ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5328

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/701657-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettend inhalen

Op 25 maart 2013 heeft de Rechtbank Oost-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 12 mei 2012 te Dreumel. De verdachte had een fietser ingehaald op een smalle weg, de Waaldijk, terwijl zijn zicht werd belemmerd door een betonnen muur en begroeiing. Tijdens de inhaalactie botste hij tegen een tegemoetkomende bromfiets, waardoor de bestuurder van de bromfiets ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank legde een werkstraf op van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het letsel van het slachtoffer, dat onder andere bestond uit breuken in de benen en een operatie vereiste. De uitspraak benadrukte dat verkeersdeelnemers altijd rekening moeten houden met de mogelijkheid van fouten van andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701657-12
Datum zitting : 11 maart 2013
Datum uitspraak : 25 maart 2013
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. B.J. Stuiver, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2012, te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Waaldijk,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl het zicht van verdachte werd beperkt/belemmerd door een betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan en/of begroeiing op de betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan,
op die Waaldijk een fietser heeft ingehaald, althans is gaan inhalen, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad,
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met de bestuurder van een bromfiets welk hem over die Waaldijk tegemoet reed, en/of
waardoor voornoemde bestuurder van die bromfiets ten val is gekomen en/of
(vervolgens) is gebotst tegen althans in aanrijding is gekomen met voornoemde fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 mei 2012 te Dreumel, gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Waaldijk,
terwijl het zicht van verdachte werd beperkt/belemmerd door een betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan en/of begroeiing van gras op de betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan,
op die Waaldijk een fietser links wilde passeren, in elk geval naar links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad,
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met de bestuurder van de bromfiets,
waardoor voornoemde bestuurder van die bromfiets ten val is gekomen en/of (vervolgens) is gebotst tegen althans in aanrijding is gekomen met voornoemde fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 maart 2013 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Stuiver voornoemd.
Voorts is de heer [getuige 1] verschenen. Hij is op verzoek van de verdediging ter terechtzitting als getuige gehoord.
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 mei 2012 reed verdachte met zijn personenauto over de Waaldijk in Dreumel.2 De Waaldijk is een voor het openbaar verkeer openstaande weg in de gemeente West Maas en Waal.3
Verdachte heeft met zijn personenauto een fietser ingehaald en is vervolgens in botsing gekomen met een hem tegemoetkomende bromfiets. De bestuurder van de bromfiets is als gevolg van de botsing ten val gekomen.4
Op de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden staat aan de gehele linkerzijde van de rijbaan, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, een betonnen muur van ongeveer 1.20
meter hoog 5 met daarbovenop begroeiing6, waardoor het zicht op mogelijk verkeer uit tegenovergestelde richting werd belemmerd7.
[slachtoffer] (de bestuurder van de bromfiets, hierna '[slachtoffer]') heeft een breuk in zijn onder- en bovenbeen opgelopen. Hij is hieraan geopereerd en in dat kader heeft een penfixatie plaatsgevonden.8
Bij brief van 20 augustus 2012 is vermeld dat het verloop van de behandeling, zeer waarschijnlijk vanwege de omvang van het letsel, trager is dan normaal en na ongeveer anderhalf jaar een medische eindsituatie wordt verwacht.9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. In een onoverzichtelijke situatie, voor een bocht, heeft verdachte een risico genomen door een fietser in te halen. Naar de mening van de officier van justitie betrof dit een verkeerssituatie waarin inhalen redelijkerwijs niet verantwoord was en heeft [slachtoffer] door het daaropvolgende ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijge-sproken dient te worden, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij is
van mening dat zowel verdachte als [slachtoffer] een inschattingsfout hebben gemaakt, ten gevolge waarvan het ongeval heeft plaatsgevonden en hij wijst op de mogelijkheid dat [slachtoffer] onvol-doende rechts heeft gehouden omdat dat met de door hem gereden (te hoge) snelheid niet mogelijk was.
Voorts heeft de raadsman van verdachte kritiek op het Forensisch Onderzoek, nu verdachtes auto (nadat die was verplaatst om de ambulance door te laten) niet op de oorspronkelijke eindpositie is teruggeplaatst maar met de achterzijde te schuin naar de betonnen muur/ het midden van de weg, Voorts merkt de raadsman op dat niet is onderzocht of de bromfiets is opgevoerd, dat het medisch rapport zeer summier is en geen inzicht geeft over het verloop van het ziekteproces gegeven de lichamelijke gesteldheid en de aard van de verwondingen van [slachtoffer], en ten slotte dat het merkwaardig is dat [slachtoffer] niet (meer) als verdachte wordt vervolgd.
