ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2392

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
08/720690-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie tijdens demonstratie van de Nederlandse Volksunie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie. De verdachte werd beschuldigd van het doen van beledigende uitlatingen en het tonen van symbolen tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie op 28 mei 2011 in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de uitlating 'Ali B en Mustapha ga toch terug naar Ankara' en het tonen van een vlag met het White Power symbool, evenals een tatoeage met de tekst 'Houzee', beledigend waren voor een groep mensen op basis van hun ras. De rechtbank stelde vast dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk beledigende uitlatingen had gedaan en zich schuldig had gemaakt aan het aanzetten tot discriminatie. De rechtbank oordeelde dat de context van de demonstratie, die gericht was tegen de multiculturele samenleving, het beledigende karakter van de uitlatingen niet wegnam. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, met vervangende hechtenis van 10 dagen bij niet-betaling. De rechtbank benadrukte het belang van het gelijkheidsbeginsel en het respect voor anderen in de samenleving, maar hield ook rekening met de vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/720690-12
Datum vonnis: 26 februari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 februari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.K.J. Kooij en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich samen met anderen tijdens een demonstratie schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging; en/of zich samen met anderen tijdens die demonstratie schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot haat of discriminatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2011 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich in het openbaar, namelijk tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie op het stationsplein en/of (nabij) de Prinsessentunnel en/of (nabij) de Hengelosestraat en/of (nabij) de Deurningerstraat, mondeling en/of bij afbeelding en/of bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Turken en/of buitenlanders en/of vreemdelingen, wegens hun ras, doordat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk beledigend heeft/hebben geroepen/gescandeerd;
- 'Nederland voor Nederlanders, eigen volk eerst' en/of
- 'Ali B en Mustapha ga toch terug naar Ankara' en/of
- 'Europa was, is en blijft een continent van het blanke ras, dus willen wij alle nationale staten in Europa oproepen, gemeenschappelijk het hoofd te bieden aan het probleem van vervreemding' en/of
doordat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk beledigend heeft/hebben
getoond/gedragen;
- (een) vlag(gen) met daarop (een) afdruk(ken) van het zogenaamde White Power
Symbool en/of
- een tatoeage (op het hoofd) met de tekst ‘Houzee’
en/of
hij op of omstreeks 28 mei 2011 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het openbaar, namelijk tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie op het stationsplein en/of (nabij) de Prinsessentunnel en/of (nabij) de Hengelosestraat en/of (nabij) de Deurningerstraat, mondeling en/of bij afbeelding, opzettelijk heeft aangezet tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras, te weten Turken en/of buitenlanders en/of vreemdelingen, wegens hun ras, doordat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk heeft/hebben geroepen/gescandeerd;
- 'Nederland voor Nederlanders, eigen volk eerst' en/of
- 'Ali B en Mustapha ga toch terug naar Ankara' en/of
- 'Europa was, is en blijft een continent van het blanke ras, dus willen wij alle natianle staten in Europa oproepen, gemeenschappelijk het hoofd te bieden aan het probleem van vervreemding' en/of
doordat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk beledigend heeft/hebben getoond/gedragen;
- (een) vlag(gen) met daarop (een) afdruk(ken) van het zogenaamde White Power symbool en/of
- een tatoeage (op het hoofd) met de tekst ‘Houzee’.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, bij niet voldoen te vervangen door tien dagen hechtenis.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het aanzetten tot haat in het op artikel 137d Sr toegesneden feit.
Aan de bestanddelen van artikel 137c Sr is voldaan. De ten laste gelegde uitlatingen zijn tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie in het openbaar gedaan. Verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de demonstratie. Hij heeft zich niet gedistantieerd van de demonstratie. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte als medepleger van de ten laste gelegde uitlatingen kan worden beschouwd. De ten laste gelegde uitlatingen zijn opzettelijk, mondeling of bij geschrift of afbeelding gedaan. Ook zijn deze uitlatingen beledigend voor een groep mensen wegens hun ras.
Ten aanzien van het alternatief/cumulatief ten laste gelegde aanzetten tot haat of discriminatie stelt de officier zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en vereniging schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot discriminatie.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts bewezen kan worden dat verdachte een vlag met een hamer van Thor heeft gedragen, dat hij een tatoeage met het woord ‘houzee’ op zijn hoofd heeft staan en dat hij heeft geroepen: “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara”. Dat verdachte de andere ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan, kan niet bewezen worden. Nu er geen bewijs voorhanden is dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan deze uitlatingen is er geen sprake van medeplegen van die uitlatingen. Verdachte dient daarom van deze uitlatingen te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de ”speech” van medeverdachte [medeverdachte 3] voert de raadsman bovendien aan dat als verdachte al kennis van deze speech heeft kunnen nemen, het gelet op de taalbarrière aannemelijk is dat verdachte niet van de inhoud kennis heeft kunnen nemen.
