Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Parketnummer: 08/710919-11
Datum vonnis: 1 maart 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[Verdachte],
geboren op [1955] in [plaats] ([land]),
wonende in [plaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. M. Rasul, advocaat te Sneek, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode 1 november 2011 tot en met 13 december 2011, in de gemeente Enschede, en/althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen,
2, althans een of meer Afghaanse volwassen personen, te weten [betrokkene sub 1] en/of [betrokkene sub 2] en/of 4, althans een of meer, Afghaanse kinderen, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door en uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededader(s),
tegen betaling van een geldbedrag en/of een in het vooruitzicht gestelde beloning bovengenoemde perso(o)n(en) via Duitsland binnen Nederlands grondgebied gebracht en/of (althans) in Nederland in zijn auto vervoerd en/of bij hem, verdachte, en/of bij andere familieleden ondergebracht en/althans voornoemde personen de toegang tot Nederland verschaft.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het hem tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu zich in het dossier weliswaar sterke aanwijzingen bevinden, maar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft begaan. Twee getuigen hebben op 7 mei 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op 3 december 2011 een optreden heeft gegeven in Amsterdam. De personen die door verdachte naar Nederland zouden zijn gesmokkeld hebben bovendien ten overstaan van een ambtenaar van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) verklaard dat zij begin december 2011 over land met behulp van reisagenten vanuit Afghanistan naar Nederland zijn gereisd. Ook blijkt uit het paspoort van verdachte niet dat hij in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 december 2011 naar en/of uit Afghanistan zou hebben gereisd. De verdediging heeft verder betoogd dat verdachte conform de regels van het vreemdelingenrecht en de vreemdelingencirculaire heeft gehandeld, omdat hij bij het aantreffen van de personen in de woning van zijn moeder aan de [adres] in [plaats] deze personen heeft meegenomen in de auto om hen naar een aanmeldcentrum te brengen.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aanleiding
Via de Regiopolitie Twente is informatie ontvangen waarin werd gesteld dat enige weken geleden iemand vanuit Nederland naar Afghanistan zou zijn vertrokken. Deze persoon zou bij de terugreis mogelijk geland zijn op de luchthaven in Frankfurt in Duitsland. Verder zou deze persoon vanuit Afghanistan met twee vrouwen en vier kinderen, met valse of vervalste Nederlandse reisdocumenten, hebben gereisd. De personen zouden zijn ondergebracht in het perceel [adres] te [plaats]. Op basis van die informatie is een nader onderzoek ingesteld.
Op 13 december 2011 werd verdachte, rijdende in een personenauto met vijf andere inzittenden, staande gehouden. Verdachte had kort daarvoor de woning van zijn moeder aan de [adres] in [plaats] verlaten. Het bleek bij controle om vijf personen te gaan die geen geldige identiteitsbewijzen konden tonen. Uit onderzoek van de politie kwam naar voren dat deze personen de zus van verdachte en haar vier kinderen zijn.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de passagierslijsten is gebleken dat op 3 en 4 december 2011 zes personen van Kabul, via Bahrein, naar Parijs zijn gevlogen. Zij hebben ingecheckt met de paspoorten van verdachte en vijf familieleden van hem. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat ook gereisd is op het paspoort van de stiefzoon van verdachte, [A], die in de periode vóór en op
3 en 4 december 2011 op school was en dus niet in Afghanistan kan zijn geweest. De foto’s op de paspoorten die in het dossier zijn opgenomen, vertonen naar de rechtbank heeft waargenomen een sterke gelijkenis met de in het dossier opgenomen foto’s van de personen die in de auto van verdachte op 13 december 2011 zijn aangetroffen.
De gesmokkelde personen zijn vervolgens ondergebracht in de woning van de moeder van verdachte aan de [adres] in [plaats]. In die woning verblijven ook de ex-vrouw en de zoon van verdachte.
De zoon van verdachte, [B], heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte en de betrokken personen (zus verdachte en vier kinderen) al op 11 december 2011 in de woning gezien heeft. Verdachte heeft echter verklaard dat hij zijn zus en haar vier kinderen pas op 13 december 2011 voor het eerst in Nederland heeft gezien en hen toen met de auto heeft meegenomen om hen naar het aanmeldcentrum te vervoeren. In een latere verklaring is de zoon van verdachte op zijn eerder voor verdachte belastende afgelegde verklaring teruggekomen en heeft hij verklaard dat hij zijn tante en neven en nicht pas veel later in Ter Apel heeft gezien. De rechtbank acht die laatste verklaring van de zoon niet geloofwaardig en niet aannemelijk mede in aanmerking genomen het telefoongesprek tussen een zekere [Z] en [M] op 29 januari 2012 waarin gezegd wordt dat “[B] die dag (de rechtbank begrijpt 13 december 2011) ook meegenomen is maar dat [B] de waarheid heeft gesproken en dat zij hem daarom hebben vrijgelaten”.
