ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2362

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
237880
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J.C. van Emden-Geenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing van beslag in kort geding tussen Dutch Amphibious Transport Vehicles B.V. en Lovers Transportainment B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Dutch Amphibious Transport Vehicles B.V. (DATV) en Lovers Transportainment B.V. (LT). DATV vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat op 22 november 2012 was gelegd door LT onder Lovers Beheer, een vennootschap die nauw verweven is met LT. DATV stelde dat LT misbruik van procesrecht had gemaakt door in het verzoekschrift tot beslag Lovers Beheer niet als verzoekende partij te vermelden, wat volgens haar in strijd was met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De rechtbank oordeelde dat DATV een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening, maar wees de vorderingen van DATV af. De voorzieningenrechter concludeerde dat LT in haar verzoekschrift voldoende had gewezen op de verwevenheid met Lovers Beheer en dat er geen sprake was van een vexatoir beslag. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de gegrondheid van de vorderingen van LT in de bodemprocedure aan de orde zou komen en dat er onvoldoende bewijs was dat de vorderingen summierlijk ondeugdelijk waren.

De rechtbank veroordeelde DATV in de proceskosten, die aan de zijde van LT tot dat moment waren begroot op € 1.405,00. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen in aanwezigheid van de griffier I.W.H.M. Verheijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/237880 / KG ZA 12-695
Vonnis in kort geding van 30 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH AMPHIBIOUS TRANSPORT VEHICLES B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. R.G.M. Sleutels te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOVERS TRANSPORTAINMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F. Hoppe te Alkmaar.
Partijen zullen hierna DATV en LT genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- een brief van mr. Hoppe van 16 januari 2013
- een brief van mr. Sleutels van 16 januari 2013 met bijlagen
- een brief van mr. Sleutels van 18 januari 2013
- een brief van mr. Hoppe van 18 januari 2013
- de mondelinge behandelingen op 16 januari 2013 en na zuivering van het verleende verstek op 30 januari 2013
- de pleitnota’s van DATV
- de pleitnota van LT.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. LT is een bedrijf dat deel uitmaakt van een ondernemingsstructuur die zich bezig houdt met (onder meer) de exploitatie van rondvaartboten in de binnenstad van Amsterdam.
2.2. DATV is een onderneming die amfibische voertuigen ontwikkelt en bouwt. Lovers Beheer BV (hierna: Lovers Beheer) dan wel LT hebben aan DATV opdracht gegeven een tweetal (prototypen) amfibische voertuigen te bouwen. Deze voertuigen zijn onder meer bedoeld voor gebruik door Lovers Beheer dan wel door LT.
2.3. Lovers Beheer is de bestuurster/aandeelhoudster van LT en eveneens mede-aandeelhoudster van DATV.
2.4. Bij dagvaarding van 19 oktober 2012 heeft DATV Lovers Beheer in kort geding gedagvaard. DATV vorderde de nakoming van een op 24 februari 2012 tussen haar en Lovers Beheer gesloten overeenkomst, waarbij Lovers Beheer betaling van onder andere twee maal € 40.000,00 exclusief btw aan DATV toezegde. Aan deze overeenkomst lag een geschil tussen DATV en Lovers Beheer / LT over de ontwikkeling, bouw dan wel aflevering door DATV van de hiervoor bedoelde amfibische voertuigen ten grondslag.
Lovers Beheer heeft in de kort geding procedure onder meer betwist dat zij partij is bij de overeenkomst betreffende de amfibie boten en zich beroepen op verrekening met een tegenvordering, stellende dat DATV tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Lovers Beheer heeft in reconventie betaling van een voorschot van door haar ten gevolge van de wanprestatie van DATV geleden schade gevorderd.
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam heeft in zijn vonnis van 22 november 2012 in conventie Lovers Beheer veroordeeld tot betaling aan DATV van een bedrag van € 79.386,77, te vermeerderen met rente en kosten. De in reconventie gevraagde voorzieningen zijn geweigerd.
2.5. Lovers Beheer en LT hebben DATV op 8 november 2012 gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. In de dagvaarding wordt de ontbinding van de onder 2.2 bedoelde overeenkomst gevorderd alsmede betaling van schade vergoeding, nader op te maken bij staat. In de inleidende dagvaarding wordt verwezen naar de onder 2.3 bedoelde kort geding procedure (vlg. nummer 4).
2.6. Op 22 november 2012 heeft LT, na verkregen beslagverlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Arnhem van 16 november 2012, conservatoir (derden) beslag gelegd onder Lovers Beheer ten laste van DATV.
2.7. In het verzoekschrift tot het verkrijgen van toestemming tot het leggen van conservatoir beslag d.d. 16 november 2012, is opgenomen dat Lovers Beheer de aandelen houdt van LT en -mede- aandeelhouder van DATV is (vgl. nummer 3) alsmede dat DATV Lovers Beheer in rechte betrokken heeft (vgl. nummer 34). De dagvaarding voor de bodemprocedure die is uitgebracht op 8 november 2012 en bij de rechtbank Arnhem aanhangig is gemaakt, is bij dit verzoekschrift als productie 2 overgelegd (vlg. nummer 7 van het verzoekschrift).
