Parketnummer : 05/731263-11
Data zitting : 7 december 2012 en 01 februari 2013
Datum uitspraak : 15 februari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 september 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een mes in het lichaam heeft gestoken en/of met dat/een mes meermalen, althans eenmaal stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Tiel ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes in het lichaam heeft gestoken en/of met dat/een mes meermalen, althans eenmaal stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Tiel, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer1], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes in het lichaam heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, tengevolge waarvan [slachtoffer1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. hij op of omstreeks 25 september 2011 te Tiel [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk,
- sprekend over het café van die [slachtoffer2], ten overstaan van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden toegevoegd "de tent in de brand te steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of;
- aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of andere aanwezige personen een mes getoond en getoond gehouden en/of met dat mes dreigende en/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2].
3. hij op of omstreeks 10 oktober 2011 te Tiel opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen en/of een kozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [naam woningbouw] (woningbouw), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 1 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De officier van justitie, mr. B. Molenaar, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad en aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 voor vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde gepleit. Ook voor feit 2 dient te worden vrijgesproken.
Er is ten aanzien van feit 1 onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte een mes heeft gehanteerd. De aangifte en de verklaringen van de getuigen zijn hiertoe onvoldoende. Voorts was de geconstateerde wond bij het slachtoffer geen levensbedreigende wond zodat, indien al vastgesteld zou kunnen worden dat verdachte een mes in handen zou hebben gehad, hieruit niet kan worden afgeleid dat de opzet van verdachte gericht was op de levensberoving van aangever. Zelfs niet in voorwaardelijke zin. Dat geldt evenzeer voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Tenslotte kan niet worden uitgesloten dat de verwonding eerder op de avond is ontstaan.
Ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 voert de verdediging aan dat de getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn nu zij alle afkomstig zijn van familie en vrienden van elkaar en op elkaar lijken te zijn afgestemd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte was op 25 september 2011 te Tiel aanwezig in café [naam] dat in eigendom toebehoort aan [slachtoffer2]. Op enig moment tegen sluitingstijd wilde [slachtoffer1] (hierna verder te noemen aangever), als portier werkzaam in dat café, dat verdachte het café zou verlaten. Toen verdachte dat niet wilde, heeft aangever verdachte het café uitgezet. Zowel aangever , als getuigen [slachtoffer2] en [getuige1] verklaren dat verdachte hierbij geroepen heeft dat hij de boel/tent in de brand/fik zou zetten. Verdachte ontkent de ten laste gelegde bedreigingen te hebben geuit.
Aangever verklaart dat, toen hij het café enige tijd later wilde afsluiten, verdachte gewapend met een mes terug kwam. Toen aangever het mes bij verdachte zag, is hij weggerend naar zijn auto en is hij ingestapt. Voordat hij de autodeur kon sluiten, stak verdachte zijn voeten tussen de deur. Aangever verklaart toen meermalen te zijn getrapt en geslagen, maar er pas op het politiebureau achter te zijn gekomen dat hij in zijn arm was gestoken. Verdachte bekent aangever inderdaad te hebben geslagen en geschopt terwijl aangever in de auto zat, maar ontkent een mes bij zich te hebben gehad en te hebben geprobeerd aangever te steken.
De in de auto aanwezige getuigen [slachtoffer2] , [getuige1] en [getuige2] bevestigen dat verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever en dat hij hierbij in zijn arm werd geraakt. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de getuigenverklaringen. Het enige gegeven dat de getuigen vrienden en/of familie zijn van elkaar is onvoldoende om ervan uit te gaan dat zij de waarheid niet spreken en de verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Dit geldt temeer nu de verklaringen worden ondersteund door de medische verklaring waaruit blijkt dat er bij aangever sprake is van een wijkende wond (steekwond) in zijn linker bovenarm waarbij er geen schade is aan de diepere huidlagen.
