ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1381

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710454-12, 08-143324-12, 08/721245-11 (tul) en 08/710283-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en diefstal van flessen Apfelkorn door verdachte met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een mes en diefstal van flessen Apfelkorn. De verdachte heeft op 1 augustus 2012 met een mes gedreigd richting een hulpverlener, terwijl hij ook flessen Apfelkorn had gestolen uit een supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van zes maanden en een terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gemaximeerd tot vier jaar. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met het mes voldoende bewijs had, terwijl de diefstal van mobiele telefoons niet bewezen kon worden. De verdachte had een complexe psychiatrische achtergrond, wat de rechtbank in haar beslissing heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, evenals gedragskundige rapportages die wezen op een hoge kans op recidive. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie toegewezen, waarbij de verdachte ter beschikking werd gesteld voor behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/710454-12, 08-143324-12, 08/721245-11 (tul) en 08/710283-12 (tul)
Datum vonnis: 15 februari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de PPC Vught.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 februari 2013 na verwijzing naar de meervoudige kamer van de rechtbank door de politierechter op 18 januari 2013. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. A. Kok en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Schuring, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ter zake parketnummer 08/710454-12:
feit 1: [slachtoffer 1] heeft bedreigd door met een mes in diens richting te zwaaien/steken en dreigende woorden te roepen;
feit 2 en feit 3: telkens uit de Mediamarkt een mobiele telefoon heeft gestolen.
Ter zake parketnummer 08-143324-12:
Uit een C1000- winkel enkele flessen Apfelkorn heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2012,
in de gemeente Enschede,
een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (zak)mes ter hand genomen
en/of getoond aan genoemde [slachtoffer 1], en/of heeft verdachte (vervolgens)
opzettelijk dreigend dat (zak)mes uitgeklapt, en/of heeft verdachte zich
(vervolgens) met dat uitgeklapte (zak)mes in de hand opgesteld in de
(onmiddellijke) nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met dat
(zak)mes een of meer stekende bewegingen gemaakt en/of gemanipuleerd ten
overstaan van genoemde [slachtoffer 1], en/of heeft verdachte (daarbij)
opzettelijk dreigend geroepen de woorden: "Degene die mijn wasmiddel heeft
gepakt steek ik aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
(pkn. 710454/12)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2012,
in de gemeente Enschede,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel heeft
weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan de Mediamarkt, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
(pkn. 710451/12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 april 2012,
in de gemeente Hengelo (O),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel heeft
weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
(pkn. 710451/12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 08-143324-12:)
hij op of omstreeks 17 april 2012,
in de gemeente Hengelo (O,)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel,
gelegen aan de Boekeloseweg (nummer 24) heeft weggenomen drie, althans
een aantal flessen Apfelkorn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan C 1000, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
(art 310 Wetboek van Strafrecht )
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met betrekking tot de tenlastegelegde feiten met de parketnummers 08/710454-12 sub 1 en 08-143324-12, die eerder ter terechtzitting van de politierechter op 29 oktober 2012 waren gevoegd, wordt veroordeeld tot een ongemaximeerde TBS met dwangverpleging, terwijl met betrekking tot de parketnummers 08/721245-11 en 08/710283-12 de proeftijd dient te worden verlengd. De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van de aan verdachte onder parketnummer 08/710454-12 onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, nu zich in het dossier geen in de wettelijke vorm opgemaakte en ondertekende processen-verbaal bevinden met betrekking tot deze feiten, zodat wettig en overtuigend bewijsmateriaal ontbreekt om tot een bewezenverklaring ter zake van deze feiten te kunnen komen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging, met uitzondering van het onder parketnummer 08/710454-12 onder feit 3 tenlastegelegde feit. De rechtbank constateert dat ter zake van dit feit helemaal geen stukken in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de officier van justitie met betrekking tot dit feit niet ontvankelijk te verklaren. Overigens zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vaststaat dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Zij baseert dat op de verklaring van het slachtoffer, op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte en op de verklaring bij de politie van de getuige [getuige 1]. Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte op 17 april 2012 uit een winkel van de C1000 in Hengelo (parketnummer 08-143324-12) flessen drank heeft gestolen: de toen in die winkel aanwezige getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij met verdachte die dag in de winkel van de C1000 was en dat verdachte later een fles Apfelkorn bij zich had. [getuige 2] is van de door een bewakingscamera gemaakte opnames herkend door verbalisant [verbalisant]. De diefstal van de onder feit 2 en 3 tenlastegelegde mobiele telefoons in de Mediamarkt in Enschede en Hengelo (parketnummer 710454-12) acht de officier van justitie niet bewezen, reden waarom ze daarvoor vrijspraak vraagt.