Ten aanzien van het dragen van een vlag met daarop een afbeelding van de hamer van Thor voert de raadsman aan dat er geen overtuigend bewijs is dat dit een zogenaamd White Power symbool is. Ook voert de raadsman aan dat het dragen van vlaggen met de hamer van Thor of een Keltisch kruis op zichzelf niet strafbaar is.
De door verdachte gedane uitlating “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara” en de door verdachte gedragen ”Houzee-tatoeage” levert volgens de raadsman geen belediging voor een groep mensen in de zin van artikel 137c op. Daarbij wijst de raadsman erop dat de tekst “Houzee” een zeemanskreet is, wat iets betekent als ”Blijf op de juiste koers”.
Ook zet de uitlating “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara” niet aan tot haat. De uitlating is ook niet discriminerend, omdat niet vastgesteld kan worden dat de uitlating onderscheid maakt op grond van geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Verdachte moet van dit feit vrijgesproken worden.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.3.1 Vaststelling feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 28 mei 2011 vindt er in Enschede een demonstratie plaats met als motto: tegen de multiculturele terreur en voor een totale immigratiestop. Aan deze demonstratie heeft verdachte deelgenomen. Zijn tatoeage op zijn hoofd met de tekst “Houzee” is gedurende de demonstratie zichtbaar geweest. Nadat medeverdachte [medeverdachte 2] door gebruik te maken van een megafoon de demonstranten heeft toegesproken komt de groep demonstranten in beweging. Een deel van de demonstranten onder wie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft gezamenlijk geroepen “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara”. Daarbij zijn verschillende vlaggen getoond. Verdachte toont een vlag met daarop een afdruk van een hamer van Thor. Medeverdachte [medeverdachte] draagt een vlag met daarop een afdruk van een Keltisch kruis.
5.3.2. Het plegen van de ten laste gelegde uitlatingen en het tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool
De rechtbank zal allereerst beoordelen of verdachte als pleger of medepleger van de ten laste gelegde uitlatingen en het ten laste gelegde tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool (ook wel bekend als Keltisch kruis) kan worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat voor medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking met een ander vereist is. Om van een dergelijke samenwerking te kunnen spreken is het niet noodzakelijk dat de verdachte zelf enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Hij moet echter wel een bijdrage hebben geleverd aan het delict. Een bewuste en nauwe samenwerking kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid van de verdachte(n) ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan. Het enkele zich niet distantiëren kan geen medeplegen opleveren, maar dient in combinatie met een blijkende betrokkenheid te bestaan.
“Nederland voor Nederlanders, eigen volk eerst” en “Europa was, is en blijft een continent van het blanke ras, dus willen wij alle nationale staten in Europa oproepen, gemeenschappelijk het hoofd te bieden aan het probleem van vervreemding”
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte pleger danwel medepleger is van de uitlatingen “Nederland voor Nederlanders, eigen volk eerst” en “Europa was, is en blijft een continent van het blanke ras, dus willen wij alle nationale staten in Europa oproepen, gemeenschappelijk het hoofd te bieden aan het probleem van vervreemding”. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte deze leuzen heeft geroepen of bij het roepen van deze leuzen aanwezig is geweest. Ten aanzien van de in de Duitse taal gehouden toespraak is ook niet duidelijk dat verdachte de Duitse taal dermate machtig is dat hij deze toespraak begrijpt.
“Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara” en “de tatoeage op het hoofd van verdachte met de tekst ‘Houzee’”
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de uitlating “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara” heeft gedaan. Dit volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2012 waarin word beschreven wat is te zien op de videobeelden die van de demonstratie zijn gemaakt. Verdachte heeft deze uitlating samen met andere demonstranten, onder andere medeverdachte [medeverdachte] geroepen.
Ook is de rechtbank net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte zijn tatoeage met de tekst ‘Houzee’ zichtbaar op zijn hoofd heeft gedragen. Dit volgt uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 februari 2012 waarin deze getuige aangeeft wie hij op de foto’s gemaakt van de videobeelden van de demonstratie herkent.
