ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4295

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/700773-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling basisschoolleraar wegens ontucht en kinderpornografie

De rechtbank Oost-Nederland heeft op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige basisschoolleraar uit Wijchen, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. De man heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met jonge meisjes die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Een aantal van deze handelingen zijn gefilmd, en er is kinderpornografie bij hem aangetroffen. De rechtbank legt als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich moet laten behandelen in een gespecialiseerde forensisch psychiatrische instelling. Tevens is de man ontzet uit de bevoegdheid tot het uitoefenen van het beroep van onderwijzer voor een periode van 8 jaar. De rechtbank heeft de strafmaat verlaagd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, omdat niet alle feiten konden worden bewezen en rekening is gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de man. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700773-12
Data zittingen : 29 augustus 2012, 23 november 2012, 15 februari 2013 en 01 maart 2013
Datum uitspraak : 15 maart 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Overijssel, HvB Karelskamp.
raadsvrouw : mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een op 23 november 2012 door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te weten [slachto[slachtoffer1]], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) voelen aan en/of wrijven over de vagina van voornoemde [sl[slachtoffer1]ffer1];
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachto[slachtoffer2]], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) voelen aan en/of wrijven over de vagina van voornoemde [slachtoffer2];
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te weten [slachtoff[slachtoffer3]], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s), over de kleding (te weten de onderbroek), voelen aan en/of wrijven over de vagina van voornoemde [slachtoffer3];
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te weten [slachtoffer4], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s), over de kleding, voelen aan en/of wrijven over de vagina van voornoemde [slachtoffer4];
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Druten, (telkens) met zijn pupil en/of een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te we[slachtoffer6]htoffer5], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (opzettelijk) handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten - zakelijk weergegeven -:
- dat hij, verdachte, met een spuitje is binnengedrongen in de mond van voornoemde [slachtoffer5] en/of voornoemde [slachtoffer5] een vloeistof heeft laten proeven en/of
- dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] bij zichzelf op verschillende
plaatsen op haar lichaam de temperatuur heeft laten opmeten, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] onder andere de opdracht heeft gegeven om de thermometer in te brengen in haar vagina en/of de laser van de thermometer te laten schijnen op haar vagina, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en/of
- dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] zich voor de camera heeft laten uitkleden, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] de opdracht heeft gegeven om vier seconden, althans enkele momenten, naakt voor de camera te staan, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en/of
- dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5], met ontblote vagina in hurkzit boven een camera heeft laten plaatsnemen;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te we[slachtoffer6]htoffer5], geboren op [geboortedatum] 2002, die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten, dat hij, verdachte opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven -:
- met een spuitje is binnengedrongen in de mond van voornoemde [slachtoffer5] en/of voornoemde [slachtoffer5] een vloeistof heeft laten proeven en/of
- voornoemde [slachtoffer5] bij zichzelf op verschillende plaatsen op haar lichaam de temperatuur heeft laten opmeten, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] onder andere de opdracht heeft gegeven om de thermometer in te brengen in haar vagina en/of de laser van de thermometer te laten schijnen op haar vagina, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en/of
- voornoemde [slachtoffer5] zich voor de camera heeft laten uitkleden, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] de opdracht heeft gegeven om vier seconden, althans enkele momenten, naakt voor de camera te staan, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en/of
- voornoemde [slachtoffer5], met ontblote vagina in hurkzit boven een camera heeft laten plaatsnemen;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te weten [slachtoffer6], geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven -:
- betasten van de billen van voornoemde [slachtoffer6], terwijl die [slachtoffer6] bij verdachte op schoot zat en/of
- fotograferen en/of filmen van voornoemde [slachtoffer6] terwijl zij zich uitkleedde en/of terwijl zij gedeeltelijk, te weten haar bovenlijf, ontkleed was;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Wijchen, (telkens) met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te we[slachtoffer7]toffer7], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - :
- voornoemde [slachtoffer7], met een handdoek afdrogen, terwijl voornoemde [slachtoffer 7] geheel naakt is en/of
- het naar buiten draaien van het beentje van voornoemde [slachtoffer7], zodat de
vagina van voornoemde [slachtoffer7] in beeld komt bij de klaarstaande en draaiende
filmcamera en/of
- het met een handdoek vegen over de vagina van voornoemde [slachtoffer7] en/of
- het met zijn, verdachtes, duim uit elkaar halen en/of houden van de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer7], zodat haar vagina in beeld komt bij de klaarstaande en draaiende filmcamera;
8.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, en/of te Druten en/of te Wijchen, in elk geval in Nederland, (telkens) een afbeelding(en), te weten foto('s) en/of video('s) en/of film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een of meer personal computer(s) en/of een of meer laptop(s) en/of een of meer SD-card(s) en/of een of meer externe harde schijf/schijven) bevattende (een) afbeelding(en) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (totaal ongeveer 7 kinderpornografische films) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit - zakelijk weergegeven -:
- een geheel naakt meisje (te weten [slachtoffer8], geboren op [geboortedatum] 1999), die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of die (vervolgens) onder de douche staat en/of (waarbij) door het camerastandpunt nadrukkelijk de ontblote vagina in beeld gebracht wordt
en/of
- een geheel of gedeeltelijk naakt meisje (te weten [slachtoffer6], geboren op [geboortedatum] 2002), die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of die (vervolgens) met ontblote vagina in hurkzit boven de camera hangt/staat en/of (waarbij) door het camerastandpunt nadrukkelijk de ontblote vagina in beeld gebracht wordt
en/of
- twee geheel naakte meisjes (te weten [slachtoffer7], geboren op [geboortedatum] 2006 en/of [slachtoffer9], geboren [geboortedatum] 2007), die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt en/of die in een bad zitten en/of waarbij vervolgens één van de meisjes (te weten [slachtoffer7]) door verdachte uit bad wordt geholpen en/of vervolgens wordt voornoemd meisje door verdachte voor de camera gepositioneerd en/of vervolgens draait verdachte het beentje van dit
meisje naar buiten, zodat haar ontblote vagina nadrukkelijk in beeld wordt gebracht en/of vervolgens veegt verdachte met een handdoek over de vagina van het voornoemde meisje en/of vervolgens draait verdachte het rechterbeentje naar buiten en houdt met zijn duim de schaamlippen van het voornoemde meisje uiteen, waardoor de vagina nadrukkelijk in beeld wordt gebracht en/of vervolgens wordt bij het aankleden ingezoomd op billen en vagina van het
voornoemde meisje
en/of
- vier geheel en/of gedeeltelijk naakte meisjes (te weten [slachtoffer6], geboren op [geboortedatum] 2002 en/of [slachtoffer10], geboren op [geboortedatum] 2000 en/of [slachtoffer11], geboren op [geboortedatum] 2000 en/of [slachtoffer12], geboren op [geboortedatum] 2001), die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, die zich in opeenvolgende filmfragmenten van hun kleding ontdoen en/of zich (vervolgens) weer aankleden
en/of
- het vaginaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of de vinger(s)) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (zie [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam])
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (zie [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam]).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 01 maart 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. I. E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
•[slachtoffer1] (feit 1)
• [slachtoffer2] (feit 2)
• [slachtoffer3] (feit 3)
• [slachtoffer4] (feit 4)
• [slachtoffer5] (feit 5 en 8)
• [slachtoffer6] (feit 6)
• [slachtoffer7] (feit 7 en 8)
• [slachtoffer9] (feit 8)
• [slachtoffer10] (feit 8)
• [slachtoffer12] (feit 8)
• [slachtoffer11] (feit 8)
Namens de benadeelde partijen is ter terechtzitting verschenen mr. S.F. Nijhuis.
