ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1433

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/701625-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in hotel met DNA-match als bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot inbraak in een hotel in Niftrik, gemeente Wijchen, op 2 juli 2012. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Steenbrink, werd geconfronteerd met bewijs dat bestond uit een DNA-match. Tijdens de inbraak hebben twee personen geprobeerd toegang te krijgen tot het hotel door een vouwdeur en een toegangsdeur te forceren en een raam te vernielen. Hoewel er geen goederen zijn weggenomen, werd er bloed aangetroffen op de plaats delict, dat overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het bloed niet aannemelijk was en dat het DNA-bewijs in combinatie met andere bewijsstukken voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een aanzienlijk strafblad had en dat er sprake was van een hoog recidivegevaar. De verdachte had eerder hulp en begeleiding aangeboden gekregen, maar had zich daar niet aan gehouden. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te helpen en recidive te voorkomen. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder in mindering te brengen de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701625-12
Datum zitting : 01 februari 2013
Datum uitspraak : 15 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
(post)adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI [adres].
raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2012 te Niftrik, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een hotel, althans een (bedrijfs)pand weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan hotel [naam hotel] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of voormeld(e) goed(eren) onder hun of verdachtes bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, een raam/bovenlicht van dat pand heeft/hebben vernield en/of een (vouw)deur van een restaurant(gedeelte) en/of een (toegangs)deur van het café(gedeelte) heeft/hebben getracht te forceren en/of open te breken en/of een raam van een (woon)kamer heeft/hebben vernield en/of aldaar een of meer kast(en) en/of lade(s) heeft/hebben doorzocht en/of heeft/hebben getracht drie, althans een of meer kluis/kluizen te forceren en/of open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 1 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Als deskundige is gehoord de [deskundige], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 juli 2012 te Niftrik (gemeente Wijchen) hebben twee personen ingebroken in het hotel [naam hotel] (eigendom van [benadeelde partij]). Om binnen te komen hebben de daders getracht een vouwdeur van het restaurant(gedeelte) en een toegangsdeur van het café(gedeelte) te forceren en hebben zij het raam/bovenlicht van dat pand vernield. Binnen in het pand zijn kasten en laden onderzocht en is getracht drie kluizen open te breken. Tijdens deze inbraak zijn geen goederen weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in vereniging gepleegd. Daartoe heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar het aangetroffen bloedspoor op de plaats van het delict. Het DNA in dat bloedspoor komt overeen met het DNA van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij dit delict ontkend. Hij heeft aangegeven dat hij in de zomer van 2012 op het terras bij het desbetreffende hotel een spontane bloedneus heeft gehad. Mogelijk is daardoor zijn bloed op dat terras terecht gekomen. Voor het overige is onvoldoende bewijs voorhanden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Uit sporenonderzoek is gebleken dat het glas van een bovenlicht aan de terraszijde van het hotel was vernield. Op het terras, direct onder het bovenlicht, lag een grote hoeveelheid glasscherven. Op en rond die stukken glas zijn bloedspatten aangetroffen. Onder het bovenlicht is een groter raam aanwezig. Op het onderste kozijn van dit raam is aan de buitenzijde, recht boven de concentratie bloedspatten op het terras, een bloeddruppel aangetroffen. De bloeddruppel ligt vrijwel tegen het glas van het raam aan. Van de bloeddruppel is een bemonstering genomen ten behoeve van DNA-onderzoek.
Uit dit DNA is een (enkelvoudig) DNA-profiel verkregen dat is vergeleken met aanwezige DNA-profielen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Bij die vergelijking is één match gevonden, namelijk met het DNA-profiel van verdachte. Daarbij is de kans dat het DNA-profiel van een ander dan verdachte overeenkomt met het verkregen DNA-profiel berekend op kleiner dan één op één miljard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het op het kozijn aangetroffen bloed van verdachte afkomstig is.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen bloedspatten op het terras en de druppel op het kozijn zijn aan te merken als dadersporen. Dit nu aanzienlijke hoeveelheden bloedspatten op en rond de glasscherven op het terras onder het voor de inbraak gebruikte inklimraam zijn aangetroffen. De rechtbank concludeert dat bij het vernielen van het bovenlicht bij één van de daders kennelijk een verwonding is ontstaan waarna bloed naar beneden op het terras is gedruppeld en waarbij eveneens een druppel op het onderste kozijn terecht is gekomen.
Verdachte heeft als alternatief scenario aangevoerd dat hij op een zomerse dag na het skeeleren op het terras van dat hotel heeft gezeten tezamen met ene (naam). Aldaar heeft verdachte een bloedneus gekregen. Op deze wijze moet zijn bloed op die plek zijn gekomen.
De rechtbank acht verdachtes verklaringen hieromtrent onvoldoende aannemelijk geworden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bloed (door zijn bloedneus) op zijn kleding en op de grond is terechtgekomen. Eerst op vragen van zijn raadsvrouw heeft verdachte verklaard dat het mogelijk was dat hij een beweging met zijn bebloede handen heeft gemaakt, waardoor het bloed op het raamkozijn is terecht gekomen. De rechtbank merkt op dat dit laatste door verdachte geschetste scenario op zich zelf niet geheel ondenkbaar is. Daarbij past echter eerder een bloedveeg over het kozijn dan de aangetroffen druppel die dicht tegen het glas is gelegen. Voorts is van de zijde van de verdediging niet verzocht de onbekend gebleven (naam) als getuige te horen, zodat de verklaring van verdachte over het skeeleren en de bloedneus ook overigens geen bevestiging kent.
