ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4877

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
07-650427-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een schroevendraaier in Zwolle

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag op 26 september 2012 in Zwolle. De verdachte zou met een schroevendraaier meerdere keren in de borst en linkerzijde van het lichaam van het slachtoffer hebben gestoken, met de intentie om haar van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de forensisch arts en het slachtoffer in overweging genomen. De forensisch arts concludeerde dat de verwondingen niet door automutilatie konden zijn veroorzaakt, maar door een derde partij. De verdachte ontkende het letsel te hebben toegebracht, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelingen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank weigerde de vordering tot gevangenneming.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650427-12(P)
Uitspraak: 28 januari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H.O. Schaapherder, advocaat te Apeldoorn.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Schoo.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] één of meermalen met een schroevendraaier, althans met een puntig steekvoorwerp, in de borst en/of in de linkerzijde van diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] één of meermalen met een schroevendraaier, althans met een puntig steekvoorwerp, in de borst en/of in de linkerzijde van diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is ter zake het primair en het subsidiair ten laste gelegde. De verklaring van aangeefster is niet betrouwbaar. Het is mogelijk dat aangeefster zichzelf de verwondingen heeft toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op 26 september 2012 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan en verklaarde onder meer het volgende:
“(…) Vandaag, woensdag 26 september 2012, omstreeks 13:30 uur kwam ik terug op de [adres] te Zwolle. Ik zag dat [verdachte] precies op dat moment aan kwam lopen. (…) Toen [verdachte] binnen was hadden we vrijwel direct woorden. (…) Toen ging het allemaal heel snel. Ik lag voordat ik het wist met mijn rug op de grond. Ik heb [verdachte] zelfs niet op mij af zien komen. Ik voelde dat [verdachte] bovenop mij lag. Ik zag dat [verdachte] alleen maar stekende bewegingen maakte. Volgens mij deed hij dit met zijn rechterarm. (…) Mijn verwondingen zitten namelijk ook op mijn linkerhelft van mijn lichaam. (…) Ik heb geprobeerd om het voorwerp vast te pakken waarmee hij mij stak. Ik voelde dat dit voorwerp een schroevendraaier was. (…) Doordat ik de schroevendraaier vast had kon ik deze van [verdachte] afpakken.(…)”
Uit de letselrapportage van GGD IJsselland, opgemaakt op 27 september 2012 door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, blijkt dat bij aangeefster [slachtoffer], geboren op [datum en plaats], op de voorzijde van haar borst 3 huidwonden zichtbaar zijn die hebben gebloed. Ter hoogte van de bovenkant van het borstbeen is een stervormige steekwond van 7 x 5 mm aanwezig. Deze wond is afgeketst op het onderliggende borstbeen en daardoor niet dieper doorgedrongen. Aan de binnenzijde van de linkerborst is een fraaie stervormige diepere steekwond aanwezig die heeft gebloed maar niet diep is binnengedrongen, mogelijk ook afgeketst op een rib of niet hard aangezet. Daaronder is een meer ronde steekwond met uitlopende streepwond aanwezig met daaronder een blauw doorschijnende onderhuidse kneuzing / bloeduitstorting wat suggereert dat ook hier de steekbeweging is afgeketst op onderliggende ribben. Aan de zijkant van de linkerborst is een rechte/ streepvormige schaafwond aanwezig van 3 cm lengte die heeft gebloed en scherp omlijnd is wat goed kan passen bij afschampen van een steekbeweging met een scherper hard voorwerp. Hierachter is een rechte schuin omhoog lopende insteekwond van 25x 8 mm te zien waarbij de aanzet aan de voorzijde (borstzijde) en dieper gelegen zakvormige insteekwond aan de achterzijde (rugzijde) is gelegen, wat goed kan passen bij een steekbeweging met een scherper hard voorwerp. En aan de zijkant aan de linkerborstkas is een korte horizontaal verlopende meer ovale insteekwond van 16 x 9 mm te zien waarbij de aanzet aan de voorzijde en dieper gelegen zakvormige insteekwond aan de achterzijde is gelegen. Aan de achterzijde is zwelling en blauw doorschijnende bloedophoping te zien omdat de wond onderhuids verder doorloopt en dus vrij diep is, wat goed kan passen bij een steekbeweging met een scherper hard voorwerp.