De officier van justitie, mr. E.H. Köhne-Hoegen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 en 6
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de feiten 1 tot en met 4, en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van, hoofdzakelijk, de aangiften, de studioverhoren en de verklaring van [sl[slachtoffer1]ffer1] als schakelbewijs waaruit dezelfde modus operandus blijkt als bij de andere betrokken meisjes. Tevens verwijst de officier naar de verklaringen van [Naam 1], [Naam 2], [Naam 3] en [Naam 4].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft benadrukt dat verdachte het onzedelijk bestasten van [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3], [slachtoffer4] en [slachtoffer6] stellig ontkent. De raadsvrouw heeft vervolgens bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs bestaat voor de ten aanzien van de ten laste gelegde feiten terzake deze meisjes.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Verdachte is in dienst van de Stichting Primair Onderwijs Maasland (SPOM) vanaf augustus 2011 als onderwijzer werkzaam geweest op basisschool [basisschool1] te Puiflijk op basisschool [basisschool2] te Druten en op [basisschool3] in Beneden Leeuwen.
Op 27 april 2012, daags voor de meivakantie, is verdachte in opdracht van de directeur van SPOM op non actief gesteld vanwege klachten over grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van [sl[slachtoffer1]ffer1], leerling van groep 5 van [Basisschool 1]. Op 28 april 2012 is aangifte gedaan van seksueel misbruik van [sl[slachtoffer1]ffer1]. Op 4 mei 2012 heeft een studioverhoor van [slachtoffer1] plaatsgevonden. Op 8 mei 2012 is door SPOM per brief aan de ouders van groep 5 van [basisschool1] meegedeeld dat het contract van verdachte niet verlengd wordt wegens ontoelaatbaar gedrag. Op 14 mei 2012 wordt aangifte gedaan van seksueel misbruik van [slachtoffer2], leerling van groep 5 van [Basisschool 1]. Op 14 mei 2012 vindt op alle drie de betrokken basisscholen een informatiebijeenkomst plaats. Op 20 mei 2012 wordt door SPOM aan de ouders per brief meegedeeld dat mogelijk sprake is van ontucht met minderjarigen. Op 22 mei 2012 vindt een studioverhoor plaats van [slachtoffer3], leerling van groep 5 van [basisschool1] en volgt er een aangifte wegens seksueel misbruik. Op 21 juni 2012 vindt een studioverhoor plaats van [slachtoffer4], leerling van groep 5 van [basisschool1], gevolgd door een aangifte van seksueel misbruik. Op 28 juni 2012 vindt het studioverhoor plaats van [slachtoffer6] leerling van groep 5 van [basisschool1], gevolgd door een aangifte van seksueel misbruik. Op 14 februari 2013 vindt een tweede studioverhoor plaats van [slachtoffer2].
De betrouwbaarheid van de door de [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3], [slachtoffer4] en [slachtoffer6] afgelegde verklaringen
Zowel door de officier van justitie als door de verdediging is de betrouwbaarheid van deze verklaringen aan de orde gesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat de ervaring leert dat het risico op onderlinge beïnvloeding toeneemt naarmate de tijd verstrijkt. In het begin van het onderzoek voortvarend te werk is gegaan om zo snel mogelijk alle getuigen te horen en studioverhoren af te nemen maar het risico van onderlinge beïnvloeding kan niet worden uitgesloten. Of daar sprake van is geweest moet worden beoordeeld aan de hand van de individuele verklaringen, met name de “disclosure” en de “free call” in de studioverhoren. De officier van justitie is van oordeel dat de verklaringen van de kinderen, afgelegd in de kindvriendelijke studio, als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden. Daarbij heeft de officier van justitie, gelet op het tijdsverloop en de wijze van verklaren, wel een kanttekening gemaakt bij het tweede studioverhoor van [slachtoffer2].
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat in onderhavige zaak sprake is van "collaborative storytelling". Dat betekent dat een situatie waarin suggesties, gedaan door de omgeving van een kind, door het kind worden opgepakt en vervolgens door het kind als waarheid worden ervaren en als zodanig worden gepresenteerd. In zaken waarin dit fenomeen speelt gaat het vaak over situaties waar veel geruchten en verhalen de ronde doen en waarin ouders bezorgd zijn. Vaak zijn ouders meer verontrust dan de kinderen, zoals in dit dossier ook aan de orde lijkt te zijn.
De zaak is gaan rollen doordat een ouder van een kind op basisschool [basisschool1] meldt dat zijn dochter overstuur is thuisgekomen. Naar aanleiding van deze melding wordt uiteindelijk door ouders van vier andere kinderen van [basisschool1] aangifte gedaan van ontucht.
Als gezegd begint de zaak met de melding van de vader van [slachtoffer1] op 27 april 2012
Op 6 mei 2012, wordt de moeder van [slachtoffer2] gehoord als getuige en uit dit verhoor blijkt dat de ouders van [slachtoffer2] via de politie hebben gehoord dat [slachtoffer1] iets over [slachtoffer2] heeft gezegd. Vanaf dat moment is duidelijk dat [slachtoffer2] graag wil helpen en ook wil vertellen. [slachtoffer2] vertelt dat [verdachte] aan [slachtoffer1] heeft gezeten, haar beste vriendin, en vertelt dat hij dat ook bij haar heeft gedaan.
De moeder van [slachtoffer3] neemt op 16 mei 2012 contact op met de politie en [slachtoffer3] zelf wordt op 22 mei in de studio gehoord. [slachtoffer3] vertelt voor het eerst iets tegen haar moeder nadat informatie is verspreid door school en ze weet van de aangifte van [slachtoffer2].
Ook heeft [slachtoffer3] kennisgenomen van de informatie op de site van De Gelderlander.
Het blijkt dat niet alleen tussen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] (beste vriendinnen die bijna dagelijks samen spelen) is gesproken over "aanrakingen" door [verdachte], maar ook tussen [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en wel voordat deze meisjes in de verhoorstudio zijn gehoord. Ruim na de informatiebijeenkomst op school op 14 mei 2012 meldt de moeder van [slachtoffer4] zich bij de politie. Pas op 25 juni 2012 wordt door de moeder van [slachtoffer6] aangifte gedaan.
Na de op non-actiefstelling van verdachte op vrijdag 27 april 2012 wordt op de drie scholen van stichting SPOM van alles in werking gesteld. Ook hiervoor geldt: hoe een en ander is gelopen, welke informatie is verstrekt en gedeeld, is van belang voor de beoordeling van de achtergrond en ontstaansgeschiedenis van de beschuldigingen.
Uit het dossier blijkt verder dat de eerste brieven over de situatie van verdachte aan de kinderen zijn meegegeven, en dat ook hierover onrust bestond bij ouders. Ook blijkt dat de kinderen zelf op 15 mei 2012 in de klas zijn geïnformeerd over de situatie en het feit dat [verdachte] in de gevangenis zat.
Bij de rechter-commissaris wordt door [Naam 5] verklaard dat men bang was dat de kinderen elkaar gingen beïnvloeden en overal gingen praten en dat daarom ervoor is gekozen hiervoor ruimte in te ruimen in de klas. Uit het studioverhoor van onder andere [slachtoffer4] blijkt een beetje hoe dit in zijn werk ging.
Gelet op het feit dat de verhalen rondgingen ruim voordat het merendeel van de kinderen in de verhoorstudio waren gehoord, is de raadsvrouw van oordeel dat hiermee rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling van de verklaringen en bij het gebruik daarvan als schakelbewijs in de zaken onderling.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het verhandelde ter terechtzitting alsmede uit het proces-verbaal van politie leidt de rechtbank af dat er - in de periode gelegen tussen de op non-actiefstelling van verdachte en de studioverhoren- tussen de kinderen onderling en met hun ouders is gesproken over de gebeurtenissen op de school.
In het weekend van 21/22 april 2012 vertelt [slachtoffer1] aan haar moeder dat [verdachte] over haar gympakje zou hebben gewreven. Op 25 april 2012 vertelt [slachtoffer1] haar vader dat [verdachte] daarbij aan haar kruis zou hebben gevoeld. Op 27 april 2012 is verdachte op non-actief gesteld, nadat hij heeft erkend dat hij heeft gevoeld of het gympakje van [slachtoffer1] nat was. Op 28 april 2012 wordt door de vader van [slachtoffer1] aangifte gedaan. In de tussentijd hebben [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met elkaar gesproken en heeft [slachtoffer1] verteld wat verdachte bij haar gedaan zou hebben. Tegenover [slachtoffer1] heeft [slachtoffer2] verteld dat hetzelfde haar ook is overkomen. Vervolgens heeft [slachtoffer1] dat weer tegen haar ouders verteld. Daarop is door de politie contact opgenomen met de moeder van [slachtoffer2] om haar uit te nodigen een getuigenverklaring af te leggen, Dit doet zij op 6 mei 2012 maar uit dit verhoor blijkt niet dat [slachtoffer2] er al tegenover moeder over heeft gesproken dat [verdachte] aan haar turnpakje zou hebben gevoeld. De politie komt op 7 mei 2012 thuis bij [slachtoffer2] om haar voor te bereiden op het studioverhoor en vertelt haar dat [slachtoffer1] bij de politie is geweest om te vertellen wat er was gebeurd. [slachtoffer2] zegt dan pas dat [verdachte] ook bij haar heeft gedaan wat hij bij [slachtoffer1] heeft gedaan. Tevens zegt zij dat zij graag wilde komen vertellen omdat zij graag wilde helpen. Op 8 mei 2012 wordt [slachtoffer2] in de studio gehoord waarna haar moeder aangifte doet op 14 mei 2012.
Op 8 mei 2012 wordt een informatiebrief verstrekt aan de ouders de klas waarin de betrokken kinderen zitten. Hierin wordt aangegeven dat het contract van verdachte niet wordt verlengd vanwege ontoelaatbaar gedrag.
Op 14 mei 2012 heeft in de avond een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de ouders van groep 5 van [Basisschool 1]. Daarbij waren onder andere de burgemeester, een medewerker van de zedenpolitie en een officier van justitie. Daarbij zijn de ouders geïnformeerd over het feit dat er een personeelslid was aangehouden.
Op 15 mei 2012 zijn de kinderen in de klas geïnformeerd over de situatie en het feit dat [verdachte] in de gevangenis zat. Bij de rechter-commissaris wordt door [Naam 5] verklaard dat men bang was dat de kinderen elkaar gingen beïnvloeden en overal gingen praten en dat er daarom voor is gekozen hiervoor ruimte te bieden in de klas.
De moeder van [slachtoffer3] neemt op 16 mei 2012 contact op met de politie en [slachtoffer3] zelf wordt op 22 mei in de studio gehoord. [slachtoffer3] vertelt voor het eerst iets tegen haar moeder nadat informatie is verspreid door school en ze weet van de aangifte van [slachtoffer2]. Ook heeft [slachtoffer3] kennisgenomen van de informatie op de site van De Gelderlander.
Ruim na de informatiebijeenkomst meldt de moeder van [slachtoffer4] zich bij de politie.
Pas op 25 juni 2012 wordt door de moeder van [slachtoffer6] aangifte gedaan.
Conclusie
Overwegende
- dat het merendeel van de aangiften is gedaan nadat informatie was verstrekt over de reden van aanhouding van verdachte;
- dat in de klas van de betrokken meisjes met regelmaat is gesproken over wat er met verdachte was gebeurd en waarom;
- dat in die tijdsperiode onderling contact is geweest tussen ouders en kinderen en dat is gesproken over wat verdachte zou hebben gedaan;
- dat – op [slachtoffer1] na – de betrokken meisjes niet uit eigen initiatief zijn gaan verklaren, en;
- dat er een groot tijdsverloop is tussen de verschillende aangiften en verhoren;
komt de rechtbank tot de conclusie dat het aannemelijk is dat de betrokken kinderen beïnvloed zijn geweest door hetgeen zij van anderen hebben vernomen zodat niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van “collaborative storytelling”. Het betreffen verklaringen van kinderen die bij elkaar in de klas zitten en die - op [slachtoffer1] - na pas zijn gaan verklaren nadat aan het licht kwam dat [slachtoffer1] had verteld dat [verdachte] aan haar turnpakje had gevoeld. Om die reden zijn naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer2], [slachtoffer3], [slachtoffer4] en [slachtoffer6] onvoldoende betrouwbaar om te worden gebruikt voor het bewijs.
Feit 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van steunbewijs. Verdachte heeft bekend de stof van het gympak van [slachtoffer1] naar voren te hebben getrokken en hieraan te hebben gevoeld, maar dit was aan de zijkant van het been. Daarbij heeft verdachte niet over de vagina van [slachtoffer1] gewreven en hij betwist de ontuchtige aanraking.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 2003, vraagt eind april 2012 aan haar moeder of moeder geen natte turnpakjes meer in [slachtoffer1]s tas wilde stoppen. Zij mocht niet in een nat turnpakje gymmen, want anders ging [verdachte] dat met [slachtoffer1] bespreken. Als moeder vraagt hoe [verdachte] weet dat het turnpakje van [slachtoffer1] nat is, vertelt [slachtoffer1] dat hij voelt over het turnpakje of dit nat is.
Naar aanleiding van het voorgaande zegt de vader van [slachtoffer1] op 25 april 2012 tegen haar dat hij zich kan voorstellen dat het lastig is met een nat pakje te gymmen en dat het normaal is te voelen of het pakje nat was. [slachtoffer1] reageert heftig en zegt dan: “ja, maar papa maar dan voel je niet hier.”[slachtoffer1] hield daarbij haar hand op haar kruis, over de broek heen.