Volgens de raadsman is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de bedreiging met het mes aangezien alleen uit de aangifte blijkt dat verdachte stekende bewegingen met het mes heeft gemaakt. In zijn tweede verklaring heeft het slachtoffer het slechts over zwaaiende bewegingen, terwijl dat niet dreigend overkwam. De getuige [getuige 1] heeft niet gezien dat verdachte met het mes richting [slachtoffer 1] dreigde. Verder was de uitspraak over de persoon die verdachtes wasmiddel heeft gepakt niet specifiek tegen [slachtoffer 1] gericht.
Wat de diefstal van de flessen Apfelkorn op 17 april 2012 in Hengelo betreft: van de persoon die naast [getuige 2] op de camerabeelden te zien is, staat niet vast dat het verdachte is, het kan ook iemand anders zijn en de verklaring van de getuige [getuige 2]. Dat het verdachte zou zijn die met hem in de C1000 was, is onbetrouwbaar aangezien verdachte en [getuige 2] in onmin met elkaar leven. De raadsman concludeert tot vrijspraak van deze feiten. Dat heeft ook te gelden met betrekking tot de tenlastegelegde diefstallen in de Mediamarkt, waarvoor elk bewijs ontbreekt.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Wat het onder parketnummer 08/710454-12 onder feit 1 tenlastegelegde betreft heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij beheerder is van de Stichting Radar Wonen aan de Johan Wijnholtstraat te Enschede. Deze stichting biedt tijdelijke huisvesting aan jongeren met verslavingsproblematiek. Verdachte woonde daar begeleid. Aangever had op 1 augustus 2012 dienst en het was op die dag dat verdachte “helemaal over de rooie ging”. Volgens aangever [slachtoffer 1] heeft [getuige 1] aan verdachte om wasmiddel gevraagd. Toen verdachte zei dat er beneden in het washok nog een fles wasmiddel van hem stond, zou [getuige 1] naar beneden zijn gelopen en in het washok hebben gekeken. [getuige 1] zou geen wasmiddel hebben kunnen vinden en vertelde dit aan verdachte in bijzijn van aangever. Op dat moment brak volgens aangever de hel los en begon verdachte te schreeuwen, bonkte hij op alle deuren en begon hij te zwaaien met het zakmes, dat hij volgens aangever altijd bij zich draagt. Opeens stond verdachte voor aangever op een afstand van twee meter en maakte hij een stekende beweging naar aangever met het uitgeklapte mes. Aangever sprak over een zeer bedreigende situatie . De getuige [getuige 1], medebewoner van genoemde stichting, heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2012 aan verdachte vroeg of hij nog wasmiddel had. Toen het wasmiddel niet op de gedachte plaats aanwezig bleek te zijn, werd verdachte heel erg boos. Getuige [getuige 1] zag dat verdachte een zakmes uit zijn broekzak haalde en dit openklapte. Volgens getuige [getuige 1] zei verdachte toen in het algemeen: “Degene die mijn wasmiddel heeft gepakt steek ik aan het mes”. Volgens getuige [getuige 1] was verdachte op dat moment wel heel agressief en was hij zeker in staat om daadwerkelijk te steken.
Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij wasmiddel kwijt was en dat hij hierdoor boos was. Hij heeft verklaard ook geroepen te hebben dat hij het niet leuk vond dat iemand zijn wasmiddel had gejat. Hij was daardoor volgens zijn verklaring ook wel drukker dan normaal en hij heeft toegegeven dat hij toen om zich heen heeft gezwaaid. Hij heeft verklaard dat hij een zakmes bij zich droeg en dat hij wel eens met dat mes speelde ook in de buurt van anderen. Hij heeft verklaard dat aangever [slachtoffer 1] en de buurman (de rechtbank begrijpt dat hiermee getuige [getuige 1] wordt bedoeld) in de buurt waren toen hij met het mes speelde. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in bijzijn van aangever met zijn zakmes gespeeld heeft. Ook heeft verdachte ter terechtzitting daarnaar gevraagd toegegeven dat hij de ten laste gelegde bedreigende woorden daadwerkelijk heeft geuit. Het maken van stekende bewegingen heeft verdachte ter terechtzitting ontkend. Op grond van deze bewijsmiddelen en van wat verdachte ter terechtzitting over dit feit nog nader heeft verklaard, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij voor zijn leven moest vrezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448). Het verweer van de raadsman dat het aan verdachte tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden, vindt zijn weerlegging in de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Door een openklapt mes in de richting van aangever te steken en in het algemeen – en dus ook tegen aangever – te roepen dat hij de bezitter van het wasmiddel aan het mes zou steken, leverde dit een voor aangever [slachtoffer 1] bedreigende situatie op, te meer daar verdachte volgens aangever en de getuige in alle staten was en niet voor rede vatbaar. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen stekende beweging heeft gemaakt niet aannemelijk in het licht van de andersluidende verklaring van aangever [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte zelf dat hij zwaaiende bewegingen maakte en met een zakmes gemanipuleerd heeft.
Met betrekking tot het onder parketnummer 08/710454-12 onder 2 tenlastegelegde feit is de rechtbank net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu zich in het dossier geen in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend proces-verbaal bevindt met betrekking tot dit feit, zodat het wettige en overtuigende bewijsmateriaal ontbreekt om tot een bewezenverklaring ter zake van dit feit te kunnen komen.
Met betrekking tot het onder parketnummer 08-143324-12 tenlastegelegde is er de aangifte van de heer [slachtoffer 2], eigenaar en directeur van de C1000 in Hengelo, die aan de hand van camerabeelden ziet dat er op 17 april 2012 een man met licht bruin, rechtopstaand haar, rond de 20 jaar, blank en met een normaal postuur en een lengte van ongeveer 1.75 meter drie flessen Apfelkorn pakte, in een plastic zak stopte en daarmee zonder te betalen de kassa passeerde . In deze zaak is voorts de getuige [getuige 2] gehoord, die verklaard heeft dat hij toen met verdachte in die C1000 liep en dat hij zag hoe verdachte snel achter hem de kassa passeerde, dat verdachte tegen hem zei: “Ik ben buiten”. Later had verdachte, aldus deze getuige, een fles Apfelkorn . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij daar toen niet is geweest, aangezien hij in die periode gedetineerd was. De officier van justitie heeft dat onderzocht en zij heeft op de terechtzitting van 1 februari 2013 verklaard, dat verdachte op 17 april 2012 niet in detentie was. Ten slotte heeft de rechtbank tijdens de zitting de digitaal beschikbare foto’s van de C1000 waarop een persoon met flessen drank is te zien, vergeleken met de ter zitting aanwezige verdachte: uit deze eigen waarneming leidt de rechtbank af dat verdachte als twee druppels water lijkt op de persoon op die foto’s. Daarmee is ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/710454-12 sub 1 en het onder parketnummer 08-143324-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 augustus 2012, in de gemeente Enschede, een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een zakmes ter hand genomen en getoond aan genoemde [slachtoffer 1], en heeft verdachte vervolgens opzettelijk dreigend dat zakmes uitgeklapt, en heeft verdachte zich vervolgens met dat uitgeklapte zakmes in de hand opgesteld in de
nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] en vervolgens met dat zakmes een stekende beweging gemaakt en gemanipuleerd ten overstaan van genoemde [slachtoffer 1], en heeft verdachte opzettelijk dreigend geroepen de woorden: "Degene die mijn wasmiddel heeft gepakt steek ik aan het mes";
(parketnummer 08-143324-12:)
hij op 17 april 2012, in de gemeente Hengelo (O,) met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening uit een winkel, gelegen aan de Boekeloseweg nummer 24 heeft weggenomen drie flessen Apfelkorn, toebehorende aan C1000.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/710454-12 sub 1 en onder parketnummer 08-143324-12 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 310 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/710454-12:
feit 1:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Parketnummer 08-143324-12:
het misdrijf: diefstal.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, zodat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