[Z] zegt in dit gesprek tegen [M] dat “als die domme [B] zo iets zou hebben verklaard, dan heeft hij zijn vader benadeeld, dan hij heeft het voor zijn vader moeilijk gemaakt”.
De rechtbank leidt hieruit af dat [B] op 13 december 2011 naar waarheid heeft verklaard.
De afgetapte en opgenomen telefoongesprekken die hebben plaats gevonden na de aanhouding van verdachte, ondersteunen eveneens het vermoeden dat verdachte actief betrokken is geweest bij de smokkel van zijn zus en haar kinderen van Afghanistan naar Nederland.
Voorts blijkt uit het paspoort op naam van [verdachte] en afgegeven op
26 oktober 2010, dat verdachte in 2011 in de maanden maart, mei, september en november in Afghanistan is geweest. Verdachte heeft dat in één van zijn verklaringen ook heeft toegegeven.
Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat één van beide mobiele Samsung telefoontoestellen die kennelijk toebehoren aan de verdachte in de periode november 2011 tot en met december 2011, in Afghanistan is geweest. Voorts is gebleken dat het toestel begin december weer in Europa is, hetgeen overeenkomt met de vermoedelijke aankomst van de gesmokkelde personen.
De verklaring van verdachte ten overstaan van de politie en later ter terechtzitting afgelegd dat het telefoontoestel was achtergebleven op het vliegveld van Dubai (zoals eerst door verdachte bij de politie werd verklaard) of Bahrein (zoals later door verdachte ter terechtzitting werd verklaard) en was meegenomen door zijn vriendin [C], acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat [C] een vriendin is die hij op 14 november 2011 op het vliegveld van Dubai of Bahrein ontmoet zou hebben en met wie hij van daaruit zou doorreizen naar Kabul. Dat kon echter niet doorgaan vanwege het feit dat [C] plotseling naar Tadzikistan moest naar haar ernstig zieke moeder. Verdachte zou toen op 14 november 2011 onverrichter zake maar weer teruggegaan zijn naar Nederland. [C] zou het achtergebleven telefoontoestel hebben meegenomen en later ten behoeve van verdachte hebben meegegeven aan iemand die vanuit Afghanistan naar Duitsland zou zijn gereisd. Verdachte zou vervolgens dat toestel begin december 2011 in Essen (Duitsland) van die niet met name genoemde persoon hebben ontvangen. Nog daargelaten de volstrekte oncontroleerbaarheid van het verhaal over [C] alsmede het feit dat de rechtbank geconstateerd heeft dat verdachte ter terechtzitting anders verklaard heeft dan bij de politie over de plaats van het vliegveld waar hij [C] op 14 november 2011 zou hebben ontmoet, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte enkel en alleen voor het ophalen van een telefoontoestel helemaal vanuit Enschede naar Essen (Duitsland) zou zijn gereisd.
Op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij de personen enkel naar het aanmeldcentrum in Zevenaar wilde vervoeren, niet aannemelijk is. De rechtbank heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat verdachte zijn bij de politie afgelegde verklaringen diverse keren heeft gewijzigd en bijgesteld. Veel van de door de verdachte afgelegde verklaringen acht de rechtbank dan ook niet betrouwbaar en onaannemelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, het niet aannemelijk is dat verdachte op 3 december 2011 in Amsterdam was voor een optreden temeer niet nu verdachte daarnaar ter terechtzitting gevraagd, zich niet meer wist te herinneren dat hij toen in Amsterdam was geweest voor een optreden. Gezien het feit dat de door de rechter-commissaris op 7 mei 2012 gehoorde getuigen juist op verzoek van verdachte gehoord zijn, wekt het minst genomen bevreemding dat verdachte zich niet meer kan herinneren dat hij op 3 december 2011 in Amsterdam was. De rechtbank acht de verklaringen van de beide getuigen over het optreden van verdachte in Amsterdam op
3 december 2011 - mede in het licht van de daarover door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring - dan ook niet aannemelijk.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de smokkel van één volwassene en vier kinderen.
De bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt zijn hierna in de bijlage opgenomen. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank is door de inhoud van die wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 1 november 2011 tot en met 13 december 2011, in Nederland, een Afghaanse volwassen persoon, te weten [betrokkene sub 1], en 4 Afghaanse kinderen, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland, terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde personen in Nederland in zijn auto vervoerd en voornoemde personen de toegang tot Nederland verschaft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezenverklaard is, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 197a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang of doorreis door Nederland, terwijl hij weet dat die toegang of doorreis wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met mensensmokkel. Daarbij is verdachte vijf personen behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke inreis in en doorreis door Nederland. Mensensmokkel valt onder de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en het vreemdelingenbeleid van de Nederlandse overheid dat strekt tot het weren van ongewenst verkeer van illegale vreemdelingen. Door zijn handelen heeft verdachte dit ondermijnd.
De wetgever heeft op feiten als deze een hoog strafmaximum gesteld. Wat betreft de straftoemeting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken van
diverse rechterlijke colleges in zaken als hier bewezenverklaard. Daaruit blijkt dat er in beginsel wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 3 maanden per gesmokkelde persoon. Dit uitgangspunt volgend zou aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 15 maanden opgelegd moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat in het voordeel van verdachte mag strekken dat verdachte nauwelijks documentatie heeft en hij nimmer is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte voor deze zaak ruim drie maanden in voorarrest heeft gezeten en dat de voorlopige hechtenis inmiddels bijna een jaar geleden is opgeheven en verdachte sindsdien op vrije voeten is. Voorts is niet gebleken dat verdachte voordeel getrokken heeft uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft ook meegewogen bij het bepalen van de strafmaat dat het bij de smokkel om een zus van verdachte en haar kinderen ging.
De rechtbank acht het op grond van het vorenoverwogene niet wenselijk om verdachte opnieuw in detentie te brengen, maar zal hem, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De ernst van de feiten brengt de rechtbank er toe verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uur op te leggen.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang of doorreis door Nederland, terwijl hij weet dat die toegang of doorreis wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan 2 maanden en 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Venderbosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2013.
Mr. Bouma is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2011118248 . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verdenking en concretisering strafbare feiten van [X] van 15 maart 2012, pagina’s 20 t/m 22, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 13 december 2011, omstreeks 11.15 uur, zagen wij een personenauto, merk Audi vanuit de richting van de woning, perceel [adres] te [plaats] rijden. Wij zagen dat er één bestuurder en vijf overige inzittenden in de voornoemde Audi zaten. Van de vijf vreemdelingen kon de identiteit niet worden vastgesteld. De bestuurder, [betrokkene sub 1], is aangehouden.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 februari 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
De vijf personen die op 13 december 2011 in mijn auto zijn aangetroffen, is familie van mij. Het is mijn zus en haar vier kinderen.
(…)
Nasir is getrouwd met mijn dochter.
3.
Een geschrift, te weten een passagierslijst van de vliegmaatschappij “Gulf Air”, van Kabul (Afghanistan) naar Bahrein op 3 december 2011 met het vluchtnummer GF 741 en aansluitend de vlucht van Bahrein naar Parijs op 4 december 2011, pagina’s 140 t/m 153, waaruit blijkt dat de volgende personen van deze vlucht gebruik hebben gemaakt:
1. [D], mrs;
2. [E], mr;
3. [F], mr;
4. [G], mrs;
5. [H], mrs;
6. [A], mr.
7. [J].
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [X] van 8 februari 2012, pagina’s 135 en 136, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Over de namen zoals die op de passagierslijsten voorkomen kan het volgende worden gerelateerd.
1. [D] is de moeder van de [verdachte].
2. [E] is een neef van [verdachte].
(…)
4. [G] is een zus van [E].
5. [H] is een dochter van de [verdachte].
6. [A] is een stiefzoon van de [verdachte].
7. [J] is een kleinzoon van de [verdachte].
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [X] van 17 februari 2012, pagina 154 en 155, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 14 februari 2012 heb ik telefonisch contact opgenomen met het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke Marechaussee. De medewerker vertelde mij dat momenteel een veelvoorkomende modus operandi van mensensmokkel met betrekking tot Afghanistan het gebuik van “look-a-likes” is. Zeker in het geval er sprake is van te smokkelen familieleden wordt deze methode vaak gehanteerd.
(…)
De gegevens van de personen op de passagierslijsten zijn:
- [H], geboren op [1980] te [plaats] ([land]);
- [A], geboren op [1999] te [plaats];
- [J], geboren op [2001] te [plaats];
- [G], geboren op [1995] te [plaats] ([land]);
- [E], geboren op [1989] te [plaats] ([land]);
- [D], geboren op [1925] te [plaats] ([land]);
- [verdachte], geboren op [1955] te [plaats] ([land]).
De gegevens van de personen die in de personenauto werden aangetroffen met [verdachte] zijn:
- [K], geboren op [1966];
- [L], geboren op [1997];
- [M], geboren op [1998];
- [N], geboren op [1995];
- [betrokkene sub 2], geboren op [1990];
Ik, verbalisant, heb de foto’s van de gesmokkelde personen vergeleken met de foto’s (en gegevens) op de paspoorten van de personen op de passagierslijsten. De gegevens in de paspoorten, in geslacht, leeftijd en pasfoto, vertonen sterke gelijkenissen met de gesmokkelde personen.
6.
De eigen waarneming van de rechtbank in de raadkamer van de fotobladen die deel uitmaken van het proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2012, pagina’s 154 en 155, inhoudende de sterke gelijkenissen met de foto’s in de paspoorten en de foto’s van de in de auto aangetroffen personen.
7.
Het zaaksproces-verbaal van [X] van 19 maart 2012, pagina 108, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Navraag bij de afdeling onderwijsinspectie van de gemeente Enschede leverde op dat [A] gedurende de periode direct vóór en op 3 en 4 december 2011 normaal de lessen op school heeft gevolgd.
8.
Een tapgesprek tussen [R] en [N] op 24 januari 2012 om 17:27:52 uur, met nummer 93-78-2790787, gespreknummer 60 pagina’s 177 en 178:
R: jij mag aan niemand vertellen dat ik je heb gebeld
(…)
R: ik heb het telefoonnummer van oom [N] nodig
N: zijn nummer werkt niet want hij zit vast
(…)
R: ik wil dat jij over mijn telefoon aan niemand vertelt, niemand mag weten dat ik jou heb gebeld en over oom [N] heb gevraagd
N: nee, nee, ik ga niet aan mijn moeder vertellen omdat hij haar broer is, ze wordt verdrietig en gaat flauw vallen als zij dit zou horen, oom [N] zit vast nadat hij terug is komen van uit Afghanistan, hij is wegens iets opgepakt, wij hebben geen contact met elkaar
(…)
N: ja, ik weet niet waarom zit hij vast, ik weet alleen dat hij na zijn terugkeer vanuit Afghanistan vast zit
9.
Een tapgesprek tussen Oom [K] en [N] op 10 februari 2012 om 14:04:12 uur, met nummer 93-798-414653, gespreknummer 295, pagina’s 180 en 181:
N: oom [N] zit vast, ben je op de hoogte?
Oom: nee, ik weet niets.
N: hij kwam terug uit Afghanistan, [Ma] heeft hem verraden, [Ma] zei dat hij een mensensmokkelaar is, dat hij familie heeft gesmokkeld, [Ma] is de dochter van de tante [S] de oudste zus van [R], oom [N] is zielig en hij zit vast.
10.
Een tapgesprek tussen [N] en NN-vrouw op 11 februari 2012 om 18:16:54 uur, met nummer 93-782-790787, gespreknummer 320, pagina’s 182 en 183:
NN-vrouw: met mij gaat het ook goed. Hoe is het met je oom, heeft hij nu duidelijkheid?
[N]: nee, nog niks, hij zit nog steeds vast.
NN-vrouw: o, ja?
[N]: ja, hij blijft voorlopig een aantal jaren achter de tralies. Hij zit met een heel groot probleem.
(…)
[N]: zie je wel, dat stond in je lot. Na de komst van mijn tante werd hij door iemand verraden en sindsdien zit hij vast, dus ongeveer 2 of 2,5 maand nu. Hij is nog niet berecht en hij krijgt sowieso een aantal jaren, dat land is een klote land. Hoop maar dat je niet in de handen van dat land valt.
11.
Een tapgesprek tussen [Z] en [M] op 29 januuari 2012 om 22:56:52 uur, met nummer 31-06-85542017, pagina’s 38 en 39:
[Z]: [K] is vorige week geweest naar mijn oom, hij had die oom het een en ander verteld.
[M]: Wat heeft hij allemaal gezegd?
[K] heeft gezegd dat [B] ook op die ochtend is opgepakt en, hij is vrij gekomen maar de oom blijft vastzitten omdat [B] de waarheid heeft verteld,hebben ze hem vrijgelaten.
[M]: Wist [Ba] niets over het verhaal van de afgelopen tijd?
[Z]: Nee, [Ba] wist het niet.