Beoordeling door de rechtbank
Het toetsingskader
Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is sprake indien iemands rijgedrag als roekeloos, dan wel als zeer of als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft te gelden.
Het begaan van één enkele verkeersovertreding leidt niet zonder meer en altijd tot de bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de beoordeling wordt het geheel van gedragingen van de verkeersdeelnemer, de aard en ernst van de verkeersovertreding en voorts de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan, gewogen. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Er is pas schuld als sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat een eventuele medeschuld aan de zijde van het slachtoffer (in het algemeen) niet de schuld van de verdachte opheft.
Beoordeling van de verkeersgedragingen van verdachte
Het ongeval heeft plaatsgevonden op een rijbaan met een breedte van circa 4,5 meter, aan het begin van een S-bocht,10 waarbij de weg - vanuit de rijrichting van verdachte bezien - links afbuigt, de S-bocht in. Ook aan die linkerzijde - wederom vanuit de rijrichting van verdachte bezien - wordt de weg begrensd door een betonnen muur met daarbovenop begroeiing. Door de S-bocht in combinatie met de muur en de begroeiing had verdachte geen zicht op tegemoetkomende verkeer dat zich voor of in de S-bocht bevond.
Verdachte heeft verklaard dat hij de situatie ter plaatse kende en dat hij ongeveer 200 meter voor de S-bocht de beslissing heeft genomen de vóór hem aan de rechterzijde van de weg rijdende fietser in te halen. Toen hij de inhaalmanoeuvre bijna had afgerond, zag hij op het midden van de weg vanuit de tegengestelde richting een bromfiets uit de bocht komen. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat, als geen sprake was geweest van (het afronden van) een inhaalmanoeuvre, de mogelijkheid om uit te wijken voor een eventueel hem tegemoetkomende personenauto, krap zou zijn geweest.11
Door het inhalen van de fietser bevond de linker voorkant van de auto van verdachte zich, ten tijde van het ongeval, op de middenas van de weg. Daarmee werd de ruimte voor tegemoetkomend verkeer door verdachte verkleind. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de fietser - die hij inhaalde - ten tijde van de aanrijding weliswaar zijn rechter buitenspiegel voorbij was, maar nog niet zichtbaar was in zijn achteruitkijkspiegel. Verdachte hield daarom ruimte voor de fietser rechts naast zijn auto. Omdat verdachte niet kon zien waar de fietser zich bevond, kon verdachte niet (verder) naar rechts sturen. Ten gevolge daarvan reed verdachte niet alleen niet uiterst rechts op de rijbaan, maar ontnam verdachte zich de mogelijkheid om naar rechts uit te wijken ingeval van tegemoetkomend verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam verkeersgedrag, en wel in aanmerkelijke mate, nu verdachte met het hier beschreven verkeersgedrag een (te) groot risico heeft genomen/gevaarlijk heeft gehandeld hetgeen heeft geresulteerd in een verkeersongeval.
Of het verkeersongeval mogelijk had kunnen worden voorkomen, als de bestuurder van de bromfiets voldoende rechts was blijven rijden en/of minder hard had gereden, is niet vastgesteld maar doet bovendien niet af aan het verwijt dat verdachte in dit geval moet worden gemaakt. Verdachte dient als verkeersdeelnemer ook rekening te houden met mogelijke verkeersfouten van andere verkeersdeelnemers. Het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt, is dat hij dat in onvoldoende mate heeft gedaan door de feitelijke ruimte, om op een dergelijke eventualiteit te kunnen reageren, bewust te verkleinen. Zoals hiervoor onder 'het toetsingskader' is overwogen, heft eventuele medeschuld van het slachtoffer in het algemeen niet de schuld van de verdachte op; dat is in dit concrete geval ook aan de orde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment van de botsing weliswaar nog niet helemaal aan de rechterzijde van de weg reed, maar dat de achterzijde van zijn auto zeker 15-20 centimeter dichter tegen de kant van de weg gepositioneerd was dan in het proces-verbaal van de VOA is weergegeven. Dit verweer leidt niet tot een ander oordeel omdat verdachte de juistheid van de eindpositie van de voorzijde van zijn auto niet heeft betwist en de aanrijding met de bromfiets met de voorzijde van zijn auto plaatsvond.
Het letsel van [slachtoffer]
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daartoe acht de rechtbank van belang dat hij, blijkens de vaststaande feiten, ten gevolge van het ongeval twee breuken heeft, hij daaraan is geopereerd en pennen in zijn been geplaatst heeft gekregen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 mei 2012, te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Waaldijk,
aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam,
terwijl het zicht van verdachte werd beperkt/belemmerd door een betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan en begroeiing op de betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan,
op die Waaldijk een fietser is gaan inhalen, en
(daarbij) zijn aandacht in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gehad,
(vervolgens) is gebotst tegen de bestuurder van een bromfiets welk hem over die Waaldijk tegemoet reed, en
waardoor voornoemde bestuurder van die bromfiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht
zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde onder feit 1, primair, levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 februari 2013.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder feit 1, primair, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. In dat kader heeft zij onder meer rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de gevolgen ervan voor [slachtoffer], het feit dat verdachte voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs en hij ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 in 2008 een transactie heeft voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte acht de door de officier van justitie geëiste straf niet passend. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar zijn mening een te zware straf, omdat dit mogelijk tot gevolg heeft dat verdachte zijn baan zal verliezen hetgeen - zeker in deze tijd - niet gewenst is. Indien de rechtbank een niet geheel voorwaardelijke straf op wil leggen, acht de raadsman een beperkte werkstraf redelijker. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman opgemerkt dat het onvoorwaardelijke deel daarvan in duur beperkt moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is op een relatief smalle weg, vlak voor een S-bocht een fietser gaan inhalen, terwijl hij op dat moment - mede omdat hem het zicht werd belemmerd door een betonnen muur aan de linkerzijde van de rijbaan - niet kon zien of er mogelijk tegenliggers uit de bocht zouden komen. Hij is vervolgens op een hem tegemoetkomende bromfiets gebotst.
Verdachte heeft onzorgvuldig gehandeld door in te halen op een plaats waarvan hij redelijker- wijs had kunnen en moeten weten dat de verkeerssituatie daar deze inhaalactie niet toeliet, en daarbij heeft hij een ander aanzienlijke schade toegebracht. Uit de (slachtoffer)verklaring van [slachtoffer] volgt dat het ongeval voor [slachtoffer] niet slechts lichamelijke gevolgen heeft gehad maar ook psychische, nu hij aanvankelijk geen eindexamen kon doen (het slachtoffer was op het moment van het ongeval 16 jaar), in de zomervakantie niet kon werken, niet kon voetballen en zich zorgen maakte over de vraag of hij wel volledig zou herstellen. De rechtbank merkt op en weegt mee dat het verdachte had gesierd als hij interesse had getoond door te informeren naar het herstel van [slachtoffer].
Als wordt gekeken naar met deze zaak vergelijkbare gevallen is oplegging van een gevangenis-straf van drie weken (dan wel, omgerekend, 42 uren werkstraf) en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, in beginsel passend.
Hoewel sprake is van een voldoende ernstig verwijt aan verdachte, houdt de de rechtbank er echter ook rekening mee dat, naar haar oordeel, hier sprake is van de lichtste vorm van schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet. Voorts houdt de rechtbank bij de vaststelling van de straf rekening met de omstandigheid dat verdachte voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbe-wijs. Om die redenen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid te ver strekt.
De rechtbank acht, in afwijking van de eis van de officier van justitie, het opleggen van een werkstraf van 40 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en ook geboden.
Gelet hierop zal de rechtbank de straf opleggen zoals die hieronder bij de beslissing is opgenomen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit 1 primair, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren
Bepaalt dat de werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde daarnaast tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat de rijontzegging voor de duur van 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. J. Wiersma, voorzitter, mr. E. de Boer en mr. J.M.J.M. Doon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082M 2012047036, gesloten op 11 september 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2013 en het proces-verbaal van aanrijding (misdrijf), p. 5.
3 Het proces-verbaal van aanrijding (misdrijf), p. 5.
4 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2013, het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 2], p. 20 en het proces-verbaal verhoor [slachtoffer], p.13.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2013 en het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: VOA), p. 7 van 23 (afzonderlijk genummerd).
6 Het proces-verbaal VOA, p. 7 van 23 (afzonderlijk genummerd).
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2013 en het proces-verbaal VOA, p. 21 van 23 (afzonderlijk genummerd).
8 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 15 en een schriftelijk bescheid, zijnde een brief van [naam 1], orthopedisch chirurg, betreffende [slachtoffer], van 1 augustus 2012.
9 Een schriftelijk bescheid, zijnde een brief van [naam 2], orthopaedisch chirurg, betreffende
[slachtoffer], van 20 augustus 2012.
10 Het proces-verbaal VOA, p. 7 en 21 van 23 (afzonderlijk genummerd).
11 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2013.