ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1423

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/701106-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdadige samenloop van opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2012 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning te Nijmegen. De verdachte heeft terpentine verspreid en kleding in brand gestoken, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners in het portiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn gebrekkige ontwikkeling en psychische stoornissen, strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van deskundigen over de noodzaak van behandeling. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen behandeld en bepaald dat deze aan de verdachte moeten worden teruggegeven, met uitzondering van de theedoek die verbeurd wordt verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen en de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/701106-12
Datum zitting : 30 januari 2013
Datum uitspraak : 13 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. HvB [adres]
raadsman : mr. J.W.G.M. Kral, advocaat te Berlicum.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2012 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht
in zijn/een woning ( perceel [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (op meerdere plaatsen in die
woning) terpentine verspreid en/of kleding op de grond gelegd en/of een aantal waxinelichtjes in de/een (woon)kamer gelegd en/of een broek en/of andere kleding en/of (een) andere brandbare goed(eren) in terpentine gedrenkt en/of met terpentine overgoten en/of die kleding en/of die/dat goed(eren) vervolgens met (een) aansteker(s) of
lucifer(s) in brand gestoken en/of die (brandende) kleding en/of die
(brandende) goed(eren) onder meer op een matras (in de slaapkamer) en/of
kleding gegooid/gelegd , in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de zich in die woning
bevindende goed(eren) en/of inventaris en/of voor de overige woningen (gelegen
aan de [adres]), die zich in de nabijheid van de onderhavige woning bevinden,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van
die woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor (een) ander(en) te duchten was; art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 30 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W.G.M. Kral, advocaat te Berlicum.
De officier van justitie, mr. A. Waterman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 juli 2012 heeft verdachte in zijn woning aan de [adres] te Nijmegen op meerdere plaatsen in die woning terpentine verspreid, kleding op de grond gelegd, een aantal waxinelichtjes in de woonkamer gelegd en in terpentine gedrenkte broeken door de woning verspreid. Vervolgens heeft hij brand gesticht door (met een aansteker) één van die (in terpentine gedrenkte) broeken aan te steken en deze brandende broek in de woonkamer te gooien en een andere in terpentine gedrenkte broek aan te steken en die op een matras in de slaapkamer te leggen.
Door deze handelingen van verdachte is brand ontstaan met gevaar voor goederen. In het halletje was een kleine vuurhaard, in de voorkamer waren meerdere kleine vuurhaarden in de bankstellen en in de achterkamer was een kleine vuurhaard die zich snel ontwikkelde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten, opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Het rapport van de gezagvoerder van de brandweer vermeldt dat gevaar voor personen door uitbreiding van het vuur door de constructie van het gebouw minder snel aanwezig is. Reëel gevaar voor personen door overslaan van openvuur was er daarom niet, aldus de raadsman.
Ook levensgevaar dan wel zwaar lichamelijk letsel voor personen door de rook kan niet worden bewezen, nu uit de stukken niet blijkt dat sprake was hevige rookontwikkeling binnen en hoewel de brandweer spreekt over het meten van de concentratie gevaarlijke stoffen, bevinden de resultaten van het meetonderzoek zich niet in het dossier.
Het dossier biedt dus onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor personen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt dat verweer.
Verdachte woonde in een portiekwoning. In die portiekwoning worden zes woningen verbonden met elkaar middels een centraal portiek. Op de begane grond twee woningen, op de eerste verdieping twee woningen en op de tweede verdieping twee woningen. Staande voor het pand, zit de woning van verdachte linksonder.
De bovenbuurvrouw van verdachte, getuige [getuige], was op de dag van de brandstichting de hele dag thuis. Zij verklaarde: ‘Op 24 juli ben ik de hele middag en avond thuis geweest. Ik woon in een appartement op de [adres], deze is gelegen op de eerste verdieping, pal boven nummer [nr]’.
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer in een woning brand uitbreekt, andere woningen in datzelfde pand ook gevaar lopen en als in die woningen personen aanwezig zijn, deze daarmee ook gevaar lopen. Dit geldt eens te meer als daarbij ook nog eens sprake is van door de woning gesprenkelde brandbare (vloei)stoffen en een zich in de achterkamer snel ontwikkelende vuurhaard.
Dat de gezagvoerder van de brandweer heeft verklaard dat gevaar voor personen door uitbreiding van het vuur door de constructie van het gebouw minder snel aanwezig is, maakt dat niet anders. Daar komt nog bij dat, zoals eveneens door de gezagvoerder is verklaard, de brand nog beheersbaar was doordat de brandweer binnen zes minuten ter plaatse was. Was de brandweer later geweest, dan was het gevaar vele malen groter geweest.
