ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3482

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/700633-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor afpersing en drugshandel met gevangenisstraffen

Op 6 maart 2013 heeft de Rechtbank Oost-Nederland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen van 27 en 33 jaar oud, die beschuldigd werden van afpersing en het bezit van harddrugs. De rechtbank legde gevangenisstraffen op van 30 maanden, waarvan 23 maanden voorwaardelijk voor de 27-jarige verdachte, en 31 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk voor de 33-jarige verdachte. De zaak kwam ter terechtzitting op 20 februari 2013, waar de verdachten bijgestaan werden door hun raadsman, mr. R.B. Schmidt. De officier van justitie, mr. M. Hartman, heeft gerekwireerd en de verdachten hebben hun verdediging gevoerd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan afpersing van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen werd gebruikt. Het slachtoffer werd gedwongen tot de afgifte van geld en goederen, waaronder kleding en een mobiele telefoon. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachten grote hoeveelheden amfetamine en methamfetamine in hun bezit hadden, wat een ernstige schending van de Opiumwet oplevert. De rechtbank overwoog dat de feiten een gevaar voor de volksgezondheid vormen en dat de handel in harddrugs een ontregelende invloed heeft op de samenleving.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun eerdere veroordelingen en de impact van hun daden op het slachtoffer. De rechtbank besloot om een groot deel van de opgelegde straffen voorwaardelijk op te leggen, mede vanwege de positieve ontwikkeling van de verdachten in de periode na de feiten. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer, waarbij de benadeelde partij gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld. De rechtbank legde tevens een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partij verzekerd is van betaling van de schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700633-12
Datum zitting : 20 februari 2013
Datum uitspraak : 6 maart 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2012 te Lienden, althans in de gemeente Buren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van kleren en/of een portemonnee en/of sleutels en/of een (mobiele)
telefoon (merk: Blackberry) en/of geld (ongeveer 150 Euro) en/of een bril, in
elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld (1500 Euro),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededader(s) - die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een (jacht)geweer, althans een hard voorwerp, in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft/hebben geslagen en/of - daarbij tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft/hebben gezegd: "Jij hebt mijn hele leven kapot gemaakt, nu maak ik jou kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Kleed je uit, je moet alles doen wat ik zeg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - een patroon uit het (jacht)geweer heeft/hebben gehaald en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Jouw naam staat er op" en/of "[alias]", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft/hebben gezegd: "Je kiest maar, of je betaalt geld of ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je moet 1500 Euro aan [betrokkene1] betalen om in leven te blijven" en/of "Je moet een briefje schrijven en erop zetten dat je in twee termijnen 1500 Euro betaalt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2012 te Druten opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer2], (met kracht) aan de
haren heeft getrokken en/of die [slachtoffer2] meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft geslagen
en/of gestompt, waardoor deze [slachtoffer2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden; (parketnummer 05-730716-12)
3.
hij op of omstreeks 06 maart 2012 te Deest, althans in de gemeente Druten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 438,26 gram amfetamine en/of 17,29 gram
methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of methamfetamine, zijnde amfetamine en/of methamfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (parketnummer 05-700872-12)
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05-081285-11 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de politierechter te Arnhem op 29 augustus 2011.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter zitting verschenen:
• [slachtoffer]
De officier van justitie, mr. M. Hartman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 januari 2012 bevond [slachtoffer] zich in de woonkamer van [betrokkene2], te Lienden, gemeente Buren.
Diezelfde dag omstreeks 5.45 uur kwamen ook [betrokkene1] en [verdachte] naar de woning van [betrokkene2]. [betrokkene1] zag [slachtoffer] op de bank liggen en werd kwaad. Hij zei daarop tegen [verdachte]: ‘Geef hem eens een tik’. [verdachte] gaf [slachtoffer] daarop een klap op zijn hoofd met de loop van een jachtgeweer. Hij gaf het geweer vervolgens aan [betrokkene1], waarop deze doorging met slaan en daarbij met de kolf van het geweer met kracht op het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] sloeg. Tijdens het slaan riep [betrokkene1]: ‘Jij hebt mijn leven kapot gemaakt, nu maak ik jouw kapot’ en ‘Kleed je uit. Je moet alles doen wat ik zeg’.
