ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2045

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
08-710416-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak jegens echtgenote door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel gepleegd jegens zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende objectief bewijs was om de verklaring van de aangeefster, de echtgenote van de verdachte, te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet betrouwbaar genoeg waren om te voldoen aan het bewijsminimum. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De zaak kwam aan het licht toen de officier van justitie de verdachte beschuldigde van het misbruik maken van de kwetsbare positie van zijn echtgenote, die gedwongen zou zijn om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig waren en niet consistent met die van andere getuigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaringen van de getuigen voornamelijk gebaseerd waren op de aangifte van de echtgenote zelf, wat de betrouwbaarheid van deze verklaringen in twijfel trok.

De verdediging voerde aan dat de aangeefster niet onder dwang handelde en dat zij zelf de controle had over haar situatie. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging, zoals het opvragen van telefoongegevens van klanten, niet meer besproken omdat het gebrek aan bewijs al voldoende was om de verdachte vrij te spreken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van mensenhandel en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag en kentekenbewijzen, zijn teruggegeven aan de echtgenote van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710416-12
Datum vonnis: 22 februari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 oktober 2012 en 8 februari 2013. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich gedurende een periode schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd jegens zijn echtgenote,
[slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van de maand juni 2011 tot en met 7 juli 2012 te Doetinchem, althans in Nederland en/of te Twits, in elk geval in Duitsland,
een ander, te weten, [slachtoffer]
(lid 1, onder 4?)
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten
en/of
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of misleiding dan wel door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 9?)
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, misleiding dan wel
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft verdachte (één of meermalen)
- terwijl hij, verdachte, en die [slachtoffer] getrouwd zijn en/of samen vijf
kinderen hebben en/of
- terwijl meerdere kinderen, althans één kind, van hem, verdachte, en die [slachtoffer] onder
toezicht staan/staat en/of
- terwijl hij, verdachte, geen inkomsten uit reguliere arbeid heeft en/of
- terwijl hij, verdachte verslaafd is aan alcohol
- die [slachtoffer] uitgescholden en/of beledigd en/of
- die [slachtoffer] verzocht seks te hebben met andere mannen voor goederen
(laptop) en/of geld en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze geld nodig hadden om de kinderen terug te
krijgen en/of de huur te betalen en/of vaste lasten te kunnen betalen en/of
- seksadvertenties geplaatst op internet en/of
- het met prostitutie verdiende geld geïnd en/of van die [slachtoffer] ontvangen
en/of
- bepaald waar het met prostitutie verdiende geld aan besteed werd,
door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft
kunnen bieden;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging staat er “Twits” vermeld in plaats van “Twist”. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest in plaats van “Twits” “Twist”. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en een contactverbod voor de duur van 1 (één) jaar met mevrouw [slachtoffer]. De in beslag genomen kentekenbewijzen en een geldbedrag van € 1.255,- dienen te worden teruggegeven aan mevrouw [slachtoffer]. Voorts dient de vordering van de benadeelde partij te worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-- en dient deze voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard, met daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 Inleiding
Verdachte en aangeefster zijn in 2001 gehuwd. Uit dit huwelijk zijn vijf dochters geboren.
Beiden hadden reeds kinderen uit een eerdere relatie. De drie jongste dochters zijn in 2011 uit huis geplaatst. De oudste dochters waren reeds eerder uit huis geplaatst. In maart 2012 is het echtpaar (zonder kinderen) verhuisd naar de plaats [woonplaats] in Duitsland. Het echtpaar had gezamenlijk het plan opgevat de drie jongste dochters bij de pleeggezinnen in Nederland weg te halen en naar Duitsland te ontvoeren. Teneinde over voldoende financiële middelen te beschikken om de kinderen te kunnen verzorgen, hebben verdachte en zijn echtgenote gezamenlijk besloten dat er geld verdiend moest worden. Beiden hadden geen reguliere baan. Om toch inkomen te genereren, hebben ze hun toevlucht gezocht tot prostitutiewerkzaamheden door de vrouw. Niet staat ter discussie dat aangeefster daadwerkelijk prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Volgens aangeefster heeft zij hiertoe niet uit vrije wil besloten maar is zij daartoe gedwongen door verdachte.