Op vrijdag 27 april 2012 komt [slachtoffer1] overstuur thuis en vertelt huilend aan haar vader dat [verdachte] het weer heeft gedaan en nu ook onder haar turnpak heeft gevoeld. Eerst over haar onderbroek heen en daarna ook in de onderbroek. Zij zei ook verschillende keren: “dat doen jullie niet eens, jullie raken mij daar niet aan”. Zij vertelt diezelfde avond nog dat zij met de kinderen in de gymzaal waren, dat [verdachte] haar had geroepen en mee de gang had opgenomen. Daar is het toen gebeurd.
Nadat vader op 28 april 2012 aangifte doet, wordt [slachtoffer1] verhoord in de studio op 4 mei 2012. [slachtoffer1] verklaart hier dat verdachte tijdens de gym voelt onder haar onderbroek. Het is twee of drie keer gebeurd. Zij was aan het gymmen en de meester riep haar dan en nam haar mee naar de gang. Hij deed de deur van de gymzaal dicht. Hij voelde op de plek waar zij mee plast. Hij is met zijn hand via de zijkant onder haar turnpakje is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer1] als betrouwbaar en consistent kunnen worden aangemerkt nu zij in een tijdsbestek van enkele dagen tot tweemaal toe uit eigen initiatief is gaan verklaren. Zij verklaart dan over details en noemt uit eigen beweging dat verdachte haar in het kruis voelde. In het studioverhoor herhaalt zij – al vrij snel aan het begin van het verhoor – datgene wat zij ook aan haar vader heeft verteld.
Verdachte heeft naar aanleiding van de melding van de vader van [slachtoffer1] op 27 april 2012 een gesprek gehad met [Naam 6], bestuurder van de overkoepelende scholenorganisatie SPOM. [Naam 6] verklaart dat verdachte in dit gesprek heeft aangegeven inderdaad twee keer aan het turnpakje te hebben gevoeld bij [slachtoffer1] omdat ze zei dat het pakje nat was. Dit was op de 27e geweest en een week eerder toen [slachtoffer1] ook tegen hem had gezegd dat haar turnpakje nat was.
Op 30 april 2012 heeft verdachte met collega [Naam 7] gesproken waar hij komt met het verhaal dat hij een kind, [slachtoffer1] onjuist had behandeld doordat hij twee keer kort, na elkaar, aan haar turnpakje had gevoeld om te controleren of het nat was. Hij zag dat het rondom het kruis, schaamstreek nat was. Hij was daarbij met zijn hand onder het turnpakje gegaan. Verdachte heeft ter zitting van 1 maart 2013 verklaard dat hij ter hoogte van het bovenbeen de stof van de huid getrokken en vervolgens de stof tussen zijn vingers genomen om net boven haar kruis te voelen of het turnpakje nat was.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in ieder geval tweemaal met zijn hand heeft gevoeld of het turnpakje van [slachtoffer1] nat was. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig bewijs is voor de kern van het verwijt, namelijk dat verdachte daarbij ook met zijn hand onder de onderbroek van [slachtoffer1] heeft gevoeld aan, en gewreven over, haar vagina. De rechtbank vindt dit bewijs in de voornoemde verklaring van [Naam 6] en die van [Naam 7] en verdachtes eigen verklaring waaruit volgt dat er tweemaal – tijdens de gymles - aan het natte turnpakje van [slachtoffer1] is gevoeld waarbij verdachte ook met zijn vingers onder de stof is geweest om en nabij de schaamstreek.
Gezien het feit dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer1] tegenover haar vader en in het studioverhoor betrouwbaar acht, heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte daadwerkelijk tweemaal met zijn hand onder de onderbroek van [slachtoffer1] haar vagina heeft gevoeld. Verdachte, die leerkracht was van [slachtoffer1], heeft hiermee de grenzen van wat sociaal-ethisch toelaatbaar is, ver overschreden zodat het handelen van verdachte als opzettelijk ontuchtig handelen, kan worden beoordeeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meer tijdstip(pen) in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te weten [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) voelen aan en/of wrijven over de vagina van voornoemde [slachtoffer1].
Feiten 2, 3, 4 en 6
In de feiten 2, 3, 4, en 6 is het bewijs van hetgeen verdachte verweten wordt, te herleiden is tot één bron, namelijk telkens de verklaring van het kind in kwestie. Nu de rechtbank zoals hiervoor is uiteengezet die verklaring onvoldoende betrouwbaar acht om voor het bewijs te kunnen gebruiken moet verdachte van die feiten worden vrijgesproken wegens gebrek aanwettig bewijs.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 is verdachte leerkracht geweest op de basisschool [Basisschool 2]. [slachtoffer5] (geboren op [geboortedatum] 2002) was toen leerlinge van deze school en zat bij verdachte in de klas. Verdachte heeft [slachtoffer5] smaakproefjes laten doen, waarbij hij haar met een spuitje diverse vloeistoffen heeft laten proeven. Ook heeft hij [slachtoffer5] opdracht gegeven om bij zichzelf op verschillende plaatsen op haar lichaam de temperatuur op te meten, onder meer door de laser van de thermometer te laten schijnen op haar vagina. Alle resultaten moest [slachtoffer5] noteren in een boekje. Voorts heeft verdachte [slachtoffer5] de opdracht gegeven zich voor de camera uit te kleden en vier seconden voor de camera te blijven staan en met ontblote vagina in hurkzit boven een camera plaats te nemen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde. Zij is van mening dat, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte het spuitje in de mond van [slachtoffer5] heeft gebracht, noch dat de thermometer in de vagina of tussen de schaamlippen is gebracht, het seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 5 subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens gepleit voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde. Het merendeel van de ten laste gelegde handelingen wordt weliswaar door haar cliënt erkend, echter geen van deze handelingen kan gekwalificeerd worden als seksueel binnendringen. Nog los van de vraag of het laten proeven van vloeistof gekwalificeerd zou kunnen worden als een seksuele handeling, heeft [slachtoffer5] aangegeven dat verdachte het spuitje boven haar mond hield, terwijl hij de vloeistof in haar mond spoot en dat zij het spuitje niet heeft gevoeld. Om die reden is er ten aanzien van het spuitje geen sprake geweest van seksueel binnendringen. Voorts kan het meten van de lichaamstemperatuur evenmin gekwalificeerd worden als het seksueel binnendringen, aangezien alleen al op basis van de grootte van de laserthermometer vastgesteld kan worden dat deze niet in het lichaam van [slachtoffer5] gebracht kan zijn en ook het richten van een laserstraal op delen van het lichaam geen binnendringen in de zin van de wet oplevert.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsvrouw dat de ten laste gelegde handelingen niet als ontuchtig kunnen worden beschouwd nu er tussen [slachtoffer5] en verdachte onvoldoende sprake was van interactie hetwelk een vereiste is om tot de conclusie te komen dat er sprake is van ontuchtige handelingen alsook dat het seksuele karakter aan de handelingen ontbrak. Ook van het subsidiair ten laste gelegde feit dient verdachte dus te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat er geen sprake is geweest van seksueel binnendringen in het lichaam van [slachtoffer5].
