ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5200
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht na gebrek aan bewijs voor opzet
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. De zaak begon met een onderzoek dat op 22 november 2012 van start ging, en de inhoudelijke behandeling vond plaats op 8 maart 2013. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Aalmoes. De officier van justitie, mr. M. Zwinkels, heeft de vordering ingediend en de verdediging heeft haar standpunten naar voren gebracht.
De tenlastelegging omvatte het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 2352 kilogram cocaïne, een feit dat valt onder de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte en zijn medeverdachten op de vlucht waren geslagen toen de politie de loods binnenviel, wat volgens hem duidt op hun betrokkenheid bij de cocaïne-invoer. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om opzet bij de verdachte aan te tonen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne in de container. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van de cocaïne of dat hij opzettelijk de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er cocaïne in de lading zat. De beslissing van de rechtbank werd genomen na zorgvuldige overweging van de verklaringen van medeverdachten en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.