ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5208

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/2310 en Awb 12/2311
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot wijziging van het Natuurbeheerplan Overijssel en de afwijzing van de vaartoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in het geschil tussen eisers, A en de Riettelersvereniging De Wieden, en verweerder, de Gedeputeerde Staten van Overijssel. De zaak betreft de wijziging van het Natuurbeheerplan Overijssel, waarbij de vaartoeslag niet langer werd opgenomen. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat het niet opnemen van de vaartoeslag negatieve gevolgen zal hebben voor de riettelers in de regio. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder op 18 september 2012 is genomen en dat dit besluit gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. De zitting vond plaats op 7 februari 2013, waar eisers en hun vertegenwoordiger aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van verweerder, mr. H. Hams en ing. R.G. Kelder.

De rechtbank overweegt dat de Gedeputeerde Staten op basis van artikel 3.8 van de Subsidieregeling de vrijheid hebben om te besluiten of de vaartoeslag al dan niet in het Natuurbeheerplan wordt opgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vaartoeslag niet op te nemen, rekening houdend met de financiële gevolgen van deze beslissing. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, omdat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de ruimte die bestuursorganen hebben bij het vaststellen van natuurbeheerplannen en de afwegingen die daarbij gemaakt moeten worden, vooral in het licht van financiële implicaties. De rechtbank heeft de belangen van de eisers, die werkzaam zijn in de rietteelt, meegewogen, maar heeft geconcludeerd dat de beslissing van verweerder gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 12/2310 en Awb 12/2311
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
A,
wonende te B, en
Riettelersvereniging De Wieden,
gevestigd te B,
eisers;
en
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2012 heeft verweerder het gewijzigde Natuurbeheerplan Overijssel 2012 (hierna: het Natuurbeheerplan) vastgesteld. Het besluit is met ingang van 24 september 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Eiser A, hierna te noemen eiser, heeft tegen dit besluit bij brief van 18 oktober 2012 beroep ingesteld. Eiseres Riettelersvereniging De Wieden, hierna te noemen eiseres, heeft bij brief van 1 november 2012 beroep ingesteld.
De beroepen zijn ter zitting van 7 februari 2013 behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door C, voorzitter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Hams en ing. R.G. Kelder.
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voorbereid. Tegen dit besluit stond, gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, dan ook rechtstreeks beroep open.
Eiser is werkzaam als rietteler in De Wieden en eiseres is een vereniging van riettelers die werkzaam zijn in De Wieden. Eisers kunnen, gelet hierop, worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit.
Artikel 2.1, eerste lid, van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer van de provincie Overijssel (hierna: de Subsisieregeling) bepaalt dat Gedeputeerde Staten een natuurbeheerplan vaststellen.
Artikel 3.8, eerste tot en met derde lid, van de Subsidieregeling luidt als volgt:
1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies natuurbeheer vast:
a. de tarieven voor de verschillende natuurbeheertypen, uitgedrukt in een bedrag per hectare;
b. het tarief voor het recreatiepakket, uitgedrukt in een bedrag per hectare;
c. de tarieven voor de monitoring van de kwaliteit van de verschillende natuurbeheertypen, uitgedrukt in een bedrag per hectare, én
d. de tarieven voor de toeslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, uitgedrukt in een bedrag per hectare.
2. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer met ingang van elk kalenderjaar van de in artikel 3.2 bedoelde periode:
a. verhogen met een toeslag voor de instandhouding van een natuurbeheertype op een natuurterrein dat enkel varend kan worden bereikt en voor zover dat qua schaalgrootte, bedrijfsvoering en intensiteit noodzakelijk wordt geacht door GS en door GS op de vastgestelde vaartoeslagenkaart is aangegeven;
b. op aanvraag en voor de resterende duur van die periode verhogen met een toeslag als ten behoeve van de instandhouding van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype gebruik wordt gemaakt van schaapskuddes.
3. De toeslagen, bedoeld in het tweede lid, kunnen slechts worden verstrekt voor zover Gedeputeerde Staten dit overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel b, in het natuurbeheerplan hebben bepaald.
Bij de vaststelling van het Natuurbeheerplan heeft verweerder bepaald dat de toeslag voor de instandhouding van een natuurbeheertype op een natuurterrein dat enkel varend kan worden bereikt (hierna: de vaartoeslag) niet langer in het Natuurbeheerplan wordt opgenomen. In het hiervoor geldende Natuurbeheerplan 2011 waren weliswaar geen gebieden voor de vaartoeslag begrensd, maar was de mogelijkheid om een vaartoeslag toe te kennen als zodanig nog wel opgenomen.
Eisers vrezen dat het niet langer opnemen van de vaartoeslag in het Natuurbeheerplan er toe leidt dat de daadwerkelijke toekenning van deze toeslag, die met name voor riettelers van belang is, ook in de toekomst niet meer zal plaatsvinden. Eisers hopen dat, als de vaartoeslag als zodanig niet uit het Natuurbeheerplan verdwijnt, op termijn het besef zal doorbreken dat alleen in geval van uitkering van de vaartoeslag duurzaam beheer van rietlanden voldoende gewaarborgd is. Andere provincies hebben deze toeslag wel in hun natuurbeheerplannen opgenomen.
Verweerder heeft de vaartoeslag, anders dan sommige andere provincies, niet langer opgenomen in het Natuurbeheerplan, omdat Overijssel – met name in De Wieden en in de Weerribben- relatief rijk is aan percelen binnen een natuurterrein die enkel varend kunnen worden bereikt. Het opnemen van de vaartoeslag en het begrenzen van percelen die daarvoor in aanmerking kunnen komen brengt dusdanige financiële verplichtingen mee voor verweerder dat andere beheerdoelen in Overijssel dan niet langer betaalbaar zouden zijn.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 3.8 van Subsidieregeling verweerder de vrijheid toekent om de vaartoeslag al dan niet op te nemen in een natuurbeheerplan. De rechtbank kan verweerders besluit om deze toeslag niet op te nemen in het Natuurbeheerplan dan ook slechts marginaal toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vaartoeslag niet op te nemen in het Natuurbeheerplan. Verweerder heeft in dit verband rekening mogen houden met de financiële gevolgen van het opnemen van de vaartoeslag en van het begrenzen van percelen die daarvoor in aanmerking kunnen komen. De hoop van eisers, dat het in het Natuurbeheerplan houden van de vaartoeslag – ook zonder dat percelen begrensd zijn die daarvoor in aanmerking komen – kan bijdragen aan het besef dat alleen bij uitkering van de vaartoeslag duurzaam beheer van rietlanden voldoende gewaarborgd is, behoefde voor verweerder geen aanleiding te vormen om de vaartoeslag in het Natuurbeheerplan te handhaven.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
De beroepen zijn daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep