Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Parketnummers: 08/700338-12 en 08/721223-12
Datum vonnis: 15 februari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 september 2012, 4 december 2012 en 1 februari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. L. Grooters en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ter zake parketnummer 08/700338-12:
feit 1: op 29 april 2012 te Goor een tankstation heeft overvallen door met een vuurwapen te dreigen en vervolgens geld mee te nemen, en
feit 2: op 10 april 2012 te Goor geprobeerd heeft om een tankstation te overvallen door met een vuurwapen te dreigen;
ter zake parketnummer 08/721223-12:
op 15 december 2012 te Goor drogisterij het Kruidvat heeft overvallen door met een vuurwapen te dreigen en vervolgens geld mee te nemen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
(parketnummer 08/700338-12:)
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Goor, in de gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van het Avia tankstation aan
de Iependijk, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van
(ongeveer) euro 600,--, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan Avia Roetgerink, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden) en/of (daarbij/vervolgens) tegen die
[slachtoffer 1] heeft gezegd/geroepen: "Geld" en/of "Al het geld";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Goor, gemeente Hof van Twente,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld een medewerker van het Avia tankstation aan de Iependijk, genaamd
[slachtoffer 2], te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Avia Roetgerink, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte een vuurwaren, althans een op een
(vuur)wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden) en/of
(daarbij/vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd/geroepen "ik wil geld"en/of
"geef mij geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 08/721223-12:)
hij op of omstreeks 15 december 2010 te Goor, in de gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van een drogisterij (het
Kruidvat), genaamd [slachtoffer 3], heeft gedwongen tot de afgifte van
(ongeveer) 460,00 euro in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan die drogisterij (het Kruidvat), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die
[slachtoffer 3] heeft gericht (gehouden) en/of (daarbij/vervolgens) (meermalen) tegen
die [slachtoffer 3] heeft gezegd/geroepen: “Geld, Geld”;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 08/700338-12 onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, dat hij zich laat opnemen in een kliniek voor verslavingszorg te Arnhem, dat hij zich houdt aan een meldingsgebod en dat hij zich voor huisvesting laat inschrijven bij het RIBW. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partijen [betrokkene 2] en [slachtoffer 3] niