vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 232633 / HA ZA 12-551
Vonnis van 30 januari 2013
[eisers]
eisers,
advocaat mr. M.H.J.A. Wesselink te Gorinchem,
[gedaagde]
gedaagde,
advocaat mr. F.P. van Galen te Leiden.
Partijen zullen hierna [eisers]. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Een in de openbare registers ingeschreven akte van levering van 19 augustus 1999 vermeldt dat [...] [betrokkene] (verder: [betrokkene]) aan [eisers]. heeft geleverd:
het woonhuis met erf en verder aanbehoren, staande en gelegen [adres] 118 te [postcode] [woonplaats], kadastraal bekend als Gemeente [woonplaats], sectie U, nummers 375, 886, 887 en 888, tezamen groot zes aren vijftig centiaren.
Die akte vermeldt verder onder meer dat het verkochte door verkoper is verkregen door inschrijving van een akte van levering van 19 maart 1993.
2.2. Een in de openbare registers ingeschreven akte van levering van 19 maart 1993 vermeldt onder meer dat [betrokkene 2] (verder: [betrokkene 2]) aan [betrokkene] heeft geleverd:
a. de woning met verder aanbehoren aan de [adres] 118 te [woonplaats], gemeente [gemeente], kadastraal bekend: gemeente [woonplaats] sectue U nummer 375, groot vijfentachtig centiare (..);
b. (..)
c. een perceeltje grond te [woonplaats], gemeente [gemeente], kadastraal bekend: gemeente [woonplaats] sectie U nummer 364 gedeeltelijk ter grootte van ongeveer een are en wel zodanig gedeelte als door de comparant sub 1b ([betrokkene 2], rb) in eigendom werd verkregen door inschrijving (..) van het afschrift ener akte van transport (..) op eenendertig december negentienhonderd negentig (..).
2.3. Een in de openbare registers ingeschreven akte van levering van 31 december 1990 vermeldt onder meer:
VERKOOP EN TRANSPORT
Verkoper ([betrokkene], [gedaagde] is diens enige erfgenaam en erfopvolger onder algemene titel, rb) heeft verkocht en draagt in eigendom over aan de hiervoor sub 1 tot en met 5 genoemde volmachtgevers, die zulks aanvaarden, gedeelten van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats], sectie U nummer 364, en wel aan:
(..)
5. genoemde heer [betrokkene 2] een stuk grond ter grootte van circa eenhonderd vierkante meter of ter juiste grootte als na kadastrale meting zal blijken, gelegen te [woonplaats], nabij de [adres], zoals op gemelde tekening schetsmatig met 5.a is aangegeven.
De zuidgrens van de verkochte percelen ligt ongeveer vijf meter vanaf de aan partijen bekende kleiput. (..).
KOOPSOM EN KWIJTING
De koopsom bedraagt vijf gulden (f 5,--) per vierkante meter, dus voor:
(..)
5. de heer [betrokkene 2] vijfhonderd gulden (f 500,--).
(..) Indien en voor zover na uitmeting door de landmeter het verkochte groter of kleiner mocht blijken te zijn dan de hiervoor vermelde groottes, zal herrekening van de koopsommen plaatsvinden op basis van vijf gulden (f 5,--) per vierkante meter.
(..)
VERHUUR
Verkoper verhuurt met ingang van heden aan ieder van kopers een strook grond, en wel:
(..)
5. aan de heer [betrokkene 2] zoals op gemelde tekening met 5.b schetsmatig is aangegeven ter grootte van circa vijftig vierkante meter.
(..)
Kopie van de sub 5. bedoelde tekening, welke tekening met de akte van 31 december 1990 is ingeschreven, is aan dit vonnis gehecht.
2.4. Perceel U 364 is nadien vernummerd tot U 1145.
3. Het geschil
3.1. [eisers]. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat de grond kadastraal voorheen bekend als U 887 eigendom is van [eisers]. en daarnaast zal bepalen dat de erfgrens op grond van artikel 5:47 BW conform het kadastraal voorheen bekende U887 wordt vastgesteld, met veroordeling van
[gedaagde] in de proceskosten.
[eisers]. leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij er recht en belang bij hebben dat er duidelijkheid ontstaat omtrent de eigendom van de grond en de erfgrens.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eisers]. hebben niet weersproken dat het kadaster na veldonderzoek op 19 oktober en 13 juli 1993 heeft getracht om de bij de akten van 1990 en 1993 geleverde percelen te vormen, dat daarvan een veldwerk met nummer 366 is opgemaakt waarbij de kadastrale percelen 883 tot en met 889 en 891 werden gevormd, dat het kadaster het bezwaar van [betrokkene] tegen de in dat veldwerk neergelegde bevindingen na nader onderzoek gegrond heeft verklaard en voormelde perceelsvorming weer ongedaan heeft gemaakt. Aan dit vonnis is een kopie gehecht van een uittreksel uit de kadastrale kaart van, naar moet worden aangenomen, vóór de ongedaanmaking van de perceelsvorming.