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de hem ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. Verdachte bevestigt daarmee de verklaring van [slachtoffer5] op essentiële punten. Mede op grond daarvan beoordeelt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer5] als betrouwbaar. Verdachte heeft op detailonderdelen, die overigens niet de kern van het verwijt raken, een andere lezing ten aanzien van de handelingen dan [slachtoffer5]. Zo heeft een en ander volgens verdachte niet in de gymzaal plaatsgehad maar in het overblijflokaal en zou hij niet tegen [slachtoffer5] hebben gezegd dat zij bij het maken van het filmpje vier seconden moest blijven stilstaan. Aangezien de rechtbank, ook ten aanzien van deze punten, geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer5], zal zij op die punten de verklaring van [slachtoffer5] volgen.
Ten aanzien van het door de raadsvrouw gevoerde kwalificatieverweer het volgende.
- Verdachte heeft [slachtoffer5] de opdracht gegeven diverse vloeistoffen te proeven en heeft vervolgens de reactie op haar gezicht gefilmd. Wat er ook zij van de ongebruikelijkheid van dergelijke handelingen, de rechtbank is met de verdediging van oordeel dat deze handelingen op zich niet gekwalificeerd kunnen worden als ontuchtig.
- Anders oordeelt de rechtbank ten aanzien van het opnemen van de lichaamstemperatuur door [slachtoffer5], in het bijzonder met de laserthermometer schijnen op haar vagina. De rechtbank overweegt hiertoe dat bij beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen oplevert, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of sprake is van seksuele handelingen waarbij een sociaal-ethsiche norm is overschreden en zo ja, in hoeverre tussen verdachte en [slachtoffer5] enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft [slachtoffer5] gevraagd om buiten schooltijd op een besloten plaats met een laserthermometer op meerdere plaatsen van haar lichaam haar temperatuur te meten. Voorafgaand was een lijstje opgesteld waarop alle plaatsen stonden die [slachtoffer5] moest opmeten. Ook haar vagina werd daarbij genoemd. Tijdens het meten heeft zij daarom haar ondergoed moeten laten zakken. Verdachte kon [slachtoffer5] tijdens het meten weliswaar niet zien maar bevond zich in haar directe nabijheid en kon met haar praten. Gezien de context waarbinnen deze handelingen plaatsvonden en bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm hebben deze handelingen de grens van het sociaal-ethisch toelaatbare tussen een leerkracht en een minderjarige leerling naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk overschreden en daarmee het karakter van ontuchtige handelingen.
Dat verdachte daarbij [slachtoffer5] niet heeft aangeraakt, noch bij het meten van de temperatuur aanwezig is geweest, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af nu er sprake is geweest van een relevante interactie dienaangaande, tussen verdachte en [slachtoffer5]. Verdachte heeft welbewust en gericht opdrachten aan [slachtoffer5] gegeven en zij durfde geen nee te zeggen omdat verdachte haar meester was.
- Verdachte heeft [slachtoffer5] de opdracht gegeven om voor de camera haar kleding uit te trekken. Daarbij moest ze ook haar onderbroek uittrekken. Voorts heeft verdachte haar opdracht gegeven om, eveneens zonder onderbroek, boven een camera in hurkzit te gaan zitten. Om dezelfde redenen als genoemd terzake het meten van de temperaturen leidt het naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat dit ontuchtige handelingen betreffen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 27 april 2012 te Druten, (telkens) met een aan zijn zorg en/of opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te we[slachtoffer6]htoffer5], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten, dat hij, verdachte opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven -:
- voornoemde [slachtoffer5] bij zichzelf op verschillende plaatsen op haar lichaam de temperatuur heeft laten opmeten, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] onder andere de opdracht heeft gegeven om de laser van de thermometer te laten schijnen op haar vagina, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en
- voornoemde [slachtoffer5] zich voor de camera heeft laten uitkleden, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer5] de opdracht heeft gegeven om vier seconden, naakt voor de camera te staan, aan welke opdracht voornoemde [slachtoffer5] heeft voldaan en
- voornoemde [slachtoffer5], met ontblote vagina in hurkzit boven een camera heeft laten plaatsnemen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [Naam 8], pag. 1309;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012, pag. 812;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2012, pag. 819;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2012, pag. 1302;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Wijchen, (telkens) met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige te we[slachtoffer7]toffer7], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven-
- voornoemde [slachtoffer7], met een handdoek afdrogen, terwijl voornoemde [slachtoffer7] geheel naakt is en
- het naar buiten draaien van het beentje van voornoemde [slachtoffer7], zodat de vagina van voornoemde [slachtoffer7] in beeld komt bij de klaarstaande en draaiende filmcamera en
- het met een handdoek vegen over de vagina van voornoemde [slachtoffer7] en
- het met zijn, verdachtes, duim uit elkaar halen en houden van de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer7], zodat haar vagina in beeld komt bij de klaarstaande en draaiende filmcamera.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle onder feit 8 genoemde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het onderdeel in de tenlastelegging dat ziet op het verspreiden van de eerste vier bestanden. Zij heeft betoogd dat haar cliënt deze bestanden weliswaar heeft vervaardigd en op zijn computer aanwezig heeft gehad. Van geen van deze bestanden kan echter worden vastgesteld dat verdachte deze heeft verspreid en ten aanzien van het vierde bestand geldt bovendien dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit filmpje in de bedoelde periode in zijn bezit heeft gehad aangezien uit het dossier niet valt af te leiden wanneer dit filmpje precies is verwijderd.
Ten aanzien van de overige drie bestanden (ten laste gelegd onder de laatste twee gedachtestreepjes bij feit 8) is de raadsvrouw van mening dat het (voorwaardelijk) opzet van haar cliënt niet bewezen kan worden, aangezien niet uitgesloten kan worden dat deze bestanden onbedoeld zijn (mee)gedownload. Immers, uit de namen van deze bestanden valt geheel niet af te leiden dat er sprake is van kinderpornografische afbeeldingen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de eerste vier bestanden is de rechtbank, met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de bestanden heeft verspreid. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Aangaande het verweer dat niet bewezen kan worden dat verdachte het vierde bestand binnen de ten laste gelegde periode in zijn bezit heeft gehad, het volgende. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het bestand is aangemaakt en nog eens is geopend in oktober 2010. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte dit bestand op enig moment in de ten laste gelegde periode in zijn bezit heeft gehad.
Ten aanzien van het derde filmpje overweegt de rechtbank dat uit de beschrijving van het filmpje slechts volgt dat [slachtoffer9] in bad zit. Onduidelijk is of zij geheel naakt is. In de verdere beschrijving van het filmpje wordt zij niet meer genoemd. De enkele constatering dat [slachtoffer9] in bad zit acht de rechtbank onvoldoende om de opname ten aanzien van haar als kinderpornografisch te kwalificeren.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging aangaande de laatste drie bestanden overweegt de rechtbank als volgt. Uit onderdelen van de titels van de als tweede en derde opgesomde filmpjes, blijkt naar het oordeel van de rechtbank overduidelijk dat het gaat om kinderpornografische afbeeldingen. Zo er al geen sprake is van opzet, is de rechtbank van oordeel dat, gezien termen als “[bestandsnaam]” en “[bestandsnaam]” in ieder geval willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze bestanden kinderpornografische afbeeldingen zouden bevatten. Ten aanzien van het bestand waarvan de naam slechts uit cijfers en letters bestaat, oordeelt de rechtbank daar anders over. Zij is van oordeel dat (voorwaardelijk) opzet ten aanzien van dat bestand niet bewezen kan worden.
