Parketnummer : 05/800060-12
Datum zitting : 18 februari 2013
Datum uitspraak : 4 maart 2013
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2011, te Oisterwijk,(althans in Nederland) al dan niet opzettelijk vuurwerk, te weten 174 althans een groot aantal Shells
(mortierbommen) lijst IV van het Vuurwerkbesluit en/of ongeveer 600 althans
een groot aantal vuurpijlen (signaalraketten/ lawinepijlen) lijst V van het
Vuurwerkbesluit en/of 3 althans een aantal batterij enkelschotsbuizen
(flowerbed) lijst IV van het Vuurwerkbesluit en/of 511 althans een groot
aantal bangers (knalvuurwerk) lijst V van het Vuurwerkbesluit, buiten een
inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 of 3A.2.1 van
het Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van onrechtmatige bewijsgaring, hetgeen dient te leiden tot uitsluiting van al het bewijs, met vrijspraak als gevolg. Door de schuur van de woning van de moeder van verdachte te betreden - alwaar ook spullen van verdachte zelf waren opgeslagen - is er een inbreuk gemaakt op de privacy van verdachte en zijn moeder. De verbalisant was hiertoe niet bevoegd en de schending was disproportioneel. De moeder van verdachte had daarvoor ook geen toestemming gegeven, er was geen sprake van een verdenking van een strafbaar feit en het betreden van de schuur en het naar binnen schijnen met een zaklamp was niet noodzakelijk. Daarbij komt dat de verbalisant mogelijk nog meer heeft gedaan dan het enkele naar binnen schijnen met een zaklamp, nu verdachte stelt dat de dozen niet zichtbaar waren omdat hij er iets voor had gezet en dat de dozen niet open stonden.
Indien de militaire kamer dit verweer zou verwerpen heeft de verdediging het voorwaardelijke verzoek gedaan om de betreffende verbalisant en de hem vergezellende ambtenaar van de gemeente als getuige te horen over de gang van zaken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen. De 'voetjesactie' was een rechtmatige actie ter preventie van woninginbraken, gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet. Het betreden van tuinen en niet afgesloten schuren maakte onderdeel uit van die actie en is dus alleszins te rechtvaardigen.
De officier van justitie heeft zich voorts verzet tegen het horen van de door de verdediging voorwaardelijk verzochte getuigen, nu uit het proces-verbaal naar voren komt dat de verbalisant niet slechts op basis van geopende dozen heeft geconstateerd dat er vuurwerk in de schuur lag, maar dit tevens heeft afgeleid uit de opschriften op deze dozen.
De beoordeling door de militaire kamer
De verdachte kan zich beroepen op onrechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek indien door de opsporende instantie normen zijn geschonden die zijn, verdachtes, belang beschermen en dat belang door die schending ook werkelijk is geschaad.
Nu de schuur op het perceel [adres 1] in Oisterwijk behoort bij de woning van de moeder van verdachte kan niet worden gezegd dat het de verdachte is geweest die door een eventuele onrechtmatige betreding van deze schuur is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, te weten de persoonlijke levenssfeer van de feitelijke bewoner van het pand, in casu de moeder van verdachte. Het feit dat er in de schuur ook enkele spullen van verdachte waren opgeslagen doet hier niet aan af. De militaire kamer verwerpt derhalve het verweer.
Gelet op vorenstaande wijst de militaire kamer het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het horen van een tweetal getuigen af, nu zij hier de noodzaak niet toe ziet.
Het ten laste gelegde feit
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 november 2011 zijn er in een schuur op perceel [adres 1] te Oisterwijk dozen met in totaal ongeveer 349 kilogram vuurwerk aangetroffen, waaronder 174 Shells (mortierbommen), circa 600 vuurpijlen (signaalraketten/ lawinepijlen), 3 batterij enkelshotbuizen (flowerbeds) en circa 511 bangers (knalvuurwerk).2 Verdachte heeft dit vuurwerk in deze schuur opgeslagen en wist dat het verboden was om dit vuurwerk voorhanden te hebben. Verdachte had geen vergunning voor de opslag van dit vuurwerk. Verdachte had ook geen veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals het aanleggen van een sprinklerinstallatie of een brandhaspel.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afgezien van het hiervoor reeds besproken en verworpen rechtmatigheids-verweer geen bewijsverweren gevoerd.
