding daarom worden afgewezen. [eiser] kan in een eventuele bodemprocedure een schadevergoeding de KNGU vorderen.
4.11. De KNGU zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht 274,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.182,82
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde sub 2];
5.2. verbiedt de KNGU om zich na betekening van dit vonnis op welke wijze dan ook, op onjuiste, suggestieve en/of negatieve wijze uit te laten over [eiser];
5.3. veroordeelt de KNGU om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
5.4. gebiedt de KNGU om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te (doen) plaatsen en gedurende twee maanden geplaatst te houden op de homepage van haar website [website], alsmede publicatie in de eerst mogelijke nummers van de tijdschriften “[tijdschrift 2]”, en “[tijdschrift 2]SPORT.NL”, met de navolgende inhoud:
RECTIFICATIE MET BETREKKING TOT [eiser]
De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Zutphen, heeft geoordeeld dat de door de KNGU gedane uitlatingen en beschuldigingen jegens [eiser] naar haar voorlopig oordeel onrechtmatig zijn. Ten onrechte heeft de KNGU zich in de periode van januari 2012 tot en met heden in diverse media feitelijk onjuist en negatief over [.] [eiser] uitgelaten naar aanleiding van twee artikelen in het tijdschrift “[tijdschrift]”. Ten onrechte suggereerde de KNGU met deze uitlatingen en beschuldigingen dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem in voornoemde artikelen in “[tijdschrift]” was verweten. De KNGU heeft deze suggestie niet met deugdelijk feitenmateriaal kunnen staven. De voorzieningenrechter heeft de KNGU veroordeeld tot het plaatsen van deze rectificatie.
Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie;
5.5. veroordeelt de KNGU om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag, of gedeelte daarvan, dat zij niet aan de in 5.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
5.6. veroordeelt de KNGU in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.182,82;
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2013.
jo/vr