[M]: Ik hoop dat zijn probleem ook wordt opgelost.
[Z]: Ja, (…)
[M]: Wat heeft [M] [K] allemaal verteld2
[Z]: Hij heeft verteld dat [B] die ochtend werd meegenomen, hij kwam vrij maar je oom niet en mijn oom zegt dat [B] de waarheid heeft gesproken, want anders hadden ze hem niet vrijgelaten.
(…)
[Z]: Als die domme [B] zo iets zou hebben verklaard dan heeft hij zijn vader benadeeld, hij heeft het voor zijn vader moeilijk gemaakt.
[M]: Wat heeft hij allemaal verklaard want [Ba] heeft gelijk.
[Z]: u weet wel dat mijn oom ervaring heeft op dit gebied en mijn oom heeft gezegd dat [B] de waarheid heeft verklaard en hij daarom vrij is gelaten want anders was het niet makkelijk. Als hij de waarheid heeft verklaard dan moet die oom ook de waarheid verklaren.
[M]: ja, dat kan ook niet anders.
[Z]: Uw oom moet zeggen dat hij zijn zus heeft geholpen. Uw oom moet zeggen dat hij zijn zus heeft geholpen omdat zij daar problemen heeft gehad en ik heb haar uit dat probleem opgehaald. Hij moet zeggen dat hij dat gedaan heeft en dat hij bereid is hiervoor een straf te krijgen. Voor wat hij heeft gedaan zal hij geen echte straf krijgen maar een taakstraf of een geldboete maar geen gevangenisstraf. 1k kwam een aantal dagen geleden samen met mijn oom [Ba] naar [plaats], wij hebben een rondje gereden en ik heb geprobeerd om [B] te bereiken want [Ba] wilde graag met hem spreken maar ik kon hem niet telefonisch bereiken.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [B] van 13 december 2011, pagina’s 184 t/m en 186, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik woon aan de [adres] in [plaats]. Toen ik zondagmorgen 11 december 2011 wakker werd, hoorde ik veel stemmen. Ik ben naar beneden gegaan en zag toen mijn tante met haar vier kinderen. Ik wist dat het mijn tante was, want ik herkende haar van foto’s. Ik wist niet dat het de bedoeling was dat zij naar Nederland zouden komen. Op die zondag is mijn vader wel op bezoek geweest bij ons aan de [adres].
13.
Het zaaksproces-verbaal van [X] van 19 maart 2012, pagina 107, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Uit het paspoort op naam van voornoemde verdachte en afgegeven op 26 oktober 2010 blijkt dat verdachte in 2011 in de maanden maart, mei, september en november in Afghanistan en de Verenigde Arabische Emiraten is geweest.
14. Het proces-verbaal van bevindingen van [X] van 19 januari 2012, pagina’s 129 en 130, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Uit onderzoek naar het paspoort van [verdachte] werd op pagina 19 een drietal stempels aangetroffen:
- inreisstempel d.d. 14 november 2011 van de Verenigde Arabische Emiraten;
- stempel waar vermeld staat dat 30 dagen verblijf in de Verenigde Arabische Emiraten is toegestaan;
- uitreisstempel d.d. 14 november 2011 van de Verenigde Arabische Emiraten.
Op pagina 31 staan een zestal stempels afgedrukt, te weten:
- stempel d.d. 15 maart 2011 van Kabul International Airport;
- stempel d.d. 25 mei 2011 van Kabul International Airport;
- inreisstempel d.d. 11 september 2011 van International Airport Bahrein;
- uitreisstempel d.d. 12 september 2011 van International Airport Bahrein;
- stempel d.d. 12 september 2011 van Kabul International Airport;
- stempel d.d. 19 september 2011 van Kabul International Airport.
15. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 13 februari 2012, pagina 240, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: In je paspoort staan stempels waaruit blijkt dat je in maart 2011, mei 2011, september 2011 en in november 2011 in Afghanistan en/of de Verenigde Arabische Emiraten bent geweest. Klopt het dat je dus daar vier keer bent geweest in 2011?
A: Op de stempels staat een datum en dat staat vast dus het betekend dat ik gereisd heb.
(…)
16.
Het zaaksproces-verbaal van [X] van 19 maart 2012, pagina 106, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Uit nader onderzoek blijkt dat één dan wel beide mobiele telefoontoestellen, die kennelijk toebehoren aan de verdachte, in de periode november 2011 t/m december 2011 in Afghanistan is/zijn geweest. Voorts bleek uitonderzoek dat één van de toestellen begin december weer in Europa was.