ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2009

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/701653-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren van hennep en heroïne met een gevangenisstraf van 24 maanden

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 55-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van het vervoeren van hennep en heroïne. De verdachte werd op 25 oktober 2012 in Duiven aangehouden door de politie, die een plastic tas met 1470 gram heroïne in een sloot aantrof, nadat de verdachte had geprobeerd te vluchten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze hoeveelheid heroïne had vervoerd, en dat hij zich bewust was van de inhoud van de tas, wat werd bevestigd door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege vermeende vormverzuimen, maar de rechtbank verwierp dit argument en oordeelde dat de officier ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk 1470 gram heroïne had vervoerd en daarnaast ook 4500 gram hennep, die in de kofferbak van zijn auto was aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij de tas met hennep voor anderen moest vervoeren, maar de rechtbank concludeerde dat hij had moeten weten dat de inhoud illegaal was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en verklaarde de inbeslaggenomen heroïne en hennep onttrokken aan het verkeer. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de maatschappelijke schade die het gebruik van harddrugs met zich meebrengt. De verdachte werd ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701653-12
Datum zitting : 8 februari 2013
Datum uitspraak : 22 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
raadsman : mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2012 te Duiven tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1470 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2012 te Duiven tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 4500 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 08 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. P.A. Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. De verdediging voert daartoe twee omstandigheden aan.
Ten eerste betoogt de verdediging dat de verbalisanten niet aan verdachte hadden mogen vragen of ze in de kofferbak van zijn auto mochten kijken, omdat hiertoe onvoldoende aanleiding was. Ook al heeft verdachte toestemming gegeven in de kofferbak te kijken, dan nog dient de rechtbank te toetsen of er voldoende aanleiding was om de vraag aan verdachte te stellen. Er moeten namelijk redenen zijn om toestemming voor doorzoeking te kunnen vragen wil er geen sprake zijn van misbruik van een gezagspositie De verdediging verwijst daarbij naar de arresten met vindplaatsen LJN BY1441 en LJN BY5315.
Ten tweede heeft de politie in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie) gehandeld door vuurwapens te gebruiken bij de aanhouding van verdachte.
Volgens de verdediging zijn dit twee dusdanig ernstige vormverzuimen dat zij in onderlinge samenhang bezien slechts tot de conclusie kunnen leiden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van het kijken in de kofferbak:
Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat toestemming wordt gevraagd voor het verrichten van een onderzoek, zoals verbalisant [verbalisant 1] deed in de kofferbak van verdachtes auto. De rechtbank dient te beoordelen of van die bevoegdheid door genoemde verbalisant [verbalisant 1] misbruik is gemaakt. Bij die beoordeling neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat verbalisanten constateerden dat de auto waarin verdachte reed sinds 2009 onverzekerd was. Nadat verdachte aan de kant was gezet constateerden de verbalisanten dat de auto niet van verdachte was. Verdachte stelde dat de auto wel verzekerd was en gedroeg zich erg zenuwachtig. Als passagier zat bij verdachte in de auto [naam 1]. Bij navraag in de systemen bleek dat deze [naam 1] antecedenten had terzake van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Verdachte bleek in de systemen voor te komen terzake van de Opiumwet en vals geld.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verbalisant [verbalisant 1] op basis van de door hem in overweging genomen omstandigheden redelijkerwijs tot zijn verzoek tot toestemming is kunnen komen. Niet is gebleken dat verbalisanten druk op verdachte heeft uitgeoefend om toestemming te krijgen. Het onderzoek verricht aan de auto is dus rechtmatig.
Ten aanzien van het handelen in strijd met de Ambtsinstructie:
Van belang voor de vraag of in onderhavige situatie in strijd is gehandeld met de Ambtsinstructie is art. 7 van die instructie.
In artikel 7, eerste lid, van de Ambtsinstructie is het gebruik van een vuurwapen - voor zover hier van belang - toegestaan:
- ter aanhouding van een persoon die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken en
- die wordt verdacht van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en
- dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn.
Artikel 7, derde lid, bepaalt dat in de bovengenoemde gevallen van het vuurwapen geen gebruik wordt gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstel van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt.