4.2. Van de bij veldwerk 366 gevormde en nadien ongedaan gemaakte percelen is het perceel met nummer 887 in dat veldwerk, bedoeld als het aan door [betrokkene] aan [betrokkene 2] geleverde perceelsgedeelte dat nadien aan [betrokkene] is geleverd en door hem aan [eisers].
4.3. Voorop staat dat de vordering van [eisers]. niet een eis betreft als bedoeld in artikel 3:27 BW. [eisers]. hebben immers behalve [gedaagde] geen andere belanghebbenden opgeroepen om te horen verklaren dat aan [eisers]. het recht waarop zij aanspraak maken toekomt. De mededeling van [eisers]. ter comparitie dat overeenstemming bestaat met de buren aan beide zijden over de perceelsgrenzen voldoet niet aan de eisen die artikel 3:27 BW stelt.
4.3. [gedaagde] voert verder aan dat met inschrijving van de akte van 1990 geen levering aan de rechtsvoorgangers van [eisers]. heeft plaatsgevonden omdat niet uit die akte kan worden afgeleid wat aan [betrokkene 2] is geleverd. Dat verweer slaagt niet. Uit de combinatie van de akte en de tekening kan immers afgeleid worden wat aan [betrokkene 2] is geleverd. Dat later veranderingen aan de zuidgrens van het geleverde zijn aangebracht, zoals [gedaagde] vermoedt, doet daar, wat daar ook van zij, niet aan af.
4.4. De akte van 1990 bepaalt dat aan [betrokkene 2] een perceelsgedeelte is geleverd zoals op de tekening is aangegeven. Het standpunt van [gedaagde] dat aan [betrokkene 2] niet meer is geleverd dan een perceelsgedeelte met een oppervlakte van één are, kan daarom zolang geen kadastrale uitmeting heeft plaatsgevonden waaruit dat volgt, niet worden aanvaard. Dat [eisers]. nadat [gedaagde] zich op dat standpunt heeft gesteld hem hebben gevraagd of hij akkoord zou kunnen gaan met aanwijzing van 100m², brengt, nog daargelaten dat het bepalen van perceelsgrenzen niet ter vrije beschikking van partijen staat zolang die niet uit een in de openbare registers ingeschreven akte kunnen worden afgeleid, anders dan [gedaagde] meent, niet mee dat overeenstemming over de perceelsgrenzen bestaat. [eisers] hebben op de comparitie verduidelijkt dat zij, overeenkomstig het bepaalde in de akte van 1990, bereid zijn te betalen voor de oppervlakte die het onderhavige perceelsgedeelte groter is dan 100m².
4.5. [eisers]. stellen zich op het standpunt dat het perceelsgedeelte dat aan
[betrokkene 2] is geleverd overeenstemt met het in veldwerk 136 gevormde en nadien ongedaan gemaakte perceel U 887. Omdat aldus in de visie van [eisers]. de loop van de grens tussen dat perceelsgedeelte en het perceelsgedeelte van [gedaagde] niet onzeker is, is voor de in artikel 5:47, lid 1 BW bedoelde vordering geen plaats. Nu [gedaagde] betwist dat het door [eisers]. met U 877 aangeduide perceelsgedeelte aan [betrokkene 2] en via [betrokkene] aan [eisers]. is geleverd zullen [eisers]. overeenkomstig hun aanbod tot het bewijs daarvan worden toegelaten. [gedaagde] stelt terecht dat het bij de beantwoording van de vraag wat is geleverd aankomt op de in de leveringsakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen zaak. In het onderhavige geval kan de partijbedoeling worden afgeleid uit de transportakte van 1990 en uit de met die akte ingeschreven tekening en heeft het overgedragen perceelsgedeelte een oppervlakte als zal blijken uit uitmeting door de landmeter.
4.5. Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden.
5.1. laat [eisers]. toe te bewijzen dat het door Petrus Johannes [gedaagde] met notariële akte van 31 december 1990 aan [betrokkene 2] geleverde perceelsgedeelte en het nadien via [betrokkene] aan [eisers]. geleverde perceelsgedeelte overeenstemt met het in veldwerk 136 gevormde en nadien weer ongedaan gemaakte perceel U 887,
5.2 bepaalt dat, voor zover [eisers]. dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. H.C.A. Walda in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 februari 2013 voor het opgeven door [eisers]. van de namen van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen, dinsdagen en woensdagen in de maanden maart tot en met mei 2013, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4 verwijst voor het geval [eisers]. op die roldatum hebben medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of, maar alleen indien [eisers]. daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht, naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eisers]. waarbij zij desgewenst ook het bewijs schriftelijk kunnen leveren,
5.5 bepaalt voorts dat [eisers]. en [gedaagde] in persoon bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6 bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7. houdt alle verdere beslissingen aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.