[slachtoffer] deed zijn kleding uit en gooide deze op de grond. [verdachte] pakte vervolgens de kleren op, evenals een bril van verdachte, zijn sleutels, zijn portemonnee en zijn mobiele telefoon (merk: Blackberry), stopte de spullen in een tas en nam de tas mee. Vervolgens is door [betrokkene1] nog gezegd: "Je kiest maar, of je betaalt geld of ik schiet je hartstikke dood", en: "Je moet een briefje schrijven en erop zetten dat je in twee termijnen 1500 Euro betaalt". [slachtoffer] heeft vervolgens €150,- betaald en het briefje aan [verdachte] gegeven, die het vervolgens bij de spullen in de tas heeft gestopt en meegenomen. De bijnaam van [slachtoffer] is “[alias]”.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Dat verdachte of zijn medeverdachte een patroon uit het jachtgeweer heeft gehaald en daarbij heeft gezegd ‘jouw naam staat er op’ acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen, nu slechts aangever hierover heeft verklaard en dit geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat [betrokkene1] een geweer vasthield en dat hij op een gegeven moment een patroon uit het geweer haalde. Hij omschrijft deze patroon als rood van kleur met een grootte van zes of zeven centimeter. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij hoorde dat [betrokkene1], toen hij de patroon uit het geweer haalde, tegen hem zei: “Jouw naam staat er op” .[slachtoffer] hoorde [betrokkene1] voorts “[alias]” zeggen terwijl hij naar de patroon keek. Vervolgens deed [betrokkene1] de patroon weer terug in de buis.
Het is vaste jurisprudentie dat niet voor ieder bestanddeel van de tenlastelegging twee bewijsmiddelen noodzakelijk zijn.
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer] vanaf het begin consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat hem is overkomen. Daarnaast wordt de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer], op veel (ook gedetailleerde) punten ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Gelet op het hierboven overwogene ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer], ook niet voor zover het betreft het tonen van de patroon en het noemen van de naam ‘[alias]’. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de medeverdachte een patroon uit het (jacht)geweer heeft gehaald en (daarbij) heeft gezegd: "Jouw naam staat er op" en "[alias]" .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2012 te Lienden, althans in de gemeente Buren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van kleren en/of een portemonnee en/of sleutels en/of een (mobiele)
telefoon (merk: Blackberry) en/of geld (ongeveer 150 Euro) en/of een bril, in
elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een schuld (1500 Euro),welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededader(s) - die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een (jacht)geweer, althans een hard voorwerp, in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft/hebben geslagen en/of - daarbij tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft/hebben gezegd: "Jij hebt mijn hele leven kapot gemaakt, nu maak ik jou kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Kleed je uit, je moet alles doen wat ik zeg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - een patroon uit het (jacht)geweer heeft/hebben gehaald en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Jouw naam staat er op" en/of "[alias]", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] opzettelijk dreigend heeft/hebben gezegd: "Je kiest maar, of je betaalt geld of ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je moet 1500 Euro aan [betrokkene1] betalen om in leven te blijven" en/of "Je moet een briefje schrijven en erop zetten dat je in twee termijnen 1500 Euro betaalt",
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met de platte hand slaan van zijn levensgezel [slachtoffer2] in het gezicht. Het is een algemene ervaringsregel dat slaan met de hand pijn oplevert. Gelet hierop is de officier van justitie van oordeel dat mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde feit.
Verdachte ontkent [slachtoffer2] te hebben mishandeld. Hij ontkent haar te hebben geslagen en zou [slachtoffer2] slechts twee keer in haar gezicht hebben aangetikt. Ook ontkent verdachte [slachtoffer2] aan de haren te hebben getrokken.
Voorts kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van lichamelijk letsel of lichamelijke pijn. [slachtoffer2] noch een van de getuigen verklaart hierover en verbalisanten merken op dat zij geen letsel bij het slachtoffer hebben waargenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer2] niet heeft geslagen, maar dat hij haar heeft ‘aangetikt’ met zijn vuisten. Dit zou kunnen passen bij de verklaringen van de gehoorde getuigen. Nu uit geen van de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt met hoeveel kracht verdachte [slachtoffer2]’s gezicht heeft ‘aangetikt’, kan ook niet uit algemene ervaringsregels volgen dat dit pijnlijk moet zijn geweest voor [slachtoffer2]. Nu voorts uit de overige bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van lichamelijk letsel of pijn, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de woning van [betrokkene1] ([adres]) is op 06 maart 2012 438,26 gram amfetamine en 17,29 gram methamfetamine aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd voor het onder 3 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 3 tenlastegelegde feit. De drugs zijn niet bij verdachte aangetroffen, noch in zijn omgeving en verdachte ontkent iets te weten van de drugs die is aangetroffen in het huis van [betrokkene1]. De enkele verklaring van [betrokkene2] dat de drugs ook van verdachte waren, is onvoldoende.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij vaak bij [betrokkene1] thuis kwam en men hem vaak [alias] noemt.