Tot slot overweegt de rechtbank dat niet bij alle filmpjes het bestanddeel ‘aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwt’ kan worden bewezen.
Ten behoeve van de duidelijkheid zal de rechtbank hieronder de bestanden ieder afzonderlijk bespreken.
- Ten aanzien van het eerstgenoemde bestand waarin [slachtoffer8] te zien is het volgende.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 juli 2012, pag. 812;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2012, pag. 1391;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten een afbeelding, te weten een film heeft vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeelding (een) seksuele gedraging zichtbaar is waarbij een persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit - zakelijk weergegeven -:
- een geheel naakt meisje (te weten [slachtoffer8], geboren op [geboortedatum] 1999), die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en die (vervolgens) onder de douche staat en (waarbij) door het camerastandpunt nadrukkelijk de ontblote vagina in beeld gebracht wordt.
- Ten aanzien van het tweede bestand waarin [slachtoffer6] te zien is het volgende.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2012, pag. 1242
- het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 4 december 2012, pag. 13 en 14;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8, tweede gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, een gegevensdrager (te weten een SD-card bevattende een afbeelding heeft vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeelding (een) seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij een aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestond uit - zakelijk weergegeven -:
- een geheel naakt meisje (te weten [slachtoffer6], geboren op [geboortedatum] 2002), die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en die (vervolgens) met ontblote vagina in hurkzit boven de camera hangt/staat en (waarbij) door het camerastandpunt nadrukkelijk de ontblote vagina in beeld gebracht wordt.
- Ten aanzien van het derde bestand waarin [slachtoffer7] en [slachtoffer9] te zien zijn het volgende.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [Naam 8], pag. 1309;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012, pag. 812;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2012, pag.819;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2012, pag. 1302;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8, derde gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, een gegevensdrager(s) (te weten een bevattende (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeelding seksuele gedraging(en) zichtbaar zijn, waarbij een aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid toevertrouwde persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit - zakelijk weergegeven -:
- twee naakt meisje te weten [slachtoffer7], geboren op [geboortedatum] 2006 die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en die in een bad zit en waarbij vervolgens [slachtoffer7] door verdachte uit bad wordt geholpen en vervolgens wordt voornoemd meisje door verdachte voor de camera gepositioneerd en vervolgens draait verdachte het beentje van dit meisje naar buiten, zodat haar ontblote vagina nadrukkelijk in beeld wordt gebracht en vervolgens veegt verdachte met een handdoek over de vagina van het voornoemde meisje en vervolgens draait verdachte het rechterbeentje naar buiten en houdt met zijn duim de schaamlippen van het voornoemde meisje uiteen, waardoor de vagina nadrukkelijk in beeld wordt gebracht en vervolgens wordt bij het aankleden ingezoomd op billen en vagina van het
voornoemde meisje.
- Ten aanzien van het vierde bestand waarin [slachtoffer6], [slachtoffer10], [slachtoffer11] en [slachtoffer12] te zien zijn het volgende.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de processen-verbaal van aangifte door [Naam 8], het dossier Sectie Zedenzaken, pag. 217, [Naam 9], het dossier Sectie Zedenzaken, pag. 223, [Naam 10], het dossier Sectie Zedenzaken, pag. 228 en [Naam 11], pag. 1182.
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2012, pag. 849;
- het proces-verbaal van bevindingen beschrijving filmbeelden, Dossier Sectie Zedenzaken, pag. 206;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 4 december 2012, pag. 14;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8, vierde gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, een (een) gegevensdrager (te weten een externe harde schijf) bevattende (een) afbeelding heeft vervaardigd terwijl op die afbeelding (een) seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
- vier geheel of gedeeltelijk naakte meisjes (te weten [slachtoffer6], geboren op [geboortedatum] 2002 en/of [slachtoffer10], geboren op [geboortedatum] 2000 en/of [slachtoffer11], geboren op [geboortedatum] 2000 en/of [slachtoffer12], geboren op [geboortedatum] 2001), die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, die zich in opeenvolgende filmfragmenten van hun kleding ontdoen en/of zich (vervolgens) weer aankleden.
- Ten aanzien van het vijfde en zesde gedachtenstreepje, bevattende drie bestanden het volgende.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8, vierde gedachtestreepje ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 11 januari 2010 tot en met 27 april 2012 te Puiflijk, gemeente Druten, (telkens) (een) gegevensdrager(s) (te weten een personal computer(s) en een externe harde schijf bevattende afbeelding(en) heeft in bezit gehad, terwijl op die afbeelding(en) (totaal ongeveer 7 kinderpornografische films) seksuele gedraging(en) zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
- het vaginaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of de vinger(s)) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (zie
- [Bestandsnaam 1] en/of
- [Bestandsnaam 2])
en
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (zie
- [Bestandsnaam 1] en/of
- [Bestandsnaam 2]).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 5 subsidiair, telkens:
met iemand aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwd en beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 7:
met iemand aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd en beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Ten aanzien van feit 8, eerste gedachtenstreepje: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben
Ten aanzien van feit 8, tweede gedachtenstreepje: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl het een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige betreft
Ten aanzien van feit 8, derde gedachtenstreepje: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl het een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige betreft
Ten aanzien van feit 8, vierde gedachtenstreepje: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl het een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige betreft
Ten aanzien van feit 8, vijfde en zesde gedachtenstreepje: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat veroordeelde zal worden ontzet uit de uitoefening van zijn beroep als leerkracht, alsmede dat hij gedurende de proeftijd van 10 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer1] (feit 1), [slachtoffer2] (feit 2), [slachtoffer3] (feit 3), [slachtoffer4] (feit 4), [slachtoffer5] (feit 5 en 8), [slachtoffer6] (feit 6), [slachtoffer7] (feit 7 en 8), [slachtoffer9] (feit 8), [slachtoffer10] (feit 8), [slachtoffer12] (feit 8) en [slachtoffer11] (feit 8), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaard zullen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende betoogd. Dat verdachte fouten heeft gemaakt en dat daarvoor straf op zijn plaats is, staat niet ter discussie. Echter, van belang is dat onderhavige zaak wordt teruggebracht naar reële proporties. In het huidige tijdgewricht krijgen zaken als deze buitengewoon veel aandacht. Mede als gevolg daarvan zijn de gevolgen die de verdenkingen in het leven van verdachte hebben teweeggebracht extreem ingrijpend. Zo is zijn huwelijk kapot en is hij zijn gezin kwijt. Verdachte heeft geen baan meer en zal niet makkelijk meer aan het werk komen. Voorts zit hij al lange tijd in detentie. Verdachte dient te worden aangemerkt als first offender, aangezien de eerdere melding tegen hem geen vervolging heeft opgeleverd. Verdachte moet verder met zijn leven en heeft hulpverlening nodig. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook, niet alleen om die reden, maar ook vanwege het feit dat zij voor een aanzienlijk deel van de feiten vrijspraak heeft bepleit, een substantieel lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. Bovendien verzet de raadsvrouw zich tegen oplegging van de door de officier van justitie gevorderde proeftijd, aangezien zij van mening is dat een proeftijd van vier jaar volstaat. Voor ontzetting uit de uitoefening van zijn beroep als leerkracht en het contactverbod ziet de raadsvrouw evenmin enige noodzaak, aangezien verdachte na ommekomst van zijn hechtenis elders een nieuw bestaan op wil bouwen en niet meer werkzaam wil zijn in het onderwijs en ook op geen enkele wijze behoefte heeft aan het zoeken van contact met in deze zaak betrokken kinderen en hun ouders.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met
- de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 januari 2013 en
• een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, d.d. 15 mei 2012 en 15 augustus 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van prof. J.J. Baneke, psycholoog, gedateerd 17 juni 2012 en van drs. P.K.J. Ronhaar, psychiater, gedateerd 23 augustus 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van prof. J.J. Baneke, psycholoog, gedateerd 19 november 2012 en van drs. P.K.J. Ronhaar, psychiater, gedateerd 20 november 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een drietal jonge meisjes die aan zijn zorg waren toevertrouwd.