8.2. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het 08/710454-12 sub 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een ongemaximeerde TBS met dwangverpleging, aangezien het tenlastegelegde een misdrijf betreft genoemd in artikel 37a lid 1, onder ten eerste, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gericht tegen, althans gevaar veroorzakend, voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De officier van justitie vindt in voornoemde rapporten van drs. Pol en drs. De Jong en drs. Frodl steun voor deze vordering en wijst voorts op de documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte – ondanks zijn jonge leeftijd – al diverse keren is veroordeeld ter zake van geweldsmisdrijven. Tenslotte heeft de officier van justitie gewezen op het op 24 oktober 2012 over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet haalbaar is gebleken, aangezien eerdere pogingen daartoe telkens door het agressieve gedrag van verdachte mislukten.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte - indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van een of meer feiten - met het ondergaan van het voorarrest inmiddels voldoende gestraft is: de raadsman heeft verzocht om verdachte onmiddellijk, althans zo snel mogelijk, in vrijheid te stellen. Hij heeft bepleit dat de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging niet moet worden gevolgd door de rechtbank.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Wat de hoogte van de op te leggen straf betreft zijn met betrekking tot bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht geen oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) bekend. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij het voor dat misdrijf bekende strafmaximum. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte door iets onbelangrijks (het zoekraken van zijn wasmiddel) volkomen buiten zinnen raakte, waardoor de aangever [slachtoffer 1] genoodzaakt was de deuren van de kamers van medepupillen te sluiten om mogelijk erger te voorkomen .
Voorts blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 december 2012 van verdachte dat hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd, op 19 april 2012 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor vernieling en op 6 mei 2010 eveneens tot een voorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van onder meer wederspannigheid, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. Dit weegt de rechtbank ook mee bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank ziet in het voorgaande alsmede in de hierna te bespreken gedragskundige rapportages aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, een eerdere veroordeling van verdachte in rekening gebracht, te weten: het vonnis van de politierechter te Almelo van 2 juli 2012, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk.
Over verdachte zijn voorts gedragskundige rapportages opgesteld door drs. G.J.W. Pol en mw. drs. A.M. de Jong, psychiater in opleiding, onder supervisie van gedragsdeskundige dhr. Drs. P.W.H. Frodl, psychiater.
De rechtbank hecht met betrekking tot de op te leggen straf en/of maatregel aan verdachte tevens belang aan de door deze deskundigen opgestelde pro justitia-rapportage. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)De bij betrokkene in de kinder- en jeugdjaren aanwezige (oppositioneel-opstandig gekleurde) gedragsstoornis heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een (Cluster B) persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en anti-sociale kenmerken. Zo kan bij hem worden gesproken van een beperkte frustratietolerantie en een gebrekkige impulscontrole. Hij heeft daarnaast sterk de neiging elk eventueel probleem of eigen gedragsaandeel in negatieve zin te ontkennen, te bagatelliseren of te externaliseren. Betrokkene heeft inmiddels een vrij uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, is onder andere een aantal malen tot een geweldsdelict gekomen. Van daadwerkelijk doorleefde gevoelens van spijt valt bij hem evenwel, daar het hem ontbreekt aan zelfreflecterend vermogen, niets te bespeuren. Er is bij hem sprake van een egocentrisch perspectief, een beperkt empathisch vermogen en een lacunaire gewetensfunctie. Naast deze anti-sociale kenmerken zijn aan betrokkenes persoonlijkheid ook enige narcistische trekken te onderscheiden. De borderline trekken van betrokkenes persoonlijkheid komen met name tot uiting in het door hem getoonde patroon van instabiliteit in affecten, zelfbeeld en relaties met anderen (en in impulsiviteit).
Uit het onderhavige psychologische onderzoek zijn tevens aanwijzingen naar voren gekomen voor psychotische symptomen bij betrokkene. Zo werd van de psycholoog van het PPC te Vught vernomen dat betrokkene vreemde, waanachtige uitspraken had gedaan en er bij hem mogelijkerwijs ook sprake was geweest van hallucinaties, en heeft hij zich ook tijdens een van de onderzoekscontacten met rapporteur psychotisch getoond. Hoewel de bron van deze kwetsbaarheid om psychotisch te decompenseren enerzijds gelegen zou kunnen zijn in de ernstige persoonlijkheidsstoornis van betrokkene, en dan met name in de borderline aspecten daarvan, is het ook goed mogelijk dat deze gelegen is in de bij hem bestaande PDD-NOS ofwel ASS (autisme spectrum stoornis). Genoemde kwetsbaarheid zou goed kunnen passen bij een MCDD, een meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis binnen het autistische spectrum, een ontwikkelingsstoornis waarbij niet alleen de contactproblemen voorop staan maar ook problemen bij het reguleren van emoties en gedachten (waaronder het scheiden van fantasie en realiteit).