In zijn algemeenheid merkt de rechtbank op dat de Ambtsinstructie niet is bedoeld om een rol te spelen in het strafprocesrecht. De Ambtsinstructie is bedoeld om de politieambtenaar houvast te geven bij de in concrete situaties te maken afwegingen, in dit geval met betrekking tot het gebruik van een vuurwapen. Het betreft aldus een zogenaamde instructienorm. Naar het oordeel van de rechtbank biedt die instructienorm echter ook een waarborg. Namelijk de waarborg om burgers te beschermen tegen willekeurig gebruik van het vuurwapen door de politie
Kijkend naar art. 7, derde lid, van de Ambtsinstructie was het gebruik van een vuurwapen bij de aanhouding van verdachte in strijd met die instructie. Immers voordat verdachte wegvluchtte had hij zijn rijbewijs aan verbalisanten getoond. Dit betekent dat de verbalisanten door hun vuurwapen te gebruiken in strijd met de Ambtsinstructie hebben gehandeld en zich bij de aanhouding van verdachte gebruik hebben gemaakt van disproportioneel geweld. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er daarom sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Nu echter niet is gebleken dat verdachte door dit vormverzuim is geschaad in enig te respecteren belang, temeer daar de schoten een waarschuwingsschot en schoten op de (banden van) het voertuig betroffen, volstaat de rechtbank met het constateren van dat vormverzuim, zonder daar verdere consequenties ten aanzien van de ontvankelijkheid aan te verbinden. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 oktober 2012 is verdachte in Duiven door de politie aangehouden. Verdachte heeft zowel te voet als door middel van een auto getracht zich te onttrekken aan zijn aanhouding. De politie heeft, nadat verdachte werd aangehouden in een nabij gelegen sloot een plastic tas aangetroffen met daarin 1470 gram heroïne.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van heroïne.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Zij is, kort gezegd, van mening dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat de tas met heroïne die in een sloot in Duiven is aangetroffen, daar door verdachte is ingegooid.
Beoordeling door de rechtbank
De vragen waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet zijn dus of de aangetroffen tas daar door toedoen van verdachte terecht is gekomen en of verdachte zich bewust is geweest van de inhoud van die tas. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer weet of hij een tas bij zich heeft gehad na dit aanvankelijk bij de politie te hebben ontkend.
Met betrekking tot vluchtende verdachte en de plastic tas bevinden zich de volgende verklaringen in het dossier:
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gezien dat verdachte een lichtkleurige plastic boodschappentas in zijn rechterhand droeg, deze in de bosschage gooide en daarna richting parkeergarage van hotel [naam 2] in Duiven liep.3
Verbalisant [verbalisant 1] had verdachte in eerste instantie aangehouden, waarna verdachte weer in zijn auto stapte en vluchtte. Toen verbalisant achter verdachte aanging hoorde hij van een omstander dat verdachte met een tas richting hotel [naam 2] was gelopen. Kort daarop zag verbalisant verdachte lopen. Hij zag dat verdachte een tas bij zich droeg.4
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hoorden dat verbalisant [verbalisant 2] hen vroeg te zoeken naar een wit-blauwe tas die verdachte had weggegooid. [verbalisant 2] wees daarbij in de richting van de sloot waar hij verdachte het laatst met de tas had gezien. Verbalisanten gingen vervolgens richting die sloot, waar twee collega's al in het riet aan het zoeken waren, en troffen daar een blauw-witte Albert Heijn-tas met daarin een doos waarin zich heroïne bevond.5
Getuige [getuige 4] heeft vanaf het balkon van een kamer op de 9e verdieping van het [naam 2]hotel gezien dat een man een blauw-witte plastic tas bij de sloot weggooide. Hij heeft tegen de politie verteld waar de plastic tas zou moeten liggen die verdachte had weggegooid.6
Getuige [getuige 1] zag dat een man een tas uit de auto pakte en begon te rennen.7
Getuige [getuige 2] tenslotte heeft vanaf het balkon van een kamer op de 9e verdieping van het hotel gezien dat een man in zijn rechterhand een blauw-witte tas bij zich droeg en deze bij de sloot weggooide. De getuige heeft aan de politie verteld waar de weggegooide tas zou moeten liggen.8
Daarnaast heeft getuige [getuige 3] vanaf een balkon van het [naam 2]hotel verdachte gefilmd.9 De filmbeelden zijn door verbalisant [verbalisant 6] bekeken en er is op te zien hoe verdachte een witte tas in een sloot gooit.10
Samengevat hebben twee verbalisanten en drie getuigen verdachte met een tas zien rennen. Eén verbalisant en twee getuigen hebben daadwerkelijk gezien dat verdachte de tas weggooide. Een derde getuige heeft gefilmd dat verdachte de tas weggooide. Uit eerdergenoemde verklaring van getuige [getuige 1] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] leidt de rechtbank af dat verdachte de tas uit de auto heeft gehaald.
Verbalisant [verbalisant 2] en de getuigen [getuige 4] en [getuige 2] hebben de plek aangewezen waar de tas was weggegooid. De politie heeft op die specifieke plek gezocht en de tas met heroïne aangetroffen.
De verdediging heeft ter verdediging aangevoerd dat de kleur van de aangetroffen tas, anders zou zijn dan de tas die in handen van verdachte is gezien. Volgens de verdediging is een Albert Heijn-tas blauw met een wit logo. De constatering dat sprake was van een blauw-witte tas strookt naar de mening van de rechtbank echter volledig met de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 2] en met de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4]. Dat verbalisant op de filmbeelden van getuige [getuige 3] waarneemt dat de weggegooide tas wit was wijt de rechtbank aan de omstandigheid dat deze beelden vanaf de 12e verdieping van het hotel zijn gemaakt met een mobiele telefoon. De rechtbank acht het uitgesloten dat op hetzelfde moment op dezelfde plaats twee mannen twee verschillende tassen in de sloot hebben gegooid, temeer daar er geen moment sprake is geweest van twee rennende mannen bij het [naam 2]hotel.
