Parketnummer : 05/730950-12
Datum zitting : 7 november 2012, 16 januari 2013 en 6 februari 2013
Datum uitspraak : 20 februari 2013
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in [adres]
Raadsvrouw : mr. H. Wolfs, advocaat te Nijmegen,
Officier van justitie : mr. A.K. Kooij
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechter toegestane nadere omschrijving, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn vrouw) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (klauw)hamer, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juli 2012 te Nijmegen aan [slachtoffer] (zijn vrouw), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (klauw)hamer, althans een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk ter terechtzitting van 6 februari 2013 onderzocht. Verdachte is ter zitting verschenen. Daarbij is hij bijgestaan door mr. H. Wolfs, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: mevrouw [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] en wonende[adres]] De benadeelde partij is ter zitting van 6 februari 2013 verschenen, bijgestaan door mr. B. Pernot, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging doodslag, aangezien verdachte met volle kracht met een hamer heeft geslagen op het hoofd van [slachtoffer]. De officier van justitie betoogt dat het handelen van verdachte zo gewelddadig is geweest dat daaruit kan worden afgeleid dat hij op dat moment uit was op de dood van zijn vrouw. Daarbij speelt, volgens de officier van justitie, ook een rol dat [slachtoffer] zich ten tijde van de slag in een weerloze positie, namelijk op de grond liggend, bevond.
De beoordeling door de rechtbank
Op 23 juli 2012 meldde een geëmotioneerde verdachte zich bij het Districtsbureau van Politie te Nijmegen. Verdachte zei aldaar spontaan dat de politie naar de [adres] in Nijmegen moest gaan, omdat hij daar zijn vrouw met een hamer had geslagen en zij dood was. Op het shirt van verdachte zaten meerdere bloedspetters .
In de woning van verdachte aan de [adres] trof de politie mevrouw [slachtoffer] op de keukenvloer aan, liggend in een plas bloed. Geconstateerd werd dat [slachtoffer] een gat in haar achterhoofd had en dat in de plas bloed kleine stukjes weefsel lagen. [slachtoffer] zei op dat moment tegen de aanwezige politie dat zij door haar man met een hamer hard op haar achterhoofd was geslagen. Op een snijplank op het aanrecht, lag een klauwhamer. Op de kop van de klauwhamer zat vers bloed.
Bij [slachtoffer] is schedel- en hersenletsel vastgesteld. Er is een scheurwond geconstateerd aan het behaarde hoofd van [slachtoffer] met een daaronder gelegen impressiefractuur met daarvandaan uitwaaierende lijnvormige schedelbreuken en daaronder gelegen uitgebreide hersenkneuzingen en bloeduitstortingen onder de hersenvliezen. Dit letsel zou kunnen worden verklaard door de inwerking van zeer heftig uitwendig botsend mechanisch geweld, dat kan zijn opgeleverd door een zeer harde slag of stoot met een hamer Zowel acuut als op langere termijn is een zeer aanzienlijke kans ontstaan op levensbedreigende complicaties van de geweldsinwerking zoals die heeft plaatsgevonden op het hoofd van [slachtoffer] .
In zijn tweede verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij woedend werd op zijn vrouw, omdat zij hem ervan beschuldigde peperzaadjes in haar tabak te hebben gedaan. Volgens zijn verklaring heeft hij haar toen met kracht met de hamer op haar hoofd geslagen. Hierna sloeg hij nog een keer. Hij dacht dat ze dood was .
In de analyse van het NFI dat er minimaal één maal geslagen in vloeibaar bloed , vindt de rechtbank ondersteuning voor de verklaring van verdachte dat hij – na zijn vrouw met kracht op het hoofd te hebben geslagen – nog een keer heeft geslagen. Uit de analyse van het NFI dat het slachtoffer zich tijdens het ontstaan van het impactpatroon met het hoofd op ongeveer 27cm hoogte van de grond bevond (met een deviatie van 14 cm) , leidt de rechtbank daarnaast af dat verdachte een tweede slag heeft toegediend nadat [slachtoffer] al richting de grond gevallen was.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen met een klauwhamer krachtig op het hoofd heeft geslagen. Gelet op het gebruikte voorwerp, de kracht waarmee verdachte daarmee op het hoofd heeft geslagen en gelet voorts op het feit dat verdachte [slachtoffer] – terwijl zij al op grond lag – nogmaals met de klauwhamer heeft geslagen, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 juli 2012 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn vrouw) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, (met kracht) met een (klauw)hamer, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat
misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Verdachte lijdt aan PTSS met agressieregulatie problemen. Hij had al langere tijd irritaties naar [slachtoffer] vanwege de manier waarop zij met hun dochter omgaat. [slachtoffer] zou de dochter slaan en verdachte wilde dit niet omdat hij in zijn jeugd zelf veel door zijn vader is geslagen. Mogelijk heeft deze dynamiek ertoe geleid dat hij op een moment van sterke machteloosheid en woede toen [slachtoffer] hem ervan beschuldigde peperzaadjes in haar tabak te hebben gedaan, impulsief op haar ingeslagen heeft. Volgens de verdediging was er sprake van een drang, waaraan verdachte geen weerstand kon en behoefde te bieden.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie bestaan er geen objectieve aanknopingspunten voor psychische overmacht.
De beoordeling door de rechtbank
Een beroep op psychische overmacht kan alleen dan slagen wanneer er sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Op grond van hetgeen namens verdachte is aangevoerd acht de rechtbank het beroep op psychische overmacht onvoldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen feiten en omstandigheden om eerder bedoelde drang aan te nemen, gebleken. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht (8) jaren.