(…) Naar de mening van rapporteur is er sprake van een duidelijk verband tussen de bij betrokkene bestaande ernstige multi-complexe psychiatrische stoornissen en het ten laste gelegde feit (indien bewezen geacht). Zo mag worden aangenomen dat genoemd voorval (het feit dat zijn wasmiddel kwijt bleek te zijn) bij betrokkene – vanwege zijn verhoogde krenkbaarheid en beperkte frustratietolerantie – de nodige negatieve gevoelens heeft opgeroepen, dat hij – in het verlengde van zijn interactionele en communicatieve beperkingen – het algehele overzicht heeft verloren en dat hij de bij hem opgeroepen negatieve gevoelens – gezien zijn beperkte coping-mechanismen en gebrekkige impulscontrole – niet adequaat heeft kunnen hanteren dan wel verbaliseren maar op impulsief-agressieve wijze middels het tenlastegelegde heeft uitgeageerd (indien bewezen geacht).
Het is niet duidelijk in hoeverre voorafgaand middelengebruik van invloed is geweest op de totstandkoming van het ten laste gelegde feit (indien bewezen geacht). Ervan uitgaande dat betrokkene inderdaad een paar uur van tevoren 2 biertjes had gedronken, dan is het niet erg waarschijnlijk dat dit een rol van betekenis heeft gespeeld. Er zijn (uit diverse processen-verbaal) geen aanwijzingen naar voren gekomen dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde feit (indien bewezen geacht) psychotisch was.
Al met al wordt op grond van het onderhavige onderzoek geadviseerd betrokkene ten aanzien van het plegen van het ten laste gelegde feit – indien bewezen geacht – als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gezien het feit dat betrokkene in het verlengde van de bij hem bestaande psychopathologie niet gemotiveerd,maar sowieso ook niet goed in staat is om zich aan afspraken te houden, lijkt een opgelegd voorwaardelijk behandelkader bij voorbaat gedoemd te mislukken. Hij heeft expliciet aangegeven niet aan een klinische behandeling mee te zullen werken, in welk kader dan ook, en derhalve ook niet in het kader van een voorwaardelijke TBS. Daar een langdurige intensieve klinische behandeling binnen een dwingend en stevig gestructureerd extern kader vanuit gedragsdeskundig oogpunt als enige mogelijkheid wordt beschouwd om het recidiverisico tot aanvaardbare proporties te reduceren, lijkt de maatregel TBS met dwangverpleging dan nog de enige overblijvende optie.”
Tevens is over verdachte een psychiatrisch rapport uitgebracht, opgesteld door mw. drs. A.M. de Jong, psychiater in opleiding, onder supervisie van gedragsdeskundige dhr. Drs. P.W.H. Frodl, psychiater. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…) Geadviseerd wordt betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde betreffende de bedreiging met het mes.
(…) Wat betreft de kans op recidive wordt deze als zeer hoog ingeschat gezien het uitgebreide strafblad met eerdere geweldsdelicten, het al jarenlang aanwezig zijn van agressief gedrag en de complexe psychopathologie (mogelijk ADHD, persoonlijkheidsstoornis, PDD-NOS, beperkt intellect met executieve functiestoornissen en alcohol- en middelenmisbruik van betrokkene). Betrokkene is slecht ingebed in de maatschappij en heeft zich de afgelopen jaren nergens kunnen handhaven qua wonen, werken en relaties.
(…) Gebleken is dat betrokkene in andere settings, met een ongedwongen kader, niet te handhaven is en snel recidiveert.
(…) Gezien het grote recidiverisico (de afgelopen jaren meerdere malen gerecidiveerd, ook in de proeftijd), de meervoudige complexe psychopathologie en het zich niet op vrijwillige basis willen laten behandelen, ligt het opleggen van een onvoorwaardelijke TBS het meest voor de hand. Dit is volgens de ondergetekenden de enige mogelijkheid om de meervoudige complexe psychopathologie adequaat te behandelen.”