De rechtbank acht het bovendien opmerkelijk dat verdachte, nadat hem tijdens het politieverhoor wordt gevraagd of hij het hotel [naam hotel] kent, spontaan heeft verklaard dat hij daar een bloedneus heeft gekregen. Hij heeft in zijn verhoor voorts (spontaan) verklaard: ”daarom ligt dat bloed daar.” Bij het maken van een schets van de exacte plaats waar hij op het terras had gezeten, heeft verdachte zichzelf aan de andere kant van de tafel geplaatst dan waar het bloed werd aangetroffen .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen bloeddruppel afkomstig is van verdachte en acht zij de verklaring van verdachte over de herkomst van die druppel onaannemelijk. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij in de zomer van 2012 ter plaatse is geweest en het sporenonderzoek voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 2 juli 2012 te Niftrik, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een hotel, weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan hotel [naam hotel] en/of [benadeelde partij], en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen door middel van braak, verbreking en inklimming, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader, een raam/bovenlicht van dat pand heeft vernield en/of een (vouw)deur van een restaurant(gedeelte) en een (toegangs)deur van het café(gedeelte) heeft getracht te forceren en/of open te breken en aldaar meer kast(en) en lade(s) heeft doorzocht en heeft getracht drie, kluizen te forceren en/of open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Naast het primaire verweer tot vrijspraak heeft de verdediging subsidiair gepleit voor een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden waaronder een verplichte ambulante behandeling bij Kairos. De oplegging van de ISD maatregel is immers een ultimum remedium. Hieraan kan (nog) niet worden toegekomen omdat er nog altijd alternatieven zijn welke onvoldoende benut zijn. Meer subsidiair heeft de verdediging voor aanhouding van deze zaak gepleit, opdat de mogelijkheden voor een klinische behandeling kunnen worden onderzocht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 januari 2013;
• reclasseringsadviezen, gedateerd 25 oktober 2012, 15 november 2012 en 17 januari 2013, opgesteld door [deskundige], reclasseringswerker, betreffende verdachte;
• een schrijven met betrekking tot een trajectconsult, gedateerd 27 november 2012, opgesteld door [psychiater], psychiater, betreffende verdachte;
• een brief van het Veiligheidshuis Nijmegen, gedateerd 6 december 2012, betreffende verdachte;
• de verklaring ter terechtzitting van 1 februari 2013 door de deskundige [deskundige].
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak, verbreking en inklimming. Dergelijke feiten veroorzaken grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij de betreffende slachtoffers.
Verdachte heeft een aanzienlijk strafblad en heeft langdurige problemen op het gebied van inkomen, huisvesting en persoonlijkheid. Uit het meest recente rapport van de reclassering blijkt dat verdachte continu onder spanning lijkt te leven, denkend in complottheorieën tegen hem. Hij is er van overtuigd dat (overheids)instanties hem willen treiteren en niet willen helpen. Het recidivegevaar wordt als hoog ingeschat evenals de kans op het onttrekken aan voorwaarden. Ook wordt gesteld dat verplicht reclasseringscontact geen recidiveverminderende werking heeft. In een ambulante setting lijkt de problematiek van verdachte niet behandelbaar en wellicht zelfs te verergeren. Het opleggen van de ISD-maatregel wordt noodzakelijk geacht om tot gedrag- en leefstijlverandering bij verdachte te komen.
Ook uit de brief van het Veiligheidshuis Nijmegen blijkt dat verdachte onder diverse (justitiële) kaders hulp en begeleiding is aangeboden maar dat dit vanwege de houding van verdachte geen baat heeft gehad. In de zomer van 2012 is hem nog een totaalaanbod gedaan van onder andere wonen en zorg met behandeling bij Kairos. Verdachte toonde zich echter ongemotiveerd en stelde zich onbegeleidbaar op. Om die reden is het traject stopgezet. De conclusie is dan ook dat om verdachte daadwerkelijk te helpen en recidive te voorkomen een langdurig hulpverleningstraject nodig is dat enkel binnen het kader van de ISD-maatregel te realiseren zal zijn.
Het voorgaande vindt bevestiging in het trajectconsult, opgesteld door psychiater [psychiater]. Verdachte heeft tijdens dit consult aangegeven niet te willen meewerken aan nader persoonlijkheidsonderzoek omdat hij dit onzin vindt. Mede op basis van een eerder pro justitia rapport uit 2009 constateert psychiater [psychiater] dat thans de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte dermate op de voorgrond staat, dat van een behandelrelatie voorlopig niets wordt verwacht. Dat zal anders zijn indien dit in het kader van de maatregel ISD wordt georganiseerd, een maatregel waar zeker geen contra-indicaties voor zijn.
Het door verdachte thans begane feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel of taakstraf veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Gelet op de problematiek van verdachte op diverse terreinen en het feit dat het thans bewezenverklaarde feit is begaan na een recente veroordeling, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen. De veiligheid van personen en goederen eist dan ook het opleggen van de ISD-maatregel. De maatregel strekt derhalve tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gezien bovenstaande conclusies van de reclassering en de psychiater heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat verdachte “op eigen kracht” een (ambulant) hulpverleningstraject gaat volgen. Het (ambulante) traject bij Kairos wordt door de rechtbank onvoldoende geacht. Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van de verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de maximale duur van twee (2) jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2013.