RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.661048-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 januari 2013
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats],
wonende te [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in de JJI Rentray te Lelystad.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren op 10 januari 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere. Voorts zijn verschenen de ouders van de verdachte en de heer Kompagnie van Bureau Jeugdzorg.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 juli 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in elk geval éénmaal, (telkens) met kracht
- tegen/op/in het gezicht/hoofd en/of op/tegen/in de maag/buik, althans tegen/op het (gehele) lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of (vervolgens)
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen/in de maag/buik, althans tegen/op het (gehele) lichaam heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juli 2012 in de gemeente Lelystad aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een fractuur in de (linker)hand en/of een schedel/kaak fractuur), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in elk geval éénmaal, (telkens) met kracht
- tegen/op/in het gezicht/hoofd en/of op/tegen/in de maag/buik, althans tegen/op het (gehele) lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of (vervolgens)
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen/in de maag/buik, althans tegen/op het (gehele) lichaam heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, en/of
- de (linker)hand en/of pols van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vervolgens de (linker)hand en/of pols (helemaal) om te draaien;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 3 juli 2012 komt er een melding binnen bij de politie Flevoland dat er in de omgeving van het [adres] in Lelystad een vrouw hard aan het gillen was en om hulp riep. Eenmaal ter plaatse troffen verbalisanten op de [adres] de zwaargewonde [slachtoffer] aan. De vrouw verklaarde meerdere malen op haar hoofd te zijn geslagen en zij dacht dat ze doodgeslagen zou worden. Mevrouw [slachtoffer] werd overgebracht naar het Flevoziekenhuis te Lelystad en deed aangifte.
Bij mevrouw [slachtoffer] werd door een arts meerdere hematomen op het hoofd/oppergezicht, zwelling aan de linkerzijde, een fractuur in de schedel en een fractuur in de linkerhand geconstateerd.
Diverse getuigen werden gehoord. Beelden van de bewakingscamera van de nabij gelegen Albert Heijn werden getoond in Opsporing Verzocht. Dit heeft geleid tot de aanhouding van verdachte.
Verdachte heeft bekend [slachtoffer] te hebben geslagen en geschopt tegen het hoofd en lichaam.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen wegens de primair ten laste gelegde poging doodslag. Zij heeft voor de bewezenverklaring verwezen naar de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de bekennende verklaring van verdachte. Door te schoppen tegen het hoofd en tevens te slaan en schoppen tegen het lichaam van aangeefster [slachtoffer] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster [slachtoffer] om het leven zou kunnen komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak betoogd van de primair ten laste gelegde poging doodslag wegens het ontbreken van opzet. Daartoe heeft zij, zoals vervat in een pleitnota, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van aangeefster. Ook niet in voorwaardelijke zin. Uit de jurisprudentie blijkt dat door te schoppen tegen het hoofd van een persoon de aanmerkelijke kans op de dood niet meteen een gegeven is. Daarnaast is er geen sprake geweest van een bewuste aanvaarding door verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij er nooit over nagedacht had dat aangeefster dood zou kunnen gaan.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
In deze strafzaak ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of verdachte op 3 juli 2012 in Lelystad heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven.
Door verdachte wordt niet ontkend dat hij tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] geschopt/getrapt en geslagen heeft. Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn van opzet op de dood.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake kan zijn van willens en wetens handelen door verdachte.
Ten aanzien van voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu de dood van slachtoffer [slachtoffer] – aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Verdachte heeft blijkens de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige 1] , de geneeskundige verklaring en zijn eigen verklaring op 3 juli 2012 in Lelystad [slachtoffer] op haar linkerslaap gestompt en vervolgens op haar hoofd en tegen haar lichaam geslagen en gestompt totdat zij op de grond viel. Vervolgens bleef verdachte met gebalde vuisten op
[slachtoffer] inslaan en trapte hij meerdere malen tegen haar gezicht aan.
Aanwezigheid van de aanmerkelijke kans
Bij de beantwoording van de vraag of een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop heeft bestaan wordt vooropgesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd met de zich daarin bevindende hersenen kwetsbaar is en dat verwondingen aan het hoofd levensbedreigend kunnen zijn. De rechtbank overweegt dat door meerdere malen krachtig tegen het hoofd te slaan en te schoppen, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, dusdanig ernstig letsel had kunnen ontstaan waardoor [slachtoffer] had kunnen overlijden. Wanneer deze kans wordt bezien binnen de omstandigheden van dit geval, dan groeit deze kans uit tot een aanmerkelijke kans op dat dodelijke letsel. Getuige [getuige 1] verklaarde immers dat zij zag dat verdachte met name op en tegen het hoofd van de vrouw aan het slaan en schoppen was.