Twee van de meisjes waren circa tien jarige meisjes die bij verdachte op verschillende scholen in de klas zaten. De handelingen van verdachte bestonden onder meer uit het voelen aan en wrijven over de vagina van een meisje. Een ander meisje heeft verdachte zeer gerichte opdrachten gegeven tot het verrichten van ontuchtige handelingen, die zij van verdachte op film moest vastleggen. Teneinde deze handelingen ongezien en ongestoord te kunnen (laten) verrichten, is verdachte planmatig te werk gegaan door te zorgen dat hij de meisjes, in hun schoolomgeving, afzonderde van hun klasgenootjes.
Daarnaast heeft verdachte met een derde meisje van destijds circa zes jaar oud, ontuchtige handelingen verricht, terwijl hij haar en haar zusje, in de hoedanigheid van oppasouder, bij hem thuis in bad deed. Ook deze handelingen heeft verdachte gefilmd, hetgeen door de rechtbank als het vervaardigen van kinderpornografische beelden is aangemerkt.
Voorts heeft verdachte filmopnamen gemaakt van meisjes in de kleedkamer van de gymzaal. Ook heeft hij een jong meisje bij hem thuis onder de douche gefilmd terwijl zij zich onbespied waande en heeft hij heimelijk (gedeeltelijk) blote meisjes uit zijn (school)omgeving gefilmd. Ook deze beelden zijn aangemerkt als kinderpornografisch. Daarnaast zijn bij hem enkele digitale kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen.
Verdachte heeft door zo te handelen het in hem gestelde vertrouwen van de meisjes en ook hun ouders ernstig geschaad. Kinderen en hun ouders, moeten er immers op kunnen vertouwen dat zij veilig zijn in hun schoolomgeving, alwaar zij een groot deel van hun dag doorbrengen. Hetzelfde geldt voor kinderen tijdens hun verblijf bij een vaste oppas. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor de meisjes zouden kunnen hebben en is geheel voorbij gegaan aan hun kwetsbaarheid. Een kwetsbaarheid die niet alleen wordt veroorzaakt door hun jonge leeftijd en door de tussen hen en verdachte bestaande relatie, maar tevens door de (pre)puberale fase waarin (een deel van) de meisjes zich ten tijde van de handelingen bevonden.
Het handelen van verdachte betrof geen incident. De bewezenverklaarde handelingen vonden plaats op twee verschillende scholen en over een periode van enkele maanden waarbij verdachte berekenend te werk is gegaan door meisjes af te zonderen van medeleerlingen.
De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Uit het dossier en de terechtzitting komt verdachte naar voren als een bovengemiddeld intelligente man. Hoewel er aanwijzingen zijn voor oppositionele, ontwijkende en narcistische trekken, passend bij een niet uitgerijpte identiteit, zijn er onvoldoende indicaties voor een persoonlijkheidsstoornis. Er is geen sprake van middelenproblematiek. Er is sprake van parafilie Niet Anders Omschreven met vooral voyeuristische, maar ook andere kenmerken. Voor de diagnose pedofilie zijn thans onvoldoende betrouwbare en valide indicaties aanwezig. Duidelijk lijkt wel dat verdachte een drang heeft om meisjes te bekijken en te filmen, maar ook aan te raken, waarbij er sprake lijkt van een sterke gerichtheid op de geslachtsdelen. Of verdachte gedreven wordt door seksuele lust is onduidelijk. Dit is mede het gevolg van de, al dan niet bewust verkozen ontkennende proceshouding van verdachte. Thans lijdt verdachte aan psychische klachten, die vermoedelijk voornamelijk worden veroorzaakt door toenemende stress van de strafzaak en de detentie, alsmede door het gemis van zijn vrouw en zoon.
De persoonlijkheid van verdachte heeft mogelijk geleid tot het grensoverschrijdend gedrag. Een gebrek aan schaamte en besef van sociale grenzen in combinatie met een zekere impulsiviteit vormen, gezien de parafilie, een belangrijke risicofactor. Verdachtes wisselende verklaringen, het in eerste instantie ontkennen van de feiten (die hij later, nadat er duidelijk bewijsmateriaal boven water was gekomen, erkende) maken het risico op herhaling groter. Verdachte laat geen gevoelens van spijt en medeleven jegens de slachtoffers, hun ouders, of zijn gezin zien. Hij geeft aan behandeld te willen worden, maar onduidelijk is hoe groot zijn probleembesef is. Als de behandeling voldoende effect heeft, kunnen recidiverisico’s beperkt blijven. Echter, zonder behandeling wordt de kans op recidive op de langere termijn verhoogd ingeschat. Veel zal afhangen van de openheid van verdachte en de werkelijke motivatie om behandeld te worden.
De deskundigen achten verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. Geadviseerd wordt om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als voorwaarde een langdurige (indien mogelijk langer dan twee jaar) begeleiding door de Reclassering en (dag) behandeling door een gespecialiseerde forensisch psychiatrische instelling als Kairos, de Waag of Tender. Het is van belang dat verdachte accepteert dat de instelling bepaalt wat voor type behandeling hij krijgt.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van meerdere jaren. De rechtbank is echter van oordeel dat naast vergelding de behandeling van verdachte in belangrijke mate moet meewegen in de strafmaat. Dit ter voorkoming dat verdachte in de toekomst wederom de fout ingaat. Daarnaast houdt de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Gezien bovenstaande en gezien het feit dat zij verdachte vrijspreekt van vier van de ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Zij acht een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaarde¬lijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclasse¬ring, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij een gespecialiseerde forensisch psychiatrische instelling als Kairos, of een soortgelijke instelling. Nu er, zoals hiervoor overwogen, ernstig rekening mee gehouden dient te worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerder personen, en de reclassering een langdurig hulpverleningstraject voorstaat, zal de rechtbank een proeftijd opleggen van vijf jaren.
Gezien het feit dat (een groot deel van) de bewezen verklaarde feiten binnen de setting van zijn beroepsuitoefening zijn gepleegd, het risico op recidive, de gerichtheid van verdachte op jonge meisjes en de kwetsbaarheid van mogelijk toekomstige slachtoffers, ziet de rechtbank reden om verdachte bovendien te ontzetten uit de bevoegdheid tot het uitoefenen van het beroep van onderwijzer op een basisschool voor een periode van acht jaar.