3. Het geschil
3.1. DATV vordert samengevat - de opheffing van het op 22 november 2012 onder Lovers Beheer gelegde conservatoire (derden) beslag en een gebod aan LT om bij nieuwe verzoeken tot het leggen van conservatoir beslag de voorzieningenrechter op de hoogte te stellen van de beslissing in deze procedure, dit met oplegging van een dwangsom en een veroordeling in de proceskosten.
DATV voert daartoe aan dat LT misbruik van procesrecht heeft gemaakt door in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag Lovers Beheer niet als verzoekende partij te vermelden, ofschoon Lovers Beheer met LT als eisende partij in de bodemprocedure tegen DATV optreedt. Daarom is feitelijk sprake van een ‘eigen beslag’, dit mede gezien de verwevenheid tussen Lovers Beheer en LT (een moeder dochter relatie). Het gevolg van dit niet vermelden van Lovers Beheer is geweest dat het horen van DATV voordat toestemming tot conservatoir beslag werd verleend, achterwege is gebleven. Dit horen, dat bij een (‘echt’)eigen beslag volgens de beslagsyllabus dient plaats te vinden, heeft LT omzeild. LT is dan ook de verplichtingen die artikel 21 Rv op haar legt, niet nagekomen. Zo ook heeft LT in het beslagverzoek de voor de voorzieningenrechter te Amsterdam aanhangige kort geding procedure, waarin enkele dagen na 16 november 2012 uitspraak zou worden gedaan, niet genoemd. DATV heeft verder gewezen op de ondeugdelijkheid van de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd, in welk verband zij verwezen heeft naar de overwegingen in de beslissing van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 22 november 2012 en heeft voorts aangevoerd dat een afweging van de belangen van partijen in haar voordeel moet uitvallen.
3.2. LT voert verweer. LT betoogt daarbij dat de verwevenheid tussen Lovers Beheer en LT niet tot vereenzelviging van beide vennootschappen kan leiden. LT ontkent dat zij in haar verzoekschrift tot het leggen van beslag onvolledig is geweest dan wel onjuiste feiten heeft gesteld. Artikel 21 Rv is dan ook niet door haar geschonden. LT heeft de gronden van haar vordering op DATV besproken en aangevoerd dat daaraan in het kort geding op formele gronden (het karakter van het kort geding dat zich niet leent voor een diepgaande beoordeling) en niet op materiële gronden is voorbijgegaan. In dit verband heeft zij expliciet aangevoerd dat het feit dat Lovers Beheer de overeenkomst van 24 februari 2012 sloot, niet zonder meer betekent dat deze vennootschap de contractspartner van DATV bij de overeenkomst tot ontwikkeling van de amfibie vaartuigen is geweest. Tenslotte heeft LT gewezen op het grote belang dat zij heeft bij het onderhavig beslag, met name omdat DATV geen verder verhaal biedt althans tot dusver lijkt te bieden.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit het feit dat - onweersproken - is gesteld dat DATV pas na opheffing van het gelegde conservatoire beslag in staat is dringende betalingsverplichtingen jegens derden na te komen, volgt reeds dat DATV een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening.
4.2. De vordering van DATV is in de eerste plaats gebaseerd op de stelling dat LT de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem in haar verzoek tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder Lovers Beheer onjuist dan wel onvolledig heeft voorgelicht. Had LT in dit verzoek vermeld dat Lovers Beheer naast LT in de bodemprocedure tegen DATV als eisende partij optrad en had zij gewezen op de verwevenheid tussen Lovers Beheer en LT en op de kort geding procedure waarin enige dagen later uitspraak zou worden gedaan, dan zou de voorzieningenrechter overeenkomstig het bepaalde in de beslagsyllabus haar gehoord hebben, waarna de toestemming onthouden zou zijn. Hierdoor hebben Lovers Beheer en LT de nakoming van het vonnis van de voorzieningenrechter door Lovers Beheer onmogelijk gemaakt. Het thans gelegde beslag is dan ook vexatoir en moet alleen al om deze reden opgeheven worden.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat – indien deze door DATV gestelde feiten zouden vaststaan – van een vexatoir beslag gesproken zou kunnen worden en de gevraagde voorziening van opheffing van het beslag toegewezen zou kunnen worden. Echter, uit hetgeen hiervoor (onder 2) als feiten is vastgesteld, volgt het tegendeel. LT heeft in het verzoekschrift tot het vragen van toestemming voor beslag gewezen op haar relatie met Lovers Beheer (nummer 3: ‘Lovers Beheer BV, die alle aandelen houdt in LT, houdt tevens 25% van de aandelen in DAT’ (toevoeging: DAT is dezelfde rechtspersoon als DATV). Zij heeft – weliswaar door verwijzing naar de bij het verzoekschrift overgelegde dagvaarding in de bodemprocedure – de procedure voor de voorzieningenrechter te Amsterdam