Wetenschap van de aanmerkelijke kans
Bij de vraag of de verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans moet als uitgangpunt gelden dat de hiervoor geschetste kans op een dodelijke afloop welhaast als van feit van algemene bekendheid kan worden gezien. Dat bij de verdachte deze wetenschap bestond, volgt ook uit de verklaring van verdachte afgelegd op 5 oktober 2012 bij de rechter-commissaris. Verdachte heeft toen verklaard: “Ik snap wel dat er sprake is van enig risico als je iemand tegen het hoofd trapt”. Hieruit volgt dat de verdachte zich bewust was van het (levens)gevaar van zijn handelen. Wanneer deze bewustheid wordt bezien in samenhang met het geschetste feit van algemene bekendheid, is de rechtbank van oordeel dat op grond hiervan de wetenschap van de aanmerkelijke kans bij de verdachte moet worden aangenomen.
Bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Nu de verklaring van de verdachte geen inzicht geeft omtrent hetgeen ten tijde van de gedragingen in hem is omgegaan, zal de bewuste aanvaarding in casu afhangen van de feitelijke omstandigheden. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder die zijn verricht van belang. Verdachte heeft meerdere malen krachtig op aangeefster [slachtoffer] ingeslagen en geschopt. Verdachte is zelfs doorgegaan ondanks het letsel wat hij al toegebracht had. Dat verdachte ondanks het reeds ontstane letsel door bleef schoppen en slaan, is onder meer af te leiden uit de verklaring van getuige [getuige 1]. De getuige verklaarde dat zij de vrouw had weggetrokken omdat verdachte doorging met slaan en schoppen. De vrouw had inmiddels zwarte oren, de binnenkant van haar mond en lip was kapot, haar arm was dik en leek gebroken en de bloedstortingen kwamen op in haar gezicht.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte deze aanmerkelijke kans bovendien bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 03 juli 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, telkens met kracht
- tegen gezicht/hoofd en in de maag, heeft gestompt/geslagen en/of vervolgens
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag tegen het gezicht/hoofd heeft geschopt/getrapt en geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot 18 maanden jeugddetentie waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden van verplicht contact met de Jeugdreclassering en een behandeling bij De Waag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht rekening te houden met de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering en verdachte niet langer in detentie te houden. Verdachte heeft zich bereid verklaard een taakstraf uit te voeren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Verdachte heeft blijk gegeven van een schrijnend gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van zijn medemens. Het gebeuren heeft voor het slachtoffer zowel lichamelijk nadelige gevolgen gehad, alsmede de nodige psychische gevolgen, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring. De omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dit soort misdrijven nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, weegt de rechtbank mee bij de bepaling van de strafmaat. Daarbij komt dat deze gebeurtenis voor het slachtoffer ook heel anders kunnen aflopen. Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven daarvan doordrongen te zijn.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch pro justitia onderzoek d.d.
17 december 2012 opgemaakt door psychiater I. Hazemeijer. De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte geen ziekelijke stoornis heeft. Verdachte was voorafgaande en ten tijde van het ten laste gelegde geprikkeld, waardoor zijn controlebehoefte onder druk kwam te staan. In het licht van zijn seksuele ontwikkeling en zijn identiteitsprobleem werd verdachte door de handelingen van het slachtoffer geconfronteerd met het feit dat hij geen controle had en had zijn gebrekkige agressie- en impulsbeheersing vrij spel. De psychiater adviseert het ten laste gelegde (bij een bewezenverklaring) in enigszins verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. GZ-psycholoog M. van Heteren komt in de psychologische pro justitia rapportage d.d. 18 december 2012 tot een gelijkluidende conclusie.
De rechtbank neemt de conclusies over en zal bij de strafoplegging rekening houden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Ten aanzien van de op te leggen strafmodaliteit hebben de psycholoog en psychiater geadviseerd een straf op te leggen die gepaard gaat met een behandeling gericht op het verder exploreren van de identiteitsontwikkeling en verdere psychoseksuele ontwikkeling. Tevens is het belangrijk dat verdachte inzicht krijgt in zijn agressie- en impulsbeheersing. De forensische polikliniek De Waag zou deze behandeling kunnen aanbieden. De Raad voor de Kinderbescherming (advies d.d. 4 januari 2013) en de Jeugdreclassering (advies d.d. 24 december 2012) adviseren ook een voornoemde behandeling bij De Waag.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts het uittreksel justitiële documentatie d.d.
10 december 2012 in acht genomen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het delict en de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad niet kan worden volstaan met een jeugddetentie gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.700,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel als voorschot toe te wijzen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.700,-, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1.700,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 287, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 9 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* zich bij Bureau Jeugdzorg zal melden, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht door Bureau Jeugdzorg, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag;
* mee dient te werken aan een ambulante behandeling indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1.700, - (zegge: zeventienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 3 juli 2012 tot aan de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.700, - ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs.
L.G. Wijma en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2013.
Mr. Schormans voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.