Dat de aangetroffen tas een andere tas is dan de tas die door verdachte is weggegooid acht de rechtbank dan ook volstrekt onaannemelijk. Voorts is op de plek waar de tas is aangetroffen door de politie geen andere tas aangetroffen.
Gelet op de moeite die verdachte zich heeft getroost om zich van de tas te ontdoen, waarbij hij zelfs is weggelopen van een verbalisant die hem onder schot hield, om daarna met de auto te vluchten, twijfelt de rechtbank er niet aan dat verdachte zich bewust was van de inhoud van de tas. Dat wordt nog eens bevestigd doordat verdachte bij de politie heeft ontkend een tas bij zich te hebben gehad11, hetgeen kan worden beschouwd als een kennelijk leugenachtige verklaring.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid van 1470 gram heroïne heeft vervoerd.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 oktober 2012 is reed verdachte in een personenauto in Duiven. In de kofferbak bevond zich een tas met daarin 4500 gram henneptoppen12.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van hennep.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Primair omdat zij van mening is dat het verzoek om de kofferbak te mogen openen onrechtmatig is geweest, hetgeen zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs dat hierdoor is verkregen, zijnde de henneptoppen. In dat geval zou slechts de verklaring van verdachte resteren. Subsidiair omdat het feit dat verdachte een tas voor iemand heeft vervoerd onvoldoende is om tot bewijs voor het tenlastegelegde te komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft onder 2a al overwogen dat het verzoek van de verbalisant om in de kofferbak te kijken niet onrechtmatig was. De henneptoppen kunnen dus tot bewijs dienen.
De rechtbank overweegt verder het navolgende.
In de auto die verdachte bestuurde is een tas met 4500 gram henneptoppen aangetroffen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij deze tas moest vervoeren voor enkele personen die hij bij bekenden was tegengekomen. Daartoe was de tas opgehaald bij de [naam 3] in Nieuwegein, waar de tas door iemand in de kofferbak was gezet. De tas zou moeten worden afgeleverd in Zevenaar waar iemand de tas uit de kofferbak zou halen. Voor deze klus zou verdachte 600 euro krijgen.13
Gelet op bovenstaande omstandigheden - verdachte ontvangt een fors bedrag van personen die hij ergens is tegengekomen om een tas af te leveren zonder verdere vragen te stellen - had verdachte moeten weten dat de inhoud van de tas illegale waar betrof. Verdachte heeft zo willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij drugs in zijn auto vervoerde.
Het feit kan dus wettig en overtuigend worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 25 oktober 2012 te Duiven opzettelijk heeft vervoerd, 1470 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 25 oktober 2012 te Duiven tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 4500 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie geëist dat de drugs en het klapmes worden onttrokken aan het verkeer, de tas en de doos verbeurd worden verklaard en de auto, de jas, de telefoon, de geldbedragen, de portemonnee, de telefoonkaart, het paletmes, de vuilniszak en de tape worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 22 januari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid heroïne en hennep.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van heroïne een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden.
Voorts worden met hennephandel grote illegale winsten gemaakt, waarmee deze handel een sterk corrumperende werking heeft. Verdachte is voorbijgegaan aan de gezondheidsrisico's voor gebruikers en heeft louter winstbejag nagestreefd.
Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen de grote hoeveelheid drugs in kwestie acht de rechtbank voor deze feiten een gevangenisstraf passend en geboden. Omdat verdachte niet eerder ter zake van Opiumwetdelicten is veroordeeld zal de rechtbank een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De na te melden inbeslaggenomen en niet teruggegeven heroïne en hennep, met betrekking tot welke de feiten zijn begaan dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het na te melden inbeslaggenomen en niet teruggegeven klapmes is een aan verdachte toebehorend voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en zal worden onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven tas en doos betreffen voorwerpen met behulp waarvan de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto, jas, telefoon, geldbedragen, portemonnee, telefoonkaart, paletmes, vuilniszak en tape aan de rechthebbenden dienen te worden teruggeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33a, 33c, 36b, 36d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13 van de Opiumwet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven heroïne en hennep.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven tas en doos.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto, jas, telefoon, geldbedragen (€ 506,50 en € 84,95), portemonnee, telefoonkaart, paletmes, vuilniszak en tape aan de rechthebbenden dienen te worden teruggeven.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant(en)] [verbalisant 3] van het KLPD, Dienst Spoorwegpolitie opgemaakte proces-verbaal, BVH-nummers 2012052049 (KLPD) en 2012119452 (Politieregio GLM), gesloten op 20 december 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 69; Proces-verbaal forensische opsporing, p. 96; schriftelijk bescheid, zijnde een rapport Identificatie van drugs en precursoren, p. 97-98.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 67.
5 Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
6 Proces-verbaal van verhoor [getuige 4], p. 247-248.
7 Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], p. 253.
8 Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 255-256.
9 Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], p. 244.
10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 246.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 273.
12 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2012; Proces-verbaal forensische opsporing, p. 96; schriftelijk bescheid, zijnde een rapport Identificatie van drugs en precursoren, p. 97-98.
13 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2012.