[betrokkene2], de (toenmalige) vriendin van [betrokkene1], heeft verklaard: ‘De drugs, amfetamine, die bij mij zijn aangetroffen, waren voor eigen gebruik. Die drugs waren van mij, [betrokkene1] en [alias]’.
[betrokkene1] heeft verklaard: “Die drugs heeft [alias] bij mij de avond ervoor achter gelaten.”
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de methamfetamine en Amfetamine tezamen met [betrokkene2] en [betrokkene1] opzettelijk voorhanden had. Nu in totaal 438,89 gr. amfetamine is aangetroffen, kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen 438,26 gr. amfetamine voorhanden heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op of omstreeks 06 maart 2012 te Deest, althans in de gemeente Druten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 438,26 gram amfetamine en/of 17,29 gram
methamfetamine, zijnde amfetamine en/of methamfetamine
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘medeplegen van afpersing’
Ten aanzien van feit 3:
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijdt met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) de geëigende strafmodaliteit is. Verdachte is één dag in verzekering gesteld en heeft daarop gelijk bekend. Vervolgens is hij in vrijheid gesteld en inmiddels zijn we ruim een jaar verder. Verdachte heeft zich laten meeslepen in een conflict en is mede onder invloed van GHB te ver gegaan. Thans ziet zijn leven er echter daadwerkelijk anders uit. Verdachte is afgekickt en heeft in de P.I. de training ‘kies voor verandering’ succesvol doorlopen.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de straf van verdachte in ieder geval niet hoger mag zijn dan de straf die aan medeverdachte [betrokkene1] wordt opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 januari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een ander een man mishandeld door deze man met de kolf van een geladen geweer een aantal keren tegen het hoofd en het lichaam te slaan. Daarnaast heeft verdachte deze man tezamen met een ander onder bedreiging van dit geweld en onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen een briefje te schrijven dat hij €1500,- aan verdachte zou betalen en heeft hij hem gedwongen zichzelf helemaal uit te kleden en zijn kleding en geld en andere spullen af te staan.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit. Het slachtoffer heeft tijdens dit gebeuren doodsangsten moeten doorstaan. Zoals ook door verdachte is verklaard stond het slachtoffer te trillen op zijn benen.
Voorts heeft verdachte grote hoeveelheden harddrugs voorhanden gehad. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel daarin heeft een ontregelende invloed op de samenleving.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat het feit reeds een jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat het nu beter lijkt te gaan met verdachte, iets dat hij zonder bemoeienis van hulpverleningsinstanties heeft bereikt. Mede gelet op de stafeis en strafoplegging in de zaak tegen de medeverdachte, waar in verband met de opgestarte hulpverlening een groot deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, zal de rechtbank ook aan verdachte een groot deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3438,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer] tot het bedrag van € 2438,- (€ 1500,- aan immateriële schade en € 938,- aan materiële schade), waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd kritisch te kijken naar de gevorderde schade zowel voor zover het de immateriële schade betreft als voor zover het de materiële schade betreft. De materiële schade is immers niet onderbouwd en € 900,- aan kleding is naar de mening van de verdediging nogal hoog. Daarnaast wordt bij de immateriële schade verwezen naar een overval door onbekenden, terwijl het hier een bekende betrof en is er sprake van eigen schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 750,-.
Daarnaast heeft de benadeelde partij materiële schade opgelopen. De rechtbank zal ten aanzien van de materiële schade de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 500,- aan toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 januari 2012.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente, zijn daar niet bij inbegrepen.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de 2 maanden gevangenisstraf die door de politierechter te Arnhem op 29 augustus 2011 is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen. Het gaat nu goed met verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 29 augustus 2011, te weten twee maanden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 36f, 47, 57, 91 en 317 van het Wetboek van Straf¬recht, de artikelen 2, 11 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 23 (drieëntwintig) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [betrokkene1] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.250,- (twaalfhonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.250,- (twaalfhonderd vijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 29 augustus 2011, onder parketnummer 05-081285-11.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2013.