onder aandacht van de voorzieningenrechter in Arnhem gebracht, waarbij zij tevens heeft aangegeven zelf van oordeel te zijn dat alleen LT contractspartner van DATV is en dat het louter vanwege de stellingname van DATV in het kort geding is dat Lovers Beheer tevens als eisende partij optreedt. In het petitum van het verzoek wordt ‘de openstaande schuld van Lovers Beheer BV aan DAT ad € 99.874,32, waarvan DAT in rechte betaling eist’ met name vermeld. Bij kennisname van het verzoek tot het leggen van beslag wordt niet aanstonds duidelijk dat de toestemming tot het leggen van derdenbeslag betekent, dat een – op 16 november 2012 nog onzekere – veroordeling in het kort geding tot betaling door Lovers Beheer aan DATV vanwege het te leggen beslag feitelijk onmogelijk wordt. Het wijzen op dit gevolg van de toestemming van het verzoek zou LT niet hebben misstaan, maar het voert te ver om te beslissen dat LT gehouden was om de voorzieningrechter op dit gevolg van het verlenen van toestemming tot beslag te wijzen. Artikel 21 Rv verplicht tot het volledig en naar waarheid vermelden van de voor de beslissing relevante feiten, maar niet tot het vermelden van de (rechts)gevolgen die de beslissing zal hebben.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat uit de stellingen en de verklaringen ter zitting van DATV volgt dat DATV geen vereenzelviging van Lovers Beheer en LT, maar verwevenheid tussen beide vennootschappen aan haar vorderingen ten grondslag legt. Er zijn in deze procedure ook onvoldoende feiten komen vast te staan om de conclusie te rechtvaardigen dat Lovers Beheer en LT op een lijn kunnen worden gesteld en dat het verschil in identiteit weggedacht moet worden om gemaakt misbruik ongedaan te maken. Vereenzelviging van Lovers Beheer en LT is niet aan de orde.
4.5. Uit het bovenstaande volgt dat niet tot opheffing van het beslag wegens misbruik van procesrecht/schending van artikel 21 Rv door verzwijging van relevante feiten wordt beslist.
4.6. DATV heeft tevens aangevoerd dat de vorderingen van LT dan wel Lovers Beheer, waarvoor beslag is gelegd, ondeugdelijk zijn. Zij beroept zich in dit verband op de uitspraak in het kort geding waarbij verrekening met deze vorderingen niet werd toegelaten en een reconventionele vordering ter zake werd afgewezen. Het gaat in de onderhavige procedure echter niet om de gegrondheid van de vorderingen van Lovers Beheer en LT, maar om de vraag of het middel tot handhaving van de rechten die Lovers Beheer en LT na een eventueel toewijzend vonnis krijgen, derhalve het beslag, gehandhaafd moet blijven. Dat is slechts dan niet het geval, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger (LT) ingeroepen recht blijkt (vlg. artikel 705 Rv). Toewijzing van een voorschot van hetgeen in een bodemprocedure wordt gevorderd dan wel verrekening van een zodanig voorschot in kort geding vergt dan ook een andere beoordeling van een vordering dan het verzoek om tot bewaring van rechten conservatoir beslag te leggen. Gaat het in het kort geding over de vraag of de gegrondheid van een verweer eenvoudig is vast te stellen en de vraag of de (reconventionele) vordering aannemelijk is, bij het verzoek tot beslaglegging is een inschatting van de rechtspositie van partijen aan de orde, waarbij tevens de belangen van beide partijen afgewogen worden.
4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet zonder meer gezegd kan worden dat de vorderingen van LT in de bodemprocedure summierlijk ondeugdelijk zijn. Gebleken is dat de standpunten van partijen op een groot aantal onderdelen –zoals de vraag welke rechtspersonen de contractpartijen zijn, de vraag of sprake is van budgetoverschrijding en of al dan niet wanprestatie gepleegd is – uiteenlopen. Die vragen zullen in de bodemprocedure beantwoord worden. Op dit tijdstip kan daarover geen oordeel, laat staan een gemotiveerd oordeel, gegeven worden. In ieder geval kan nu niet beslist worden dat de vorderingen van LT en Lovers Beheer in de bodemprocedure met zekerheid worden afgewezen.
4.8. Een afweging van belangen maakt dit alles niet anders. Ongetwijfeld heeft DATV een belang erbij haar crediteuren, wier vorderingen volgens haar verklaring hoger zijn dan het beslagen bedrag, te voldoen. Maar anderzijds heeft LT een belang bij het beslag op het enige verhaalsobject dat DATV blijkens de verklaringen ter zitting heeft. Van een onnodig beslag als bedoeld in artikel 705 Rv is dan ook geen sprake.
4.9. De vorderingen worden afgewezen. DATV zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van LT worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt DATV in de proceskosten, aan de zijde van LT tot op heden begroot op € 1.405,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.W.H.M. Verheijen op 30 januari 2013.