Het tonen van de vlag met daarop afdruk van het zogenoemde White Power symbool
Anders ten slotte dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat bij het tonen van de vlag met daarop een afdruk van een zogenaamd Keltisch kruis sprake is van medeplegen. Verdachte scandeert samen met medeverdachte [medeverdachte] de leus ”Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara”. Medeverdachte [medeverdachte] draagt daarbij de vlag met het zogenaamde White Power symbool terwijl verdachte een Thor hamervlag draagt. Het roepen van de leus door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geeft nadere betekenis aan de door medeverdachte [medeverdachte] gedragen vlag. Verdachte heeft zich van deze nadere kleuring niet gedistantieerd. Hij is de leus blijven scanderen terwijl de vlaggen getoond werden. Op grond van die feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte is medepleger van het tonen van de vlag met het zogenaamd Keltisch kruis.
5.3.3 Groepsbelediging
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte als pleger van de door hem gedane uitlating en de door hem getoonde tatoeage en ook als pleger van tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool aangemerkt kan worden, komt de rechtbank toe aan de vraag of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging. Groepsbelediging wordt in artikel 137c, eerste lid, Sr strafbaar gesteld. De in de tenlastelegging opgenomen begrippen zijn gebruikt in de zin van dit wetsartikel.
Artikel 137c, eerste lid, Sr stelt strafbaar het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. Volgens vaste jurisprudentie over de toepassing van artikel 137c, eerste lid, Sr dient in de eerste plaats te worden beoordeeld in hoeverre de uitlatingen, op zichzelf beschouwd, beledigend zijn voor een groep mensen wegens, in dit geval, hun ras. Hierbij wordt gekeken naar de feitelijke bewoordingen, als ook naar de samenhang met de rest van de tekst. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, dient een objectieve toets plaats te vinden waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. Een uitlating is beledigend wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen. De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan. Onder “ras’ wordt in dit verband ook begrepen nationale en etnische afstamming, huidskleur en afkomst.
De tweede toets betreft de beoordeling van de context waarin de uitlating is gedaan. Die context kan het beledigend karakter van de uitlating wegnemen, met name indien de uitlating een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat. De reikwijdte van die context wordt gevormd door verdachtes recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De derde toets betreft de beoordeling of de beledigende uitlating, die een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat of een geloofsopvatting of indien deze uitlating onder bescherming van de artistieke expressie valt, niettemin toch onnodig grievend is.
Toets 1. De beoordeling of de ten laste gelegde uitlating, het ten laste gelegde tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool en het tonen van de tatoeage met de tekst ‘Houzee’ beledigend zijn.
Door verdachte is de volgende uitlating gedaan “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara”. De rechtbank oordeelt dat deze uitlating zich richt tot personen die niet blank zijn. Ali B en Mustapha worden hier als representanten van deze groep gebruikt. Met deze uitspraak wordt, mede door de context, duidelijk gemaakt dat personen van niet-Nederlandse afkomst, waaronder meer specifiek personen van Turkse en/of Marokkaanse afkomst, niet welkom zijn. Hun eigenwaarde wordt aangetast en zij worden om hun ras in diskrediet gebracht, hetgeen beledigend is.
Met het tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool wordt de groep mensen die niet behoren tot het blanke ras beledigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk Keltisch kruis een symbool is van de zogenaamde White Power. Zoals ook het Hof ’s-Hertogenbosch overwoog in zijn uitspraak van 11 oktober 2004 is het Keltisch kruis in het verleden gebruikt door partijen als De Centrumpartij '86, De Nationale Volkspartij en het Jongerenfront Nederland als symbool van extreem nationalistische opstelling. In samenhang bezien met de ten laste gelegde uitlating die door verdachte is geroepen wordt de betekenis van deze vlag bepaald. Door in deze context een dergelijke vlag te voeren wordt van een groep mensen de eigenwaarde aangetast en hun ras in diskrediet gebracht, hetgeen beledigend is.
Ook met het tonen van een tatoeage met de tekst “Houzee” wordt in deze context de groep mensen die niet behoren tot het blanke ras beledigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat ”Houzee” in de Nazi-tijd voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een gebruikelijke groet was binnen de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Nu verdachte deelneemt aan een demonstratie waarbij hij een uitlating scandeert die beledigend is voor mensen van niet-Nederlandse afkomst en waarbij een vlag met het zogenaamde White Power symbool getoond wordt, kan het niet anders verstaan worden dan dat verdachte met zijn tatoeage verwijst naar de Nazi-tijd. Een periode die wordt gekenmerkt door het nationaal-socialisme en de rassenleer van de Nazi’s. De rassenleer gaat uit van minderwaardigheid op raciale gronden. Anders dan de raadsman betoogd is de term “houzee” in deze context niet enkel een oude zeemanskreet. Door in deze context een tatoeage met de tekst ”houzee” te tonen wordt van de groep van niet-Nederlanders en niet-blanken de eigenwaarde aangetast en hun ras in diskrediet gebracht, hetgeen beledigend is.