De steekwonden op de voorzijde zijn afgeketst op het borstbeen en ribben en die op de rechterzijde zijn afgeschampt waardoor er geen inwendig letsel is veroorzaakt. Gezien de plaats waar deze steekwonden zijn toegebracht zouden bij (aan de voorzijde) het borstbeen of ribben en (aan de linkerzijkant) meer rechtshandig en diepe insteken hiervan vitale organen als grote slagaders, longen en/of hart geraakt kunnen worden. Gezien de plaatsen, toedracht en diepte van de steekwonden kan gesproken worden van potentieel dodelijk letsel.
Uit de aanvullende verklaring d.d. 1 oktober 2012 van de forensisch arts S.J.Th. Kuik, GGD IJsselland, blijkt dat bij automutilatie verwondingen altijd “voorzichtig” aangebracht worden - meestal in de vorm van krassen - op voor het slachtoffer makkelijk bereikbare en zichtbare plaatsen zoals gelaat, borst, buik of armen. Karakteristiek hierbij is dat de wonden in het algemeen ondiep zijn en meestal in een parallel of waaiervormig patroon verlopen. Vaak zijn hierbij “proef of probeer”-wonden aanwezig. Bij het letsel in de flank is te zien dat de verwondingen met snelheid en kracht - dus niet voorzichtig - zijn toegebracht. Gezien de plaats, vorm en richting van met name de twee steekwonden lijkt het niet waarschijnlijk dat het slachtoffer die zelf heeft aangebracht, maar lijkt het met grote kracht en/of snelheid door een derde veroorzaakt te zijn.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 september 2012 bij het slachtoffer in haar woning aan de [adres] te Zwolle is geweest en dat er een ruzie tussen beide heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ontkend dat hij haar het letsel heeft toegebracht.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is en er naast haar verklaring geen wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangeefster heeft op 26 september 2012 te 22:10 uur, slechts enkele uren na het incident, een gedetailleerde verklaring over het incident afgelegd bij de politie. Ter terechtzitting van 14 januari 2013 is aangeefster als getuige gehoord waarin zij weinig tot niets heeft verklaard, omdat zij het zich niet meer goed kon herinneren. Verdachte en aangeefster hadden op 26 september 2012 een relatie welke zij tot op heden hebben voortgezet. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster, zoals afgelegd bij de politie, wel betrouwbaar te meer omdat deze wordt ondersteund door de letselverklaringen. Voorts is het blijkens deze letselverklaringen niet waarschijnlijk dat aangeefster zelf de verwondingen heeft toegebracht, maar lijkt het met grote kracht en/of snelheid door een derde veroorzaakt te zijn.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat verdachte, door met een schroevendraaier op de borst en aan de zijkant van het lichaam op borsthoogte van het slachtoffer te steken, de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van haar verwondingen zou kunnen komen te overlijden op de koop toe heeft genomen. Nu verdachtes gedragingen ook naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden geacht gericht te zijn geweest op de dood van het slachtoffer, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair ten laste gelegde.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2012 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen met een schroevendraaier, in de borst en in de linkerzijde van diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis. Voorts vordert de officier van justitie de gevangenneming van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft zij verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte en aangeefster hebben weer een relatie en willen samen een toekomst opbouwen. Ondanks het moeilijke verleden van verdachte heeft hij zichzelf opgewerkt en hij heeft een woning, baan en een relatie.
De vordering tot gevangenneming moet worden afgewezen gelet op de beslissingen van de raadkamer op de vordering gevangenhouding.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan geweld in de relationele sfeer. Zo heeft verdachte tegen zijn partner geweld gebruikt door haar met een schroevendraaier te steken.
Huiselijk, relationeel getint, geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Bovendien zorgen dergelijke feiten ook voor onrust in de samenleving. Daarentegen houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte en het slachtoffer nog steeds samen zijn en samen een toekomst willen opbouwen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 3 december 2012 waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake vermogensdelicten, maar in de afgelopen vijf jaar, in 2010, eenmaal ter zake een mishandeling is veroordeeld.
Blijkens een beknopt adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 9 november 2012, opgemaakt door M. Smit, reclasseringswerker Tactus verslavingszorg, heeft verdachte niet willen meewerken aan een onderzoek door de reclassering, maar adviseert de reclassering toch, op basis van het veelpleger-overleg, om verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank acht het niet opportuun om de vordering bevel gevangenneming toe te wijzen.
Toegepaste wetsartikelen
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
De rechtbank wijst af de vordering tot gevangenneming.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. A.M. Rikken en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2013.
Mr. M. Aksu voornoemd was buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.