Gelet op de aangifte, genoemde getuigenverklaringen die elkaar onderling bevestigen en de medische verklaring, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar het lichaam van aangever, die op dat moment in de auto zat, waarbij hij in zijn linker bovenarm is geraakt. Ook is de rechtbank op basis van genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte, toen hij het café werd uitgezet heeft geroepen dat hij de tent in de brand zou steken en dat hij korte tijd daarna, nabij het café, aan aangever dreigend een mes heeft getoond.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de primair tenlastegelegde poging moord/doodslag. Hiervan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken. Tevens acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor het oordeel dat verdachte met een vooropgezet plan naar aangever is toegelopen teneinde hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van dat onderdeel van het subsidiair tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door zijn handelingen heeft gepoogd aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Immers, verdachte heeft met een mes op het lichaam van aangever ingestoken waarbij deze in zijn linkerbovenarm werd geraakt. Door in het wilde weg op aangever in te steken terwijl deze in de auto zat heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Dat dit niet is gebeurd is niet aan verdachte te danken
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. hij op 25 september 2011 te Tiel ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer1]), opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze opzettelijkmet een mes in het lichaam heeft gestoken en met dat mes meermalen, stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op 25 september 2011 te Tiel [slachtoffer1] en [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk,
- sprekend over het café van die [slachtoffer2], ten overstaan van die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden toegevoegd "de tent in de brand te steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en;
- aan [slachtoffer1] .
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij], pg. 104 en 105;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige3], pg. 114;
- een schriftelijk bescheid, zijnde een foto, pg. 108;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2013.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3. hij op 10 oktober 2011 te Tiel opzettelijk en wederrechtelijk meer ramen en een kozijn, geheel toebehorende aan [naam woningbouw] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling
en
bedreiging met brandstichting.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of beschadigen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair, en de feiten 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daarbij bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een grotendeels voorwaardelijke straf en mogelijk een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 maart 2013; en
• reclasseringsadviezen, d.d. 16 december 2011 en 23 februari 2012, betreffende verdachte;
• een voortgangsverslag opdrachtgever, opgesteld door [reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker bij Reclassering IrisZorg, gedateerd 18 januari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich na een avond stappen en onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aan verschillende bedreigingen. Verdachte heeft aangever geschopt, geslagen en in het wilde weg met een mes op hem ingestoken terwijl hij weerloos in zijn auto zat. Blijkens diverse getuigenverklaringen was verdachte woedend en door het dolle heen. Het is niet aan verdachte te danken dat het slachtoffer geen verdergaand letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer en de daarbij aanwezige getuigen moeten, gezien zijn ernstige agressie-uitbarsting voorts hebben gevreesd dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou leggen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Tenslotte heeft verdachte wederom na een avond stappen en onder invloed van alcohol verschillende ramen van een woning vernield en een raamkozijn beschadigd. Dergelijke feiten veroorzaken veel hinder en overlast. Ook dit wordt verdachte aangerekend.
Nu de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie de voorbedachte raad niet bewezen acht, de feiten dateren uit september 2011 en verdachte inzicht toont in zijn alcoholprobleem en de aanwijzingen van de reclassering heeft opgevolgd, zal de rechtbank een andere strafmodaliteit opleggen dan geëist. De rechtbank acht een maximale werkstraf passend. Tevens is ter voorkoming van recidive door verdachte van belang dat hij zich laat behandelen voor zijn (alcohol)problemen. Daarom zal de rechtbank naast de maximale werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gelet op de ernst van de feiten en het uitvoerige strafblad van verdachte zal de rechtbank aan verdachte een proeftijd van drie jaren opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd zich zal melden bij zijn toezichthouder van de reclassering, zulks indien en voor zover de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde dient zich te melden bij Reclassering IrisZorg Nijmegen op het adres [adres]
5. zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als deze een alcoholverbod inhouden;
6. zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen bij Kairos dan wel bij een soortgelijke poliklinische instelling, zulks ter beoordeling aan de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan de afspraken met deze ambulante instelling, zolang dit op instigatie van de toezichthouder de polikliniek IrisZorg en Kairos nodig wordt geacht;
7. gedurende de proeftijd, ten behoeve van de afbouw van zijn alcoholgebruik, meewerkt aan urineonderzoek, indien dit van hem wordt verlangd door reclassering IrisZorg en/of zijn behandelaar(s).
Veroordeelt verdachte tevens tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (éénhonderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2013.