Toets 2. De context waarin de ten laste gelegde uitlatingen zijn gedaan, de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool is getoond en de tatoeage met de tekst ‘Houzee’ is getoond.
Zoals gezegd kan de context waarin een uitlating is gedaan het beledigende karakter aan die uitlating ontnemen. De context kan bijvoorbeeld gelegen zijn in het maatschappelijk debat, waarin de vrijheid van meningsuiting van groot belang is.
De demonstratie is gehouden in het kader van het maatschappelijk debat over de wenselijkheid van een totale immigratiestop. Er is immers sprake geweest van een demonstratie tegen de multiculturele terreur en voor een totale immigratiestop. De rechtbank zal in het midden laten in hoeverre de uitlating op basis afkomst en het tonen van een White Power-symbool en een tatoeage met de tekst ”Houzee”, nog kunnen worden aangemerkt als dienstig aan een maatschappelijk debat over immigratie, omdat de rechtbank al tot het oordeel komt dat de tenlastegelegde uitingen onnodig grievend zijn (stap 3).
Toets 3. De beoordeling of de beledigende uitlatingen en het tonen van de vlag met daarop een afdruk van het White Power symbool onnodig grievend is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ten laste gelegde uitlating, het tonen van de vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool en het tonen van een tatoeage met de tekst ”Houzee” in onderlinge samenhang bezien onnodig grievend. Het debat over de wenselijkheid van een totale immigratiestop kan op een neutralere toon gevoerd worden. Onder verwijzing naar het Nazi-tijdperk worden bij voortduring beledigende uitlatingen gedaan die een onderscheid maken naar ras. In dezelfde zin wordt er het zogenaamde White Power symbool gebruikt, dat de superioriteit van het blanke ras benadrukt. Deze uitlatingen bevatten een ongefundeerde mening over een wezenlijke ongelijkheid van de rassen en is in een debat over een immigratiestop onnodig.
De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging.
5.3.4 Aanzetten tot haat of discriminatie
Cumulatief/alternatief is verdachte het aanzetten tot haat of discriminatie ten laste gelegd. Artikel 137d, eerste lid, Sr stelt het in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzetten tot haat of discriminatie van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap strafbaar. De in de tenlastelegging opgenomen begrippen zijn gebruikt in de zin van dit wetsartikel.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van aanzetten tot haat. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of er aangezet is tot discriminatie.
Aan het begrip discriminatie wordt in artikel 90quater Sr invulling gegeven. Het bestanddeel discriminatie van 137d Sr wordt aan de hand van dat artikel uitgelegd als: "elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast."
De rechtbank overweegt dat verdachte de uitlating “Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara” heeft gedaan in het kader van een demonstratie. De vlag met daarop het zogenaamde White Power symbool en de tatoeage met de tekst “Houzee” zijn ook in het kader van een demonstratie getoond. Een demonstratie is er naar zijn aard op gericht anderen te overtuigen en mogelijk ook tot actie aan te sporen. Uit de toespraak die medeverdachte [medeverdachte 2] tijdens deze demonstratie heeft gehouden blijkt dat de demonstratie stond voor een totale immigratiestop. Verdachte heeft in deze toespraak immers gezegd “Vandaag demonstreren we tegen de multiculturele terreur en voor een totale immigratiestop”. Dergelijke maatregelen zullen door anderen dan verdachte en zijn mede-demonstranten moeten worden uitgevoerd.
