ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2237

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
233258
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en vorderingen tussen energieleverancier en afnemer

In deze zaak vorderden de eisers, N.V. Nuon Sales Nederland en Liander N.V., betaling van openstaande facturen door de gedaagde, Plaston Nederland B.V. De eisers stelden dat Plaston een bedrag van € 27.150,57 aan Nuon en € 361,84 aan Liander verschuldigd was, alsook buitengerechtelijke kosten. Plaston betwistte deze vorderingen en stelde dat zij in totaal € 55.305,74 meer aan Nuon had betaald dan het totaalbedrag dat Nuon over de periode 2005-2009 aan haar had gefactureerd. De rechtbank oordeelde dat Plaston onverschuldigd een bedrag van € 10.610,52 aan Nuon had betaald, omdat het totaalbedrag dat Plaston had betaald hoger was dan het gefactureerde bedrag van € 103.396,89. De rechtbank wees de vorderingen van Nuon en Liander in conventie af en veroordeelde Nuon tot terugbetaling van het onverschuldigde bedrag aan Plaston, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden Nuon en Liander veroordeeld in de proceskosten van Plaston. De uitspraak vond plaats op 23 januari 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/233258 / HA ZA 12-600
Vonnis van 23 januari 2013
in de zaak van
1. naamloze vennootschap
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
2. naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. D.L.J. Martens te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLASTON NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hoevelaken,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.P.E.P. van Schieveen te Amersfoort.
Partijen zullen hierna respectievelijk Nuon, Liander en Plaston genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Nuon is leverancier van elektriciteit en gas. Liander is als netbeheerder verantwoordelijk voor de aansluiting van klanten op het gas- en elektriciteitsnet en draagt zorg voor het transport van gas en elektriciteit.
2.2. Van 1999 tot en met 30 april 2009 heeft Nuon gas en elektriciteit geleverd aan Plaston op de verbruiksadressen aan de Hogebrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken. Per 30 april 2009 is de levering van gas en elektriciteit van Nuon aan Plaston geëindigd en betrekt Plaston haar gas en elektriciteit van Oxxio Nederland B.V.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Nuon en Liander vorderen - samengevat - Plaston te veroordelen tot betaling van:
1. € 27.150,57 aan Nuon;
2. € 361,84 aan Liander;
3. € 1.158,00 aan Nuon wegens buitengerechtelijke kosten;
4. € 768,00 aan Liander wegens buitengerechtelijke kosten;
een en ander te vermeerderen met rente en kosten.
3.2 Nuon en Plaston hebben een overeenkomst gesloten voor de levering van gas en elektriciteit aan de verbruiksadressen Hogebrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken. Liander heeft als netbeheerder het transport van het gas en de elektriciteit ten behoeve van voormelde verbruiksadressen verzorgd. Nuon en Liander stellen dat Plaston een deel van de aan haar toegezonden facturen van Nuon en Liander onbetaald heeft gelaten. Plaston is nog € 27.150,57 verschuldigd aan Nuon en nog € 361,84 aan Liander. Nu Plaston ondanks diverse aanmaningen en sommaties in gebreke is gebleven voormelde bedragen te voldoen, vorderen Nuon en Liander betaling in rechte en maken zij tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW.
3.3. Plaston voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. Plaston vordert samengevat - veroordeling van Nuon tot betaling van € 55.305,74, vermeerderd met rente en kosten.
3.6. Plaston stelt dat zij in totaal een bedrag van € 55.305,74 meer aan Nuon heeft betaald dan het totale bedrag dat Nuon over de periode 2005–2009 aan haar heeft gefactureerd. Plaston stelt dat sprake is van onverschuldigde betaling en maakt aanspraak op terugbetaling van voormeld bedrag door Nuon, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.7. Nuon en Liander voeren verweer.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Plaston sluit niet uit dat Liander in opdracht van Nuon als netbeheerder het transport van gas en elektriciteit heeft verzorgd, maar betwist dat zij – Plaston – een daartoe strekkende overeenkomst heeft gesloten met Liander. Plaston zegt ook nooit facturen van Liander te hebben ontvangen. Plaston stelt dat Liander daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen.
4.2. Nuon en Liander stellen dat, nu er tussen Nuon en Plaston een overeenkomst is gesloten op grond waarvan Nuon gas en elektriciteit aan Plaston heeft geleverd, evenzeer vast staat dat tussen Liander en Plaston een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Liander netbeheerdersactiviteiten ten behoeve van Plaston heeft verricht. Omdat de levering van gas en elektriciteit niet mogelijk is zonder dat een netbeheerder diensten verricht, is de afnemer van gas en elektriciteit verplicht tot het aangaan van een overeenkomst met de in de regio beschikbare netbeheerder, zo is bepaald in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Bovendien heeft Liander diensten verricht, die zonder protest door Plaston zijn afgenomen en waarvoor Plaston ook jarenlang heeft betaald, aldus Nuon en Liander.
4.3. De rechtbank overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Op zichzelf is niet in geschil dat een schriftelijke overeenkomst of een expliciete mondelinge overeenkomst tussen Liander en Plaston waaruit de vereiste wilsovereenstemming zou kunnen blijken, ontbreekt. In het onderhavige geval leidt het geheel van gedragingen in onderlinge samenhang beschouwd echter tot het oordeel dat een transportovereenkomst tussen Liander en Plaston bestaat. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Plaston door de feitelijke afname van gas en elektriciteit op voornoemd adres bij (de rechtsvoorgangster van) Liander het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij een aansluit- en transportovereenkomst met (de rechtsvoorgangster van) Liander heeft willen aangaan en is aangegaan. Een dergelijke overeenkomst vindt ook haar grondslag in artikel 14 van de Gaswet en de artikelen 23 en 24 van de Elektriciteitswet 1998. Met deze wetten is – kort gezegd – een splitsing aangebracht tussen de levering en het transport van gas respectievelijk elektriciteit. In de genoemde artikelen is bepaald dat de netbeheerder verplicht is om op verzoek te voorzien in een aansluiting op het netwerk en in het transport van gas respectievelijk elektriciteit. Plaston kon slechts gas en elektriciteit afnemen door gebruikmaking van een aansluiting op het door Liander/haar rechtsvoorgangster beheerde gas- en elektriciteitsnet, terwijl ook de – door Plaston niet betwiste – levering van gas en elektriciteit door de leverancier slechts mogelijk is door middel van transport door Liander/haar rechtsvoorgangster als netbeheerder. Daarbij komt dat Nuon en Liander onbetwist hebben gesteld dat Nuon namens (de rechtsvoorgangster van) Liander aan Plaston transportkosten in rekening heeft gebracht en dat dit ook blijkt uit de aan Plaston gezonden nota’s en jaarafrekeningen, die Plaston heeft betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een transportovereenkomst tussen Liander en Plaston.
in conventie en in reconventie
4.5. Gezien de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank deze vorderingen hierna gezamenlijk bespreken.
4.6. De rechtbank stelt voorop dat alle partijen in deze procedure uitgaan van de door Nuon verstrekte overzichten met factuurbedragen over de periode 2005 tot en met april 2009 (door Plaston overgelegd als producties 3A t/m 3C bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie en door Nuon en Liander overgelegd als productie 7 bij conclusie van antwoord in reconventie). Tussen partijen is niet in geschil dat Nuon (mede namens Liander) over die periode facturen aan Plaston heeft gestuurd voor de levering en het transport van gas en elektriciteit aan de verbruiksadressen Hogebrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken voor een totaalbedrag van € 103.396,89.
4.7. Plaston betwist dat zij facturen van Nuon en Liander onbetaald heeft gelaten. Sterker nog, zij stelt dat zij meer aan Nuon heeft betaald dan waartoe zij gehouden was. Plaston heeft alle bankafschriften over de jaren 2006 tot en met 2009 van haar Rabobank rekening met nummer 3822.22.172 in het geding gebracht (producties 5 t/m 8). Vanaf deze rekening zijn er betalingen aan Nuon verricht voor een totaalbedrag van € 134.486,70, aldus Plaston.
4.8. Nuon heeft aan de hand van de bankafschriften van Plaston onderzoek gedaan in haar administratie en heeft een overzicht overgelegd (productie 9), waarop per bankbetaling van Plaston is aangegeven op welke factuur die betaling is afgeboekt. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen hebben Nuon en Liander de bankbetalingen van Plaston aan Nuon, zoals die blijken uit de door Plaston overgelegde bankafschriften, erkend. Nuon en Liander stellen dat alle betalingen van Plaston in de administratie zijn teruggevonden en dat de facturen waarvan thans betaling wordt gevorderd daarmee niet zijn voldaan.
