ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3592

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12 / 986 WABOA
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenen tijdelijke omgevingsvergunning voor brandweeroefencentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 6 maart 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het oprichten van een brandweeroefencentrum op het perceel Oude Deventerweg 13 C te Enschede. De Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT-Twente) heeft op 3 oktober 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente Enschede, dat op 27 augustus 2012 de omgevingsvergunning had verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, de Veiligheidsregio Twente, van plan is een veiligheidscentrum te realiseren, maar dat de realisatie afhankelijk is van verschillende factoren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag om omgevingsvergunning niet in overeenstemming is met de wet, omdat niet aannemelijk is dat na de termijn van de vergunning geen behoefte meer bestaat aan de tijdelijke voorziening. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de omgevingsvergunning geweigerd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Zittingsplaats Almelo
Registratienummer: 12 / 986 WABOA
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT-Twente),
gevestigd te Enschede, en medeondertekenaars,
eisers,
gemachtigde: ir. A.J.G.A. Graas,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede,
verweerder.
Derde belanghebbende:
Veiligheidsregio Twente,
gevestigd te Enschede, vergunninghouder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 27 augustus 2012.
2. Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2012 heeft verweerder naar aanleiding van de op 21 maart 2011 ontvangen aanvraag van de Veiligheidsregio Twente om een omgevingsvergunning voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum op het perceel Oude Deventerweg 13 C te Enschede (hierna: het perceel), en na het volgen van de uniforme voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een omgevingsvergunning verleend.
Bij brief van 3 oktober 2012 is tegen dit besluit beroep ingesteld. Nadien hebben eisers het beroep aangevuld.
Bij brief van 15 november 2012 heeft verweerder de rechtbank een verweerschrift doen toekomen. Voorts heeft de rechtbank naar aanleiding van dat verweerschrift de bij brief van 18 oktober 2012 in de voorlopige voorziening overgelegde stukken aan het onderhavige dossier toegevoegd, waarvan partijen bij brief van 20 november 2012 op de hoogte zijn gesteld.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 5 februari 2012, alwaar eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde ir. A.J.G.A. Graas, voornoemd, en [eiser], terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger], ambtenaar in dienst van verweerders gemeente. Tevens zijn namens vergunninghouder verschenen [vertegenwoordiger] en [vertegenwoordiger].
3. Overwegingen
De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. Beroep is tevens ingesteld door medeondertekenaars die een zienswijze hebben ingediend tegen het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum op het perceel. De rechtbank is van oordeel dat deze medeondertekenaars te ver weg van het perceel wonen om als belanghebbenden aangemerkt te kunnen worden. De rechtbank zal hen daarom niet- ontvankelijk verklaren in hun beroep. De Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (hierna: eiseres) kan wel als belanghebbende worden ontvangen.
In het onderhavige geding is in geschil of het besluit van 27 augustus 2012, inhoudende de verlening van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum op het perceel in stand kan worden gelaten.
Het perceel waarop de vergunde activiteiten, te weten:
- het oprichten van een inrichting;
- het bouwen van een bouwwerk, en
- het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,
gepland zijn heeft ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Weerselo 1989” de bestemming “militair terrein”.
De rechtbank stelt vast dat de inrichting wordt opgericht ten behoeve van het oefenen van brandbestrijdingstechnieken en de daarvoor benodigde opslag van (onder meer) gassen. Derhalve is sprake van een categorie 26 en een categorie 2.1 inrichting als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Eiseres stelt vooreerst, onder verwijzing naar artikel 3.1 van het Bor, dat niet verweerder, maar Gedeputeerde Staten (GS) van Overijssel bevoegd zijn op de aanvraag te beslissen. Daartoe stelt zij onder meer dat de provinciale Ruimtelijke Visie een brandweeroefencentrum niet toestaat en dat de effecten gemeentegrenzen overschrijdend zijn. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken van een inpassingplan als bedoeld in artikel 3.26, vierde lid van de Wet ruimtelijk ordening (Wro). Evenmin wordt, zoals opgenomen in artikel 3.1 van het Bor, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van de realisering van een project van provinciaal ruimtelijk belang afgeweken van het bestemmingsplan. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit zou volgen dat verweerder niet bevoegd is om op de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen.
Eiseres bestrijdt vervolgens onder meer dat de omgevingsvergunning in een tijdelijke behoefte voorziet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Eiseres heeft deze grond voor het eerst tijdens de behandeling van het beroep ter zitting aangevoerd. Omdat verweerder ter zitting op deze grond heeft kunnen reageren, is er geen sprake van strijd met een goede procesorde en zal de rechtbank de beroepsgrond bespreken.
Op grond van artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo kan gedurende een bepaalde periode een omgevingsvergunning worden verleend voor een activiteit die afwijkt van het bestemmingsplan. In artikel 5.18, eerste lid van het Bor is bepaald dat de vergunning die voorziet in een tijdelijke behoefte wordt verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaar.
Vergunninghouder is van plan een veiligheidscentrum op vliegveld Twente te realiseren. Vooruitlopend daarop heeft hij vergunning aangevraagd voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum op het perceel. De realisering van het plan om een veiligheidscentrum definitief op het vliegveld Twente te vestigen is ongewis omdat zij afhankelijk is van tal van factoren.
Voor de toepassing van artikel 2.12, tweede lid van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 5.18, eerste lid, van het Bor is vereist dat aannemelijk is dat na het verstrijken van de aan de omgevingsvergunning verbonden termijn geen behoefte meer bestaat aan de tijdelijke voorziening zodat zeker is dat na het verstrijken van de termijn de tijdelijke voorziening verdwijnt. Na het verstrijken van de gestelde termijn is de behoefte nog steeds aanwezig gelet op het feit dat er plannen zijn om een veiligheidscentrum te vestigen op vliegveld Twente. Gebleken is voorts dat het realiseren van een in een bestemmingsplan inpasbaar veiligheidscentrum, al dan niet op een andere locatie dan het perceel, ongewis is. Daarom is niet aannemelijk dat het veiligheidscentrum niet langer dan vijf jaar op het perceel aanwezig zal zijn, althans zijn er onvoldoende objectieve en concrete gegevens voorhanden die de tijdelijkheid van de voorziening waarborgen. Het enkele feit dat vergunninghouder na het verstrijken van de gestelde termijn gehouden is het perceel te verlaten en dat vergunninghouder ook die intentie heeft, is niet voldoende. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in strijd met de wet de omgevingsvergunning heeft verleend. Verweerder had de aanvraag om omgevingsvergunning dienen af te wijzen.
De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 januari 2013, LJN: BY7981. Deze uitspraak heeft weliswaar betrekking op artikel 3.22, eerste lid, van de Wro, maar artikel 5.18, eerste lid, van het Bor is gelijkluidend en heeft dezelfde strekking.
Het beroep is reeds daarom gegrond, het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanvraag om omgevingsvergunning alsnog af te wijzen en de vergunning te weigeren. De overige beroepsgronden van eiseres behoeven geen bespreking.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten als na te melden.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Oost-Nederland,
Recht doende:
- verklaart het beroep van de medeondertekenaars niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van verweerder van 27 augustus 2012 en beslist daarvoor in de plaats dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 17,20 door verweerder te betalen aan eiseres;
- verstaat dat verweerder het griffierecht van eiseres ad € 310,- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag.
Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, en mrs. S.A. van Hoof en M.A. Heldeweg, in tegenwoordigheid van M.W. Hulsman, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013
Afschrift verzonden op