5.3 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich ingevolge artikel 273f, eerste lid, onder 4º en 9º Wetboek van Strafrecht (Sr), schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd met betrekking tot zijn echtgenote [slachtoffer]. Verdachte wist dan wel had redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij, door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik te maken van haar kwetsbare positie, aangeefster ertoe zou bewegen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Verdachte heeft daaruit bewust voordeel getrokken. Dat er sprake was van een ongelijkwaardige situatie tussen verdachte en aangeefster blijkt volgens de officier van justitie uit de aangifte, de verklaringen van de zus en de moeder van aangeefster en uit de sms-berichten. Hieruit volgt onder meer dat verdachte eerder geweld heeft gebruikt tegen aangeefster, hij alcohol dronk en dat aangeefster bang voor hem was als hij boos werd. Verdachte had de controle, hij regelde de prijzen en onderhield de contacten met de klanten. Aangeefster verkeerde in een sociaal isolement.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het onderzoek ter terechtzitting moet worden geschorst in verband met nadere onderzoekswensen van de verdediging, te weten: het opvragen van telefoongegevens van klanten, het vaststellen van de personalia van die klanten aan de hand van die telefoongegevens en het vervolgens horen van die klanten van wie de persoonsgegevens bekend zijn geworden. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om een aanvullend psychologisch onderzoek over verdachte.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat hij derhalve integraal moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van mensenhandel omdat niet is komen vast te staan dat aangeefster niet zelf uit vrije wil heeft gehandeld. Ook kan volgens de raadsvrouw niet gezegd worden dat de in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen en omstandigheden - voor zover al bewezen - misbruik opleveren van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dan wel misbruik van een kwetsbare positie. Aangeefster bepaalde volgens de raadsvrouw zelf wat zij wel en niet wilde doen en onderhield blijkens de in het dossier aanwezige SMS-berichten zelf alle contacten met de klanten. Ook had zij de beschikking over een eigen telefoon en kon zij gebruik maken van een laptop.
Tenslotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte buiten heterdaad is aangehouden zonder dat daarvoor toestemming was gegeven door een officier van justitie. Met dit verzuim zou volgens de raadsvrouw bij een eventuele bewezenverklaring rekening moeten worden gehouden bij de bepaling van de strafmaat.
5.4 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn voor dwang en/of geweld dan wel bedreiging met geweld waardoor aangeefster zich beschikbaar gesteld heeft voor het verrichten van seksuele diensten en/of waardoor aangeefster werd bewogen om verdachte te bevoordelen uit de opbrengsten daarvan.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte - zoals door de officier van justitie is betoogd - zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd met betrekking tot zijn echtgenote [slachtoffer], door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik te maken van haar kwetsbare positie, waardoor verdachte aangeefster:
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
(lid 1, onder 4º) en/of
- heeft bewogen om hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde (lid 1, onder 9º).
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft bij de politie en tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij niet uit vrije wil prostitutiewerkzaamheden heeft verricht maar dat zij daartoe door verdachte is gedwongen.
Verdachte zelf heeft steeds ontkend welke vorm van dwang dan ook te hebben uitgeoefend. Hij en aangeefster zouden in gezamenlijk overleg hebben besloten dat aangeefster prostitutiewerkzaamheden zou gaan verrichten om op deze wijze financiële middelen voor de verzorging van de kinderen te genereren.
Naast aangeefster hebben onder meer de zus en de moeder van aangeefster in belastende zin over verdachte verklaard. De rechtbank heeft geconstateerd dat zij hun belastende verklaringen met name baseren op hen door aangeefster toegezonden sms-berichten. De rechtbank stelt dan ook vast dat de voor verdachte belastende verklaringen uiteindelijk te herleiden zijn tot één bron, namelijk aangeefster zelf.