De officier van justitie en de verdediging hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de conclusie van de psycholoog en de psychiaters waar het de toerekeningsvatbaarheid van verdachte betreft.
De rechtbank acht het advies van de psycholoog en de psychiaters goed onderbouwd en zij concludeert daarom tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van het hiervoor onder parketnummer 08/710454-12 bewezenverklaarde.
In de hiervoor genoemde psychologische en psychiatrische rapporten komen de rapporteurs gezamenlijk tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gelet op verdachtes complexe problematiek en op het (zeer) hoge recidiverisico, de enige adequate behandeling is voor verdachte. De reclassering constateert in het op 24 oktober 2012 gerealiseerde reclasseringsadvies dat verdachte verschillende behandelsettings heeft gehad, maar dat hij nergens te handhaven bleek. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog: de reclassering acht een klinische behandeling gewenst om de zorgelijke ontwikkeling van verdachte te stoppen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat naast gevangenisstraf van de aangegeven duur aan verdachte de maatregel van TBS moet worden opgelegd nu de behandeling die verdachte nodig heeft niet anders dan binnen het dwingend kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden uitgevoerd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank zal derhalve de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte bevelen nu het bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1 van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank dient vervolgens ambtshalve de vraag te beantwoorden of de terbeschikkingstelling gemaximeerd moet worden tot vier jaar, of onbeperkt kan worden verlengd. Daartoe dient te worden vastgesteld of de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Is dat het geval dan is de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. De geweldscomponent van het bewezenverklaarde delict bestond uit het feit dat verdachte: ‘opzettelijk dreigend een zakmes ter hand heeft genomen en getoond aan genoemde [slachtoffer 1], en dat verdachte vervolgens opzettelijk dreigend dat zakmes heeft uitgeklapt, en zich vervolgens met dat uitgeklapte zakmes in de hand heeft opgesteld in de nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] en vervolgens met dat zakmes een stekende beweging heeft gemaakt en gemanipuleerd ten overstaan van genoemde [slachtoffer 1], en opzettelijk dreigend heeft geroepen de woorden: "Degene die mijn wasmiddel heeft gepakt steek ik aan het mes.”’
Verdachte heeft weliswaar met een mes een stekende en zwaaiende beweging richting de aangever gemaakt, maar uit de verklaring van aangever leidt de rechtbank af dat er toen een ruimte van twee meter tussen aangever en de verdachte was, terwijl overigens niet gebleken is dat verdachte zich vervolgens met het mes aan aangever heeft opgedrongen. Gelet op deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen, of gevaar veroorzaakte voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
9. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft aanvankelijk gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten die onder parketnummer 0/8721245-11, te weten: twee weken gevangenisstraf, alsmede die onder parketnummer 08/710283-12, te weten: 42 dagen gevangenisstraf, ten uitvoer worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in de zin dat zij verlenging van de proeftijd heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat vanwege het standpunt van de verdediging tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten en het accessoire karakter van de vordering tenuitvoerlegging, de rechtbank niet aan een beoordeling van deze vorderingen toekomt. Subsidiair heeft hij in beide gevallen verzocht om verlenging van de proeftijd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen moeten worden toegewezen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 37b en 57 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet–ontvankelijk met betrekking tot het onder parketnummer 08/710454-12 sub 3 tenlastegelegde feit;
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/710454-12 sub 1 en het onder parketnummer 08-143324-12 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen het aan verdachte onder 08/710454-12 sub 2 tenlastegelegde;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 08/710454-12 sub 1 en onder parketnummer 08-143324-12 tenlastegelegde meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/710454-12:
feit 1:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Parketnummer 08-143324-12:
het misdrijf: diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/710454-12 sub 1 en onder parketnummer 08-143324-12 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 08/710454-12 sub 1 bewezenverklaarde feit ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de terbeschikkingstelling gemaximeerd wordt tot een periode van vier jaar;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 0/8721245-11:
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 19 april 2012, te weten van twee weken gevangenisstraf;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 0/710283-12:
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 2 juli 2012, te weten van 42 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.