Voorts is nog door de gezagvoerder verklaard dat de materialen die gebrand hebben een zeer giftige rook produceren en dat de brandweer in de woningen in hetzelfde trapportaal een concentratie van deze rook heeft gemeten, die schadelijk is voor de gezondheid. Deze gevaarlijke stoffen in de rook zijn bij het inademen van een grote hoeveelheid dodelijk en ook de vlammen hadden dodelijk kunnen zijn, aldus de gezagvoerder.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat levensgevaar en zwaar lichamelijk voor personen te duchten was.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 juli 2012 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht
in een woning ( perceel [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (op meerdere plaatsen in die
woning) terpentine verspreid en/of kleding op de grond gelegd en/of een aantal waxinelichtjes in de/een (woon)kamer gelegd en/of een broek en/of andere kleding in terpentine gedrenkt en/of met terpentine overgoten en/of die kleding vervolgens met (een) aansteker(s) in brand gestoken en/of die (brandende) kleding onder meer op een matras (in de slaapkamer) gegooid/gelegd , ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de zich in die woning
bevindende goed(eren) en inventaris envoor de overige woningen (gelegen
aan de [adres]), die zich in de nabijheid van de onderhavige woning bevinden,
en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van
die woningen te duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘meerdaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd met de voorwaarden zoals geformuleerd in het maatregelrapport, waaronder een klinische behandeling bij FPK te Assen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd de klinische behandeling zoals door de officier van justitie ook gevorderd, als voorwaarde op te leggen in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en niet als voorwaarde bij een TBS met voorwaarden en heeft voorts gevraagd de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen. De raadsman heeft daarbij verwezen naar uitspraken in vergelijkbare zaken.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 16 januari 2013;
• een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 2 oktober 2012 en van drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 10 oktober 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 21 januari 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in zijn woning en heeft om die brand te versnellen terpentine door de woning gesprenkeld en in terpentine gedrenkte kledingstukken door de woning verspreid. Verdachte woonde in een portiekwoning en heeft met zijn handelen niet alleen gevaar veroorzaakt voor goederen, maar ook voor de bewoners die bij hem in het pand woonden.
Het is een niet aan verdachte te danken omstandigheid dat het in deze zaak goed is afgelopen. De materiële schade is immers beperkt gebleven en er zijn geen doden of gewonden gevallen. De rechtbank neemt het verdachte echter bijzonder kwalijk dat hij om zijn frustraties te uiten en zonder enige rekening te houden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen opzettelijk op deze wijze brand heeft gesticht.
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie, dan ook van oordeel dat het feit ernstig is en dat het een gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het hierboven genoemde multidisciplinaire rapport blijkt onder andere dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met op de voorgrond staande paranoïde, antisociale en borderline trekken en dat onderliggend sprake is van complexe vroege psycho-traumatisering. Voorts staat in het rapport beschreven dat deze stoornis aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat verdachte het feit verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank is verder, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte behandeling behoeft. De psychiater en de psycholoog hebben gerapporteerd dat een klinische behandeling aangewezen is en hebben voorts gerapporteerd dat deze behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, onvoldoende toereikend zal zijn. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Aangezien verdachte in het verleden verschillende behandelingen heeft afgebroken als ook gezien de ernst van het ten laste gelegde, de aard van de persoonlijkheidsproblematiek en de doorwerking van de middelenproblematiek zal een flinke stok achter de deur nodig zijn om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat. Zij adviseren daarom een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank is van oordeel dat in casu sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zoals vermeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is mee te werken aan een behandeling binnen de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen en verder aan de overige hem voorgehouden bijzondere voorwaarden.
Nu voorts voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank een tbs met voorwaarden opleggen.
Gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat het feit verdachte wel, zij het verminderd, kan worden toegerekend, zal de rechtbank naast de maatregel van tbs met voorwaarden, aan verdachte tevens een gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank komt echter tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist, nu zij van belang vindt dat de behandeling op korte termijn start. De rechtbank is van oordeel dat aanvang van de behandeling op korte termijn van groot belang is voor verdachte en ook voor de samenleving, omdat op deze wijze de kans op recidive wordt verkleind. Langdurige detentie zou de start van de behandeling doorkruisen, hetgeen door de rechtbank onwenselijk wordt geacht.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank het bevel voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Om een ongestoorde voortzetting van de behandeling van verdachte mogelijk te maken en het gevaar dat van verdachte zonder adequate behandeling uitgaat te beteugelen, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bepalen dat de last tot terbeschikkingstelling onmiddellijk uitvoerbaar is.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven theedoek betreft een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan en behoort toe aan verdachte. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding en schoeisel aan verdachte toebehoren en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
- Veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
- veroordeelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van tbs gestelden;
- veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, locatie Assen, of anderszins afhankelijk van zijn verblijfsadres en zal zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zal zich laten opnemen in FPK Assen of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde dient zich op het adres van FPK Assen te bevinden. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van (het toezicht op) de bijzondere voorwaarde de periode, tijd of locatie aan te passen, dan mag zij dat doen;
- veroordeelde zal, indien na de forensisch klinische behandeling een 24-uurs woonvoorziening is geïndiceerd of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar verblijven en zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en drugs, zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde medewerking verleend aan urineonderzoeken, om veroordeelde daarop te controleren;
- veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
- veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan medicamenteuze behandeling, indien dit wordt geïndiceerd door zijn behandelaar/psychiater;
- veroordeelde dient de overeenkomst zorg-reclassering-cliënt waarin de behandelafspraken worden opgenomen, te ondertekenen, dit in het kader van het Forensisch Psychiatrisch toezicht.
- Veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan een opname in het kader van een time-out, indien betrokkene zich bevindt in een ambulant resocialisatietraject en een time-out in de FPK is geïndiceerd.
Bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- theedoek, goednummer PL084T-2012073431-250486
Beveelt de teruggave aan veroordeelde van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- blouse/overhemd, kleur: zwart, goednummer PL081P-2012073431;
- ondergoed, kleur: blauw, goednummer PL081P-2012073431-249957;
- driekwart broek, kleur: grijs, goednummer PL081P-2012073431-249958;
- Nike Bad Slipper, kleur: zwart, goednummer PL081P-2012073431-249959.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. G.J.M. van Wijk , rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2013.