ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2646

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/900468-09
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitkeringsfraude door langdurige verzwegen inkomsten en vermogen

Op 28 februari 2013 heeft de Rechtbank Oost-Nederland een 62-jarige man uit Geldermalsen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur voor het plegen van uitkeringsfraude over een periode van ongeveer 10 jaar. De man ontving een bijstandsuitkering terwijl hij feitelijk nagenoeg fulltime werkte bij een fruithandel, zonder dit te melden aan de sociale dienst. Hij overhandigde valse loonstrookjes, wat de gemeente Geldermalsen ongeveer 150.000 euro heeft gekost. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf hoger was dan de eis van de officier van justitie, maar gelijk aan de straf die eerder aan zijn ex-echtgenote was opgelegd, die ook betrokken was bij de fraude. De rechtbank hield rekening met de lange periode van de fraude, de wijze waarop deze was verborgen, en het aanzienlijke bedrag dat onterecht was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk had nagelaten om relevante informatie over zijn inkomsten en vermogen te verstrekken, wat in strijd was met de Algemene Bijstandswet en de Wet Werk en Bijstand. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn psychische klachten, niet kon ontsnappen aan de ernst van zijn daden, die de sociale zekerheid ondermijnden. De rechtbank besloot tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse werkstraf, waarbij de redelijke termijn van de procedure in aanmerking werd genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/900468-09
Data zittingen : 29 november 2012 en 14 februari 2013
Datum uitspraak : 28 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 11 augustus 2009 in de gemeente Geldermalsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) in strijd met een verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig het/de benodigde gegeven(s) aan de gemeente Geldermalsen, dan wel aan het bestuur van die gemeente te verstrekken, immers heeft/hebben verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner (telkens) niet (volledig) aan genoemde instantie(s) gemeld -zakelijk weergegeven - de door verdachte en/of diens medeverdachte en/of
echtgenoot/partner verrichtte werkzaamheden en/of de door verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner genoten inkomsten (uit arbeid en/of als zelfstandige en/of uit onbekende bron(nen)) en/of dat verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner over vermogen heeft/hebben beschikt en/of heeft/hebben kunnen beschikken hetwelk het (zogenaamde) bescheiden vermogen (ver) te boven ging, terwijl dit/deze feit(en) kan/kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf en/of een anderen of anderen, (zulks) terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat dat/die gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van verdachtes en/of eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 14 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en zijn echtgenote hebben in de periode van 1 juli 2000 tot en met 24 maart 2005 een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet (hierna: Awb) van de gemeente Geldermalsen2 ontvangen. In de periode van 24 maart 2005 tot en met 11 augustus 2009 ontvingen verdachte en zijn echtgenote een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand (hierna: Wwb) van diezelfde gemeente.3
Gedurende deze periode werkte verdachte gemiddeld 30 uur per week bij het bedrijf [naam 1]4 Op de loonstroken stond vermeld dat verdachte maandelijks een aanzienlijk minder aantal uren werkte dan het daadwerkelijk aantal gewerkte uren.5 De uren die verdachte meer werkte dan op de loonstroken stonden vermeld, ontving hij contant aan het einde van de maand.6
De drie zonen van verdachte zijn sedert 1996 samen eigenaar van een stuk grond aan de [adres 1] te Geldermalsen.7 Verdachte hield op dit stuk grond een boomgaard waarop hij pruimen verbouwde. De verkoop van deze pruimen leverden verdachte en zijn echtgenote gemiddeld € 4.000, - netto per jaar op.8
De echtgenote van verdachte werkte vier uur per twee weken als schoonmaakster. Het bedrag dat zij hieraan verdiende, ontving zij contant.9
Verdachte en zijn echtgenote hebben in de door hen ondertekende inlichtingenformulieren nooit aangegeven dat er wijzigingen waren in de door hen ontvangen inkomsten uit arbeid en/of als zelfstandige terwijl zij op de hoogte waren van het feit dat zij gehouden waren deze wijzigingen door te geven.10
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft bekend dat hij meer werkte dan dat hij aangaf op de inlichtingenformulieren. Daarnaast zijn bij de huiszoeking aan het adres van verdachte en zijn echtgenoot verschillende bescheiden aangetroffen, die aantonen dat verdachte en zijn echtgenoot beschikten over vermogen dat het bescheiden vermogen ver te boven ging. Dit vermogen was van belang voor de vaststelling en de hoogte van de verstrekking of tegemoetkoming. De officier van justitie is van mening dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de hoogte was van dit vermogen en samen met zijn echtgenote bewust heeft nagelaten de betreffende instanties hiervan op de hoogte te stellen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat haar cliënt opzettelijk heeft nagelaten te vermelden dat hij en zijn echtgenoot over vermogen beschikten dat het bescheiden vermogen ver te boven ging. De echtgenote van cliënt beheerde de financiën. Zij liet cliënt in de waan dat zij net over voldoende financiële middelen beschikten om rond te komen. Ze hebben zelfs geld geleend voor de koop van een auto. De raadsvrouw is daarom van mening haar cliënt niet wist dan wel kon weten dat hij en zijn echtgenote over dergelijk vermogen beschikte. Cliënt ging er dus ook vanuit hij dit onderdeel op de rechtmatigheidsonderzoekformulieren naar waarheid invulde.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte en zijn echtgenote in de tenlastegelegde periode - terwijl zij een uitkering krachtens de Abw en later de Wwb ontvingen - opzettelijk hebben verzwegen dat zij inkomsten genoten uit arbeid en als zelfstandige.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte het aangetroffen vermogen dat het bescheiden vermogen te boven ging, eveneens opzettelijk heeft verzwegen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Er is een huiszoeking gedaan in de woning van verdachte en zijn echtgenote aan [adres] te Geldermalsen.11 Bij deze huiszoeking zijn de volgende zaken en bescheiden aangetroffen:
- een brief van [naam 2] d.d. 20 december 2002, waaruit volgt dat verdachte een verzekering had ten bedrage van € 8.403,40;12
- een expiratieverzoek van [naam 3] d.d. 3 december 2003. Op dit expiratieverzoek stond vermeld dat verdachte en zijn echtgenote € 21.945, - gestort kregen op bankrekening [nummer];13
- een brief d.d. 2 januari 2003 van [naam 2],waaruit blijkt dat de echtgenote van verdachte als begunstigde, vanwege het bereiken van de einddatum van een certificaat een uitkering ten bedrage van € 13.801,82 ontvangt.14
Tevens is een aanzienlijke hoeveelheid contanten aangetroffen in een bankkluis van de [naam 4] bank te Geldermalsen.15 Alleen verdachte en zijn echtgenote waren gemachtigd om deze bankkluis te openen.16 De echtgenote van verdachte bezat een waardevolle collectie van postzegels en verdachte was van deze verzameling en de waarde van deze verzameling op de hoogte.17 Verdachte en zijn echtgenote konden gebruik maken van de bankrekening van de schoonmoeder van verdachte, mevrouw [naam 5].18 Verdachte en zijn echtgenote schreven af en toe geld over van de bankrekening van mevrouw [naam 5] naar hun eigen betaalrekening.19 Door de werkgever van verdachte, [naam 1], werd het bedrag voor de koop van de pruimen tevens overgemaakt op de bankrekening van mevrouw [naam 5].20
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte wel degelijk wist dat hij en zijn echtgenote over vermogen beschikten dat het bescheiden vermogen ver te boven ging en hij opzettelijk heeft nagelaten deze gegevens te melden aan de gemeente Geldermalsen. Het verweer van de raadsvrouw in dezen wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
verdachte op meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2000 tot en met 1 augustus 2009 in de gemeente Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een aan verdachte en zijn echtgenoot krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Geldermalsen, danwel aan het bestuur van die gemeente te verstrekken,
immers hebben verdachte en diens echtgenote telkens niet (volledig) aan genoemde instanties gemeld - zakelijk weergegeven - de door verdachte en die echtgenote verrichte werkzaamheden en de door verdachte en die echtgenote genoten inkomsten (uit arbeid en als zelfstandige en dat verdachte en diens echtgenote over vermogen hebben beschikt en hebben kunnen beschikken hetwelk het (zogenaamde) bescheiden vermogen (ver) te boven ging
terwijl deze feiten kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf en een ander of anderen, zulks terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes en/of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte en de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
'Tezamen en in vereniging met een ander in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd'
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek van 6 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de blanco justitiële documentatie op dit gebied, het opgemaakte reclasseringsrapport betreffende verdachte en het forse tijdsverloop, welke te wijten is aan het openbaar ministerie. Voorts heeft de officier van justitie mee laten wegen dat de ex-echtgenote van verdachte de administratie regelde en dat verdachte kennelijk druk voelde om het huwelijk te laten slagen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om - zoals eveneens door de officier van justitie geëist - een werkstraf voor de duur van 100 uur op te leggen. Daartoe heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat haar cliënt jarenlang voor de gek is gehouden door zijn ex-echtgenoot. Haar cliënt regelde de financiën niet. Cliënt stond - mede gezien zijn geloofsovertuiging - onder druk, omdat hij bang was voor een mogelijke scheiding.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat cliënt een aflossingsregeling met de gemeente is overeengekomen en hij zijn excuses heeft aangeboden. Daarbij heeft de raadsvrouw bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote consequenties zou hebben voor de pruimenoogst van haar cliënt waardoor hij de aflossingsregeling niet zou kunnen nakomen. Ook lijdt haar cliënt aan dusdanig ernstige psychische klachten, dat het moeilijk - zo niet onmogelijk - wordt om zich te handhaven in een huis van bewaring.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
2 november 2012; en
* een Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 2 november 2012, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een lange periode, terwijl hij en zijn vrouw een uitkering genoten op grond van de Abw, respectievelijk de Wwb, geen melding gemaakt van de werkelijk genoten inkomsten uit de werkzaamheden van hem en zijn echtgenote, van de jaarlijks inkomsten uit de oogsten van de pruimenboomgaard en van de diverse vermogensbestanddelen waarover zij beschikten. Hij heeft hierdoor ruim anderhalve ton onterecht aan uitkering ontvangen en heeft zich daarmee gedurende bijna tien jaren verrijkt ten koste van de samenleving.