De beoordeling door de militaire kamer
Het in beslag genomen vuurwerk is nader onderzocht door een verbalisant van de Vliegende Brigade Vuurwerk, waarbij aan de hand van de uiterlijke kenmerken is vastgesteld dat het vuurwerk niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit zoals dat gold op 3 juli 2010 en ook niet aan het huidige Vuurwerkbesluit en dat, indien dit vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit, het op basis van artikel 5.3.5 lid 2 van het Vuurwerkbesluit wordt aangemerkt als professioneel vuurwerk.4
Het onderzochte vuurwerk is door de verbalisant ingedeeld volgens de lijsten I tot en met VI van het Vuurwerkbesluit, waarbij hij de Shells (mortierbommen) en de batterij enkelschotsbuizen (flowerbed) heeft ingedeeld in lijst IV en de vuurpijlen (signaalraketten/lawinepijlen) en de bangers (knalvuurwerk) in lijst V.5
Conclusie
De militaire kamer acht - gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang, alsmede met hetgeen onder 'de feiten' is vastgesteld - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 november 2011, te Oisterwijk, opzettelijk vuurwerk, te weten 174 Shells (mortierbommen) lijst IV van het Vuurwerkbesluit en ongeveer 600 vuurpijlen (signaalraketten/ lawinepijlen) lijst V van het Vuurwerkbesluit en 3 batterij enkelschotsbuizen (flowerbed) lijst IV van het Vuurwerkbesluit en 511 bangers (knalvuurwerk) lijst V van het Vuurwerkbesluit, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van 6 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft bij deze eis in het voordeel van verdachte rekening gehouden het met tijdsverloop.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen vuurwerk wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de militaire kamer verzocht om rekening te houden met de relatieve ouderdom van de zaak en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte had psychische klachten ten tijde van het delict en leed aan een paniek- en angststoornis. Als gevolg hiervan heeft verdachte geen goede afweging kunnen maken en was hij niet in staat de ernst van het feit goed te overzien. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met het grote belang voor verdachte dat hij zijn baan bij het ministerie van defensie kan behouden.
De beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 6 februari 2012; en
* een Reclasseringsadvies, d.d. 29 november 2012, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid illegaal vuurwerk dat opgeslagen was in een schuurtje bij een woning en daarmee midden in een woonwijk. De militaire kamer acht het voorhanden hebben van een dergelijke grote hoeveelheid vuurwerk in het algemeen, maar in het bijzonder in een woonwijk, extreem gevaarzettend. Het levert een groot gevaar op voor de omringende woningen en diens bewoners. De gevolgen van de vuurwerkramp in Enschede staan iedereen nog helder voor ogen. Voorts houdt de militaire kamer er rekening mee dat het zeer zwaar, enkel voor professioneel gebruik bedoeld, voorwerk betrof . Op het voorhanden hebben van dergelijke hoeveelheden illegaal vuurwerk zijn daarom lange gevangenisstraffen gesteld.
De militaire kamer houdt echter rekening met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, dat hij ten tijde van het delict kampte met psychische problemen, als gevolg waarvan de reikwijdte en risico's van zijn handelen niet goed heeft overzien, hij verder op de diverse leefgebieden geen problemen heeft en door de reclassering het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Om voornoemde redenen zal de militaire kamer verdachte veroordelen tot de maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vuurwerk, met betrekking tot het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer en artikel 1.2.4. van het Vuurwerkbesluit.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven vuurwerk.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district Zuid, brigade Brabant zuid, opgemaakte proces-verbaal door wachtmeester 1e klasse KMAR [verbalisant], dossiernummer 112-006692, gesloten op 27 januari 2012, en het bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 18; proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, p. 32-33.
3 De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
4 proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, p. 37, 40, 43, 46, 49.
5 proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, p. 33.