Nu enige noodzaak daartoe niet is gebleken en er bovendien geen aanleiding is om aan te nemen dat verdachte na ommekomst van zijn detentie contact zal zoeken met de slachtoffers, ziet de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, geen reden tot het opleggen van een contactverbod. In haar overweging heeft de rechtbank tevens betrokken dat verdachte heeft aangegeven na het einde van zijn detentieperiode te willen verhuizen en elders een nieuw bestaan te willen opbouwen.
Voorts overweegt de rechtbank dat zij, gezien de aard en de duur van de op te leggen straf, geen aanleiding ziet om de dadelijke uitvoerbaarheid te gelasten.
6a. De beoordeling van het beslag
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder feit 1 in beslag genomen kleding wordt gedeponeerd. De gegevensdrager voorzien van kinderpornografisch materiaal dient te wordt onttrokken aan het verkeer. De gegevensdrager zonder kinderpornografisch materiaal dient wordt teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de bewaring gelasten van de onder feit 1 in beslag genomen en nog niet teruggegeven kleding.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven gegevensdragers die kinderpornografische afbeeldingen bevatten, met betrekking waartoe het onder feit 7 en 8 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrok¬ken aan het verkeer, aangezien het ongecon¬troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven gegevensdragers die geen kinderpornografische afbeeldingen bevatten, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
6b. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedings¬maat¬regel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen aangevoerd dat bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van de vorderingen het gaat om enkel de schade die door de kinderen is geleden, aangezien in geen van de vorderingen de ouders als benadeelden zijn opgevoerd.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat de kosten die gemaakt zijn door de ouders, buiten de verplaatsingskosten ten behoeve van hun minderjarige kind, niet in aanmerking komen voor toewijzing.
De officier van justitie heeft gevorderd het toewijzen van de immateriële schade te beperken. De officier vordert de volgende bedragen toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vorderingen voor het overige niet ontvankelijk te verklaren:
[slachtoffer1] tot een bedrag van € 3385,56;
[slachtoffer2] tot een bedrag van € 4335,85;
[slachtoffer3] tot een bedrag van € 8340,64;
[slachtoffer4] tot een bedrag van € 3249,99;
[slachtoffer5] tot een bedrag van € 4272,32;
[slachtoffer6] tot een bedrag van € 2514,62.
[slachtoffer7] tot een bedrag van € 3675,55;
[slachtoffer9] tot een bedrag van € 1465,15;
[slachtoffer6][Slachtoffer 10] tot een bedrag van € 1215,92;
[slachtoffer11] tot een bedrag van € 1174,64;
[slachtoffer12] tot een bedrag van € 1164,32;
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de kosten van de ouders, buiten de verplaatsingskosten, niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Voorts is de raadsvrouw van mening dat ten aanzien van de immateriële schade gekeken dient te worden naar wat door de kinderen specifiek is verklaard over de geestelijke gevolgen. Met name [Slachtoffer 7] en [slachtoffer9] zijn dusdanig jong dat juridisch gezien geen immateriële schade kan zijn ontstaan. In zijn geheel acht de raadsvrouw de opgevoerde immateriële schadebedragen disproportioneel en verzoekt de rechtbank bij eventuele toekenning aansluiting te zoeken bij de geldende richtlijnen en de smartengeldgids.
Met betrekking tot de door verdachte bekende onderdelen van de feiten 5, 7 en 8, refereert de raadsvrouw zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in deze zaak de vorderingen tot schadevergoeding zijn ingediend door de slachtoffers en niet door de ouders. De ouders treden in deze procedure slechts op als wettelijke vertegenwoordiger. De rechtbank zal daarom dienen te beoordelen of de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, rechtstreeks is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten. Dat betekent onder andere dat alleen vergoeding van schade kan worden toegewezen die door de slachtoffers zelf is geleden en niet de eigen kosten van de ouders, behalve indien zij vallen onder toepassing van artikel 6:107 lid 1 BW.
De kosten voor het opnemen van vakantie of verlof voor het bijwonen van de zittingen, voldoen niet aan dit criterium. Onvoldoende duidelijk is geworden dat de extra gemaakte materiële kosten als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om dit nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partijen ten aanzien van dat gedeelte van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen voor het overige aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de immateriële schade is namens de benadeelde partijen aansluiting gezocht in jurisprudentie, waarbij sprake was van langdurige ontucht of seksueel binnendringen. De omvang van de schade die door de bewezen verklaarde feiten is ontstaan, zal door de rechtbank worden beoordeeld op grond van billijkheid en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard zodat de benadeelde partijen voor het overige de vorderingen kunnen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.385,56.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 203,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde de kosten voor het turnpakje en een voorschot van de gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 1500,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door een bewezen verklaard feit.
De benadeelde partij [Slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door een bewezen verklaard feit.
De benadeelde partij [Slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door een bewezen verklaard feit.
De benadeelde [slachtoffer6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 5 en 8 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.049,83.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de opgenomen vakantiedagen afwijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 1500,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij [Slachtoffer 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door een bewezenverklaard feit.
De benadeelde [slachtoffer7] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 7 en 8 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.675,55.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kosten voor de buitenschoolse opvang afwijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 1500,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij [slachtoffer9] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door een bewezenverklaard feit.
De benadeelde [Slachtoffer 12] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 8 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.304,96.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de opgenomen verlofuren afwijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde [slachtoffer10] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 8 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.215,92.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde [Slachtoffer 11] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 8 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.174,64.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade toewij¬zen, zijnde gemaakte onkosten, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol¬doende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering tot een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade toewij¬zen en niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 27 april 2012.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 247, 248 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las¬te gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert [het strafbare feit_de strafbare feiten] zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 5 (vijf) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een ambulante forensisch psychiatrische instelling zoals Kairos of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor parafilie en hij zich dient te gedragen naar de hiermee verband houdende nadere aanwijzingen en afspraken van de reclassering, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. vanaf het moment dat het vonnis onherroepelijk is geworden, gedurende een periode van acht jaren wordt ontzet uit de uitoefening van het beroep als leerkracht.
De reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
8a De beslissing ten aanzien van het beslag
Gelast de bewaring van de onder feit 1 in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een turnpakje, een onderbroek en de bemonsterset.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een SD-kaart, een USB-stick, een Acer laptop, een Lacie harde schijf, een Fuji SD-kaart, een Acer netbook.
8b. De beslissing ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [Slachtoffer 1], te betalen € 703,00 (zevenhonderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 1], te betalen € 703,00 (zevenhonderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 2].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 3].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 4].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer6], te betalen € 1650,00 (eenduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde af voor zover deze opname vakantiedagen betreft.
- Verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer6], te betalen € 1650,00 (eenduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 6].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer7], te betalen € 1650,00 (eenduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde af voor zover deze kosten Buiten Schoolse Opvang betreft.
- Verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer7], te betalen € 1650,00 (eenduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer9].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer10].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer10], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer10], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 12].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [Slachtoffer 12], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde af voor zover deze opname verlofuren betreft.
- Verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 12], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer11].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer11], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- - Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer11], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn en E. Terlouw-Boeijink, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2013.