Het standpunt verdediging
De verdediging acht de door de officier van justitie geëiste straf niet proportioneel gelet op de conclusie van de psychiater dat sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• een rapport van het psychiatrisch onderzoek van 25 oktober 2012, betreffende verdachte, opgemaakt door de psychiater Dr. [psychiater];
• een rapport van het psychologisch onderzoek van 31 oktober 2012, betreffende verdachte, opgemaakt door de psycholoog [psycholoog];
• een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 20 november 2012; opgemaakt door [adviseur];
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 oktober 2012;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het rapport van de psychiater maakt melding van agressieregulatieproblematiek bij verdachte. Hij is snel opvliegend en kan heftig reageren. Kennelijk had verdachte al langere tijd last van agressie gericht op zijn vrouw, waarvoor hij in mei 2012 hulp zocht. Hij heeft het idee dat zijn vrouw hem gebruikt had om naar Nederland te komen. Bij de huisarts en bij Forint geeft hij aan zo kwaad op haar te zijn, dat hij haar wel zou willen doden. Hij zegt tevens dat hij dat nooit zal doen. Volgens de psychiater was er in zijn woede sprake van wraakfantasieën naar zijn vrouw. Dit wordt geduid als aanpassingsstoornis. Waarschijnlijk is bij verdachte, toen hij weer zo’n woede voelde en toevallig een hamer in zijn hand had, de drempel tussen wraakfantasie en werkelijkheid in een toestand van machteloosheid en in een impuls weggevallen. Tevens zijn er tekenen die wijzen op het bestaan van een post traumatische stresstoornis (PTSS). De psychiater geeft evenwel te kennen dat het voor hem niet mogelijk is om te bepalen in hoeverre het delict in relatie tot de PTSS staat, omdat verdachte – ten overstaan van de psychiater – heeft aangegeven zich niets meer te kunnen herinneren van de gebeurtenis. De psychiater kan vanwege de (vermeende) amnesie geen definitieve uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, maar acht het mogelijk dat er sprake was van invloed van een PTSS en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming op het moment van handelen bij het tenlastegelegde, in die zin dat verdachte zijn wil mogelijk verminderd kon bepalen. De psycholoog komt in zijn rapport tot vergelijkbare bevindingen.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging doodslag op zijn vrouw, [slachtoffer]. Hij heeft met een hamer meermalen op het hoofd van zijn vrouw geslagen. Verdachte heeft haar geslagen omdat hij woedend werd toen zij hem ervan beschuldigde peperzaadjes in haar tabak te hebben gedaan. Zijn vrouw heeft hierdoor zwaar hoofdletsel opgelopen en zal niet meer volledig herstellen. Verdachte heeft hiermee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Zij zal hiervan haar gehele verdere leven de lichamelijke en psychische consequenties ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Rekening houdend met wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Gelet op hetgeen verder hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar een passende straf is en zal deze straf aan verdachte opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij, [slachtoffer], vordert een bedrag van € 41.804,-, te vermeerderen met wettelijke rente, alsmede € 3.220,08 aan kosten van rechtsbijstand.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft verzocht om integrale toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de vermeerdering met wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk betwist. Volgens de verdediging dient de vordering wat betreft de telefoonkosten ( € 625,55), huishoudelijke hulp ( € 1.740,-), kosten zelfwerkzaamheid ( € 216,-) en het smartengeld ( € 35.000,-) niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de vordering wat betreft de telefoonkosten en kosten huishoudelijke hulp, voldoende onderbouwd en dus toewijsbaar. [slachtoffer] heeft aangevoerd dat zij in de periode nadat zij uit het ziekenhuis was ontslagen, meer telefoonkosten heeft gemaakt omdat zij in die periode meer telefonisch contact heeft gehad met haar familie in Suriname. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten dan ook het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde. [slachtoffer] heeft verder aannemelijk gemaakt dat zij thans als gevolg van het letsel hulp in de huishouding behoeft.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde kosten ter zake van verlies aan zelfwerkzaamheid onvoldoende zijn onderbouwd, zodat [slachtoffer] wat deze kosten betreft niet ontvankelijk zal worden verklaard.
[slachtoffer] heeft ook een bedrag van € 35.000,- aan smartengeld gevorderd.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer] door het bewezen verklaarde handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade passend is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 20.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag aan [slachtoffer] zal toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat een nader onderzoek van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan [slachtoffer] daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De overige kosten zullen als enerzijds voldoende onderbouwd en anderzijds niet weersproken worden toegewezen. Gelet hierop zal de rechtbank zal een bedrag van
€ 26.588,- toewijzen en [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente vanaf de datum van het delict toewijzen en de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
[slachtoffer] heeft ten slotte een bedrag van € 3.220,08 aan door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand gevorderd.
De kosten van rechtsbijstand worden begroot aan de hand van het liquidatietarief, zoals deze wordt gehanteerd door de kantonrechter. Gelet op de hoofdsom worden deze kosten tot op heden begroot op een bedrag van € 1.200,00.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert poging doodslag zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 26.588,- (zesentwintig duizend vijfhonderd en achtentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk voor het anders of meer gevorderde;
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op € 1.200,-, vermeerderd met de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 26.588,- (zesentwintig duizend vijfhonderd en achtentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 167 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, mr. M.F. Gielissen en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes en mr. N.K. Engelbrecht, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2013.