In hun onderlinge samenhang bezien kunnen de gedragingen van verdachte die hem zijn tenlastegelegd en waarvan de rechtbank oordeelt dat hij pleger is, niet anders worden beschouwd dan te zijn gericht op de verwijdering van groepen mensen op basis van ras. Met deze gedragingen wordt dus getracht mensen te bewegen onderscheid te maken op grond van ras. De rechtbank oordeelt dat verdachte zich, door op deze manier te demonstreren schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot discriminatie.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 mei 2011 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, zich in het openbaar, namelijk tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie, mondeling en bij afbeelding en bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, wegens hun ras, doordat verdachte en zijn mededaders opzettelijk beledigend hebben geroepen:
- 'Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara' en
doordat verdachte en zijn mededaders opzettelijk beledigend hebben getoond:
- een vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool en
- een tatoeage op het hoofd met de tekst ‘Houzee’
en
hij op 28 mei 2011 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het openbaar, namelijk tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volksunie, mondeling en bij afbeeldingen en bij geschrift, opzettelijk heeft aangezet tot discriminatie van mensen wegens hun ras, doordat verdachte en zijn mededaders opzettelijk hebben geroepen:
- 'Ali B en Mustapha, ga toch terug naar Ankara' en
doordat verdachte en zijn mededaders opzettelijk beledigend hebben getoond:
- een vlag met daarop een afdruk van het zogenaamde White Power symbool en
- een tatoeage op het hoofd met de tekst ‘Houzee’.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Dit geldt met name ook voor de toevoeging door de rechtbank van de woorden “en bij geschrift” in het tweede deel van de tenlastelegging, betreffende het aanzetten tot discriminatie. Dit bestanddeel, dat ziet op de tekst “Houzee”, is wel opgenomen in het eerste deel, zodat het ontbreken in het tweede deel als een vergissing moet worden beschouwd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlaste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 137c en 137d Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: zich in het openbaar mondeling en bij afbeelding en bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd;
in eendaadse samenloop begaan met
het misdrijf: in het openbaar mondeling en bij afbeelding en bij geschrift aanzetten tot discriminatie van mensen wegens hun ras, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan groepsbelediging en het aanzetten tot discriminatie. Met de strafbaarstelling van deze feiten worden publiekelijk gedane uitlatingen of andere uitingsvormen waardoor een inferieur beeld wordt geschetst van maatschappelijk kwetsbare groepen tegengegaan. Daarnaast heeft de wetgever in het tweede lid van artikel 137c Sr uitdrukkelijk bepaald dat indien de groepsbelediging door twee of meer personen wordt begaan een hoger strafmaximum geldt. Het gelijkheidsbeginsel en het respecteren van anderen is van groot belang in onze maatschappij.
Daar staat tegenover dat deze strafbare feiten wettelijke uitzonderingen betreffen op de vrijheid van meningsuiting. Ook dat beginsel is van groot belang in onze maatschappij. Een op te leggen straf mag niet als effect hebben dat personen zich in de toekomst beperkt zullen voelen in de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting. Verder slaat de rechtbank acht op de ondergeschikte rol van verdachte binnen de demonstratie.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een geldboete op zijn plaats is.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 55 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlaste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlaste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: medeplegen van het zich in het openbaar mondeling en bij geschrift en bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras;
in eendaadse samenloop begaan met
het misdrijf: medeplegen van het in het openbaar mondeling en bij afbeelding en bij geschrift aanzetten tot discriminatie van mensen wegens hun ras.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro)
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. M.E. van Wees en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.P. Revis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2013.
Mr. A.M.G. Ellenbroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05CB 2011063908. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 februari 2012, pagina 11 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb van de demonstratie op 28 mei 2011 camera beelden gemaakt en die heeft de heer [betrokkene] vorig jaar al aan de politie overhandigd. Over de camerabeelden kan ik u het volgende vertellen. Ik zie dat u foto's heeft geprint. Ik ken de volgende personen: Op foto 8 staat [medeverdachte] nogmaals maar naast hem staat [verdachte] met een Thor hamer vlag. Dat is ook een rechts extremistisch symbool. [verdachte] staat ook op foto nummer 14. Hij is de man met de tekst "Houzee" op zijn hoofd.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2012, pagina 22 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van verbalisant:
Ik heb de camerabeelden van de demonstratie op zaterdag 28 mei 2011 in Enschede van de NVU bekeken. Op de beelden herken ik de mij bekende [medeverdachte 2]. Hij draagt een megafoon in zijn handen. [medeverdachte 2] staat voor de groep demonstranten met een megafoon. [medeverdachte 2] spreekt de demonstraten toe door de megafoon. Vervolgens komt de groep in beweging. [medeverdachte 2] loopt voorop en roept door de megafoon. De demonstranten staan stil aan de rechterkant van het station. Ze dragen diverse vlaggen en spandoeken. Een deel van de demonstranten roept meerdere malen: Ali B en Mustafa ga toch terug naar Ankara. [medeverdachte] en [verdachte] roepen dit gezamenlijk. [medeverdachte] heeft een vlag in zijn handen met daarop het Keltische kruis en [verdachte] draagt de thor hamer vlag. Vervolgens neemt [medeverdachte 2] het woord. Hij spreekt door een microfoon. Hij zegt: “Vandaag demonstreren we tegen de multiculturele terreur en voor een totale immigratiestop.”