ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2011

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/720409-12 05/721880-11
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor overval en bedreiging in Arnhem

In de zaak met parketnummers 05/720409-12 en 05/721880-11 heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 22 februari 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van een overval en bedreiging met geweld. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de overval, maar een maand gevangenisstraf voor de bedreiging. Tijdens de zitting op 8 februari 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. L. Demmer. De rechtbank heeft de zaak grondig onderzocht en de verklaringen van de verdachte, de officier van justitie en de verdediging gehoord.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de overval, waarbij de verdachte een pistool had getoond aan een verkoopster in een winkel. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd, en sprak hem daarom vrij van de aanklacht inzake de overval. Wat betreft de bedreiging met de dood, die plaatsvond op 2 november 2011, oordeelde de rechtbank dat de aangifte van de zoon van de verdachte niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. Getuigenverklaringen ondersteunden de verdediging, waardoor de rechtbank ook in dit geval tot vrijspraak besloot.

De rechtbank wees tevens de vordering van de benadeelde partij af, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.T.P.M. van Aarssen, en vond plaats in de zittingsplaats Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720409-12, 05/721880-11
Datum zitting : 15 juni 2012, 8 februari 2013
Datum uitspraak : 22 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. L. Demmer, advocaat te IJsselstein.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/720409-12
hij op of omstreeks 07 februari 2012 te Ede, in een winkel ([naam 1]) aan de [adres 1] aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (verkoopster bij [naam 1]) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 180 euro),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1]
([naam 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
een plastic tas, met daarin een pistool, althans een op een (echt) vuurwapen
gelijkend voorwerp, op de toonbank in die slijterij heeft gelegd en geopend
heeft gehouden/getoond aan voornoemde [slachtoffer 1] en deze vervolgens heeft
toegevoegd: "Doe het grote geld hier maar in.", waarbij verdachte de loop van
dat pistool in de richting van die [slachtoffer 1] draaide;
05/721880-11
hij op of omstreeks 02 november 2011 te Ede [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"jij moet je mond houden, anders maak ik je dood
en/of laat me los, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 8 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L. Demmer, advocaat te IJsselstein.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam 1].
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft geëist dat verdachte ter zake van onder 05/720409-12 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het onder 05/721880-11 tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 05/720409-12 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 05/721880-11-12 tenlastegelegde
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
De verdediging bepleit vrijspraak.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de zoon van verdachte is aangifte gedaan van bedreiging. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard zich niet te kunnen herinneren dat hij bedreigingen heeft geuit tegen aangever. Getuige [getuige 1], die ter plaatse aanwezig was, heeft verklaard niet te hebben gehoord dat verdachte doodsbedreigingen heeft geuit richting slachtoffer.
Nu het feit dat verdachte een strafbaar feit zou hebben gepleegd uit niets anders blijkt dan de aangifte van de zoon, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Gelet hierop zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 05/720409-12 en 05/721880-11 tenlastegelegde feiten.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij af.
Aldus gewezen door:
mr. W.L.J.M. Duijst (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2013.