Dit is een ernstig feit. Een dergelijke handelwijze ondermijnt het stelsel van sociale zekerheid en de onderlinge solidariteit waarop degenen die daar terecht aanspraak op maken en zich wel aan de daarvoor geldende regels houden, moeten kunnen rekenen. Daarbij is de gemeente Geldermalsen voor een groot bedrag benadeeld.
Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke gevallen door de rechtbank worden opgelegd. In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met de straf die is opgelegd aan de ex-echtgenote van verdachte en die is veroordeeld voor een vrijwel gelijk aandeel in het medeplegen van het bewezenverklaarde feit als verdachte. De rechtbank acht een uiteenlopen van straffen in deze vergelijkbare zaken niet verantwoord.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de periode waarin verdachte de fraude heeft gepleegd, de wijze waarop verdachte de fraude heeft weten te verhullen, alsmede het bedrag dat ten onrechte aan de maatschappij is onttrokken, niet volstaan kan worden met het opleggen van een werkstraf. Hetgeen ter terechtzitting is gesteld omtrent de psychische toestand van verdachte kan hieraan niet afdoen.
Ook om die reden zal de rechtbank dan ook ten nadele van verdachte fors afwijken van de strafeis zoals door de officier van justitie verwoord.
De rechtbank acht in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden. De rechtbank is echter van oordeel dat de redelijke termijn is geschonden. De termijn vangt aan op het moment dat verdachte voor de eerste maal als verdachte is gehoord door de verbalisanten van de Sociale Recherche, te weten op 11 augustus 2009. Sindsdien zijn ruim drie jaar en negen maanden verstreken. Wat betreft de berechting van de zaak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de redelijke termijn is geschonden met één jaar en zes maanden en zal daarom conform de jurisprudentie minimaal 10% van het uitgangspunt van de straf worden afgetrokken.
Daarnaast heeft verdachte voor het overige een vrijwel blanco strafblad en heeft hij een terugbetalingsregeling met de gemeente getroffen. De rechtbank zal daarom een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarnaast een forse werkstraf.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Alsmede:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema en mr. L. Ruessink, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de Sociale Recherche, regio Rivierenland, Tiel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 082299, gesloten op 18 januari 2010 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Het schriftelijke bescheid zijnde Abw toekenning uitkering aanvraagdatum 29 april 1996, d.d. 25 juli 1996, dossierpagina's 48-50 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
3 Het schriftelijke bescheid zijnde WWB toekenning, d.d. 24 maart 2005, pagina's 53 tot en met 55 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
4 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
5 De schriftelijke bescheiden, inhoudende de loonstroken in de periode van 31 mei 1996 tot en met 31 mei 2009 van [naam 1] pagina's 316-453 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, d.d. 14 februari 2013.
6 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
7 Het schriftelijk bescheid, zijnde Kadastergegevens, dossierpagina 864-865.
8 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
9 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
10 De schriftelijke bescheiden, inhoudende de rechtsmatigheidsonderzoekformulieren Wet werk en bijstand van de gemeente Geldermalsen, pagina's 445 tot en met 465, de pagina's 468 tot en met 470, de pagina's 474 tot en met 488 en de pagina's 491 tot en met 502 en het proces-verbaal, inhoudende verhoor van verdachte, d.d. 16 juli 2009, pagina 266.
11 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming goederen, d.d. 11 augustus 2009, dossierpagina 1337-1340.
12 Het schriftelijk bescheid, zijnde een overzichtsblad van [naam 2], d.d. 20 december 2002, dossierpagina 1356.
13 Het schriftelijk bescheid, zijnde brief van [naam 3], d.d. 3 december 2003, dossierpagina 1359.
14 Het schriftelijk bescheid, zijnde een overzichtsblad van [naam 2], d.d. 2 januari 2003, dossierpagina 1362.
15 Proces-verbaal van bevindingen [naam 4] bank d.d. 11 augustus 2009, dossierpagina 1372-1373.
16 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
17 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2009, dossierpagina 846-847.
19 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], d.d. 30 december 2009, dossierpagina 854.
20 Proces-verbaal van verhoor mevrouw [naam 5], d.d. 13 augustus 2009, dossierpagina 853 alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 februari 2013.