4.9. Plaston concludeert dat het door Nuon overgelegde overzicht niet compleet is. Zo ontbreken in het overzicht de betalingen van Plaston aan Nuon op 16 en 26 februari 2009 en zijn er betalingen afgeboekt op Liander grootverbruik, terwijl die bedragen veel hoger zijn dan de transportkosten die Plaston aan Liander verschuldigd is.
4.10. Ten aanzien van door Nuon overgelegde overzicht wordt het volgende overwogen. Uit de door Plaston overgelegde bankafschriften blijkt dat er op 16 februari 2009 drie betalingen zijn gedaan aan Nuon: € 606,03, € 683,06 en € 1.730,78. De eerste twee betalingen staan ook vermeld in het overzicht van Nuon, maar bij de derde betaling noemt Nuon een ander bedrag (€ 1.617,22), onder vermelding van het betalingskenmerk dat Plaston, getuige het desbetreffende bankafschrift, aan haar betaling van € 1.730,78 heeft meegegeven. Uit de bankafschriften blijkt ook dat Plaston op 26 februari 2009 drie betalingen heeft gedaan aan Nuon: € 683,00, € 671,00 en € 1.617,22. Deze drie betalingen ontbreken in het overzicht van Nuon. Dat betekent dat het overzicht van Nuon niet volledig is. Bovendien hebben Nuon en Liander geen verklaring gegeven voor de hoogte van de bedragen die zijn afgeboekt op de post Liander grootverbruik. Bedoeld overzicht van Nuon kan daarom geen steun bieden voor de stelling van Nuon en Liander dat alle betalingen van Plaston in de administratie zijn teruggevonden en dat de facturen waarvan thans betaling wordt gevorderd daarmee niet zijn voldaan.
4.11. Zoals eerder overwogen hebben Nuon en Liander de bankbetalingen van Plaston aan Nuon, zoals die blijken uit de door Plaston overgelegde bankafschriften, erkend. Nuon en Liander hebben het door Plaston gestelde totaalbedrag van die bankbetalingen van € 134.486,70 niet weersproken, zodat dit bedrag in rechte vast staat. Nuon en Liander stellen echter dat niet alle betalingen betrekking hebben op de levering en het netwerkbeheer van het kleinverbruik gas en de levering van het grootgebruik elektriciteit van de Hogerbrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken. Zij stellen dat in totaal een bedrag van € 20.479,29 ziet op het netbeheer van de elektriciteit en de privéaansluiting van de directeur van Plaston, hetgeen blijkt uit de kenmerken die bij die betalingen staan vermeld. Dat bedrag moet daarom worden afgetrokken van het totaalbedrag aan betalingen, aldus Nuon en Liander.
4.12. De directeur van Plaston, de heer Van de Port, heeft ter gelegenheid van de comparitie erkend dat er van de bankrekening van Plaston betalingen kunnen zijn gedaan aan Nuon voor zijn privéaansluiting. De rechtbank overweegt dat Plaston de hoogte van het door Nuon en Liander gestelde bedrag van die betalingen van € 20.479,29 niet heeft betwist, zodat dat bedrag in mindering moet worden gebracht op het totaalbedrag van € 134.486,70 dat Plaston via haar bankrekening aan Nuon heeft betaald. Aldus resteert een bedrag van € 114.007,41.
4.13. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat er voor het overige betalingen zijn gedaan van de bankrekening van Plaston aan Nuon die geen betrekking hebben op de energielevering van Nuon aan Plaston, zodat vast staat dat Plaston via haar bankrekening in totaal € 114.007,41 aan Nuon (en daarmee ook aan Liander) heeft betaald in verband met de levering van gas en elektriciteit ten behoeve van Hogerbrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken. Het door Plaston aan Nuon betaalde bedrag is hoger dan het door Nuon (mede namens Liander) aan Plaston gefactureerde totaalbedrag van € 103.396,89. Dat betekent dat de grondslag voor de vorderingen van Nuon en Liander in conventie ontbreekt, zodat die vorderingen moeten worden afgewezen.
4.14. Het voorgaande leidt verder tot de conclusie dat Plaston via haar bankrekening een bedrag van € 10.610,52 (€ 114.007,41 -/- € 103.396,89) meer aan Nuon heeft betaald dan waartoe zij op grond van de facturen van Nuon en Liander was gehouden. Nu gesteld noch gebleken is dat Plaston op andere gronden gehouden was voormeld bedrag aan Nuon te betalen, heeft Plaston dat bedrag onverschuldigd aan Nuon betaald en dient Nuon € 10.610,52 aan Plaston terug te betalen.
4.15. Plaston vordert in reconventie ook betaling van € 15.816,80 en € 8.399,23. Plaston stelt dat zij vier keer een bedrag heeft betaald aan de deurwaarder, in totaal een bedrag van € 15.816,70. Ook dit bedrag is volgens Plaston onverschuldigd aan Nuon betaald. Plaston stelt dat zij daarnaast nog een bedrag van € 8.399,23 van Nuon tegoed heeft van de eindafrekening van 2005, welk bedrag Nuon ten titel van onverschuldigde betaling aan haar terug moet betalen.
4.16. Nuon en Liander betwisten dat Plaston een bedrag van € 15.816,70 aan de deurwaarder of de incassoafdeling van Nuon heeft voldaan, althans stellen dat als er betalingen zijn gedaan, die betalingen zien op ander verbruik dan de energielevering van Nuon aan Plaston met betrekking tot de adressen Hogerbrinkerweg 10 en 12 in Hoevelaken. Verder is volgens Nuon en Liander het bedrag van € 8.399,23 van de eindafrekening 2005 in de berekening van Plaston een dubbeltelling, omdat die betaling al is verwerkt in het totaalbedrag van de betalingen van Plaston, zoals dat uit de overgelegde bankafschriften blijkt.
4.17. De rechtbank overweegt dat het – gelet op de betwisting van Nuon en Liander – op de weg van Plaston ligt haar stelling, dat zij € 15.816,70 heeft betaald aan de deurwaarder, met relevante stukken te onderbouwen. Er zijn geen deurwaardersexploten of andere stukken overgelegd, waaruit de gestelde betalingsverplichting van Plaston en de hoogte van de verschuldigde bedragen blijkt. Plaston heeft ter gelegenheid van de comparitie gezegd dat, omdat deze betalingen niet in de overgelegde bankafschriften terug te vinden zijn, zij er vanuit gaat dat die betalingen contant zijn gedaan of via een andere rekening, maar ook op dit punt heeft zij geen enkel stuk ter onderbouwing overgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door Plaston gestelde (onverschuldigde) betaling van € 15.816,70 aan Nuon niet is komen vast te staan, zodat dit deel van de vordering van Plaston moet worden afgewezen.
4.18. De rechtbank overweegt ten slotte dat Plaston niet inzichtelijk heeft gemaakt waaruit blijkt dat een bedrag van € 8.399,23 van de eindafrekening 2005 nog als openstaand tegoed (en naar de mening van Plaston als onverschuldigd betaald) moet worden aangemerkt en dat Plaston de stelling van Nuon en Liander, dat het bedrag al is verwerkt in het totaalbedrag van de betalingen, niet gemotiveerd heeft betwist. Ook dit deel van de vordering van Plaston moet daarom worden afgewezen.
4.19. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van Plaston in reconventie toewijsbaar is voor een bedrag van € 10.610,52. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat Plaston van Nuon facturen ontving en dat Plaston haar betalingen (ook voor zover die betrekking hebben op de dienstverlening van de netbeheerder) altijd aan Nuon heeft gedaan, zodat – overeenkomstig de vordering van Plaston – Nuon zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan Plaston. Nuon en Liander hebben geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die toewijsbaar is.
in conventie
4.20. Nuon en Liander zullen als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Plaston worden begroot op:
- griffierecht € 1.789,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.947,00
in reconventie
4.21. Nuon en Liander zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Plaston op basis van het toegewezen bedrag op € 579,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Nuon en Liander in de proceskosten, aan de zijde van Plaston tot op heden begroot op € 2.947,00,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. veroordeelt Nuon om aan Plaston te betalen een bedrag van € 10.610,52 (tienduizendzeshonderdtien euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 3 oktober 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt Nuon en Liander in de proceskosten, aan de zijde van Plaston tot op heden begroot op € 579,00,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.