Bovendien heeft de rechtbank geconstateerd dat de jegens verdachte afgelegde belastende verklaring van aangeefster op punten tegenstrijdig is en ook niet steeds consistent is met de verklaring van voornoemde getuigen. Zo heeft de zus van aangeefster, mevrouw [getuige 1], bij de politie verklaard dat aangeefster de in Duitsland aanwezige laptop niet mocht gebruiken van verdachte. Aangeefster daarentegen heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij geld overmaakte via internet bankieren. Op de vraag van de rechter-commissaris of zij wist hoe het aanvinken in haar profiel (op een haar zelf betreffende sekssite op internet) werkt, heeft zij geantwoord dat zij dit aanvankelijk niet wist, maar er mee aan de slag is gegaan en er zo achter is gekomen hoe het werkt. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefster, ook gedurende langere tijd, de beschikking over een computer heeft gehad. Voorts hebben verdachte en getuige [getuige 1] in afwijking van de verklaring van aangeefster verklaard dat aangeefster goed uit de voeten kon met de computer.
Ook heeft aangeefster tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij heel erg bang was voor verdachte en bij hem weg wilde. Het plan om de kinderen te ontvoeren was volgens aangeefster, vanaf het moment dat zij zich prostitueerde, niet meer aan de orde. De rechtbank kan dit niet rijmen met hetgeen de moeder van aangeefster, mevrouw [getuige 2], bij de politie heeft verklaard, te weten dat, toen zij er bij aangeefster op aandrong bij haar in [woonplaats] te blijven, aangeefster antwoordde “dat het nog niet zo ver was en dat haar moeder geen trammelant moest maken”. De rechtbank stelt aldus vast dat er discrepanties bestaan tussen de aangifte en de getuigenverklaringen.
Voorts kan op basis van de in het dossier aanwezige sms-berichten niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat er bij aangeefster sprake was van een onvrijwillige situatie.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat zij de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaringen van de getuigen die de aangifte zouden moeten ondersteunen, onvoldoende kan wegen. Bovendien zijn deze getuigenverklaringen te herleiden tot één bron, te weten aangeefster. Er is geen ander bewijsmateriaal dat de aangifte ondersteunt.
Op grond van vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster dat zij slachtoffer is van mensenhandel door toedoen van verdachte, lijnrecht staat tegenover de andersluidende verklaringen van verdachte op dit punt. Ander onafhankelijk en objectief bewijsmateriaal dat de verklaring van aangeefster zou kunnen ondersteunen, ontbreekt of kan voor zover aanwezig op haar betrouwbaarheid en juistheid niet worden getoetst. Aldus is niet voldaan aan het bewijsminimum, zodat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken
Om die reden behoeven de onderzoekswensen van de raadsvrouw vanwege gebrek aan belang niet meer te worden besproken. Dat geldt ook voor het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot vermeende verzuimen bij de aanhouding van verdachte. Overigens overweegt de rechtbank wat betreft dit verweer dat dit slechts verworpen had kunnen worden nu de verdenking tegen verdachte in de onderhavige zaak mensenhandel betrof met als slachtoffer zijn echtgenote die ten tijde van de aanhouding nog in de macht van verdachte verkeerde. Onder die omstandigheden was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voortdurend delict dat op heterdaad werd ontdekt. Toestemming vooraf van een officier van justitie voor aanhouding van een verdachte is in een dergelijk geval niet vereist. Van vermeende vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv is dan ook geen sprake, zodat het verweer slechts verworpen had kunnen worden.
5.5 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
6. De inbeslaggenomen voorwerpen
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting is duidelijk geworden dat behalve de op haar naam staande kentekenbewijzen, ook het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.255,- toebehoort aan mevrouw [slachtoffer].
De in beslaggenomen kentekenbewijzen en het geldbedrag van € 1.255,- dienen daarom te worden teruggeven aan de rechthebbende, mevrouw [slachtoffer].
7. De schade van benadeelden
7.1 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en geen verdere bespreking behoeft, omdat de verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
8. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende mevrouw [slachtoffer], te weten:
- een geldbedrag van € 1.255,-
- kentekenbewijzen behorende bij de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2]
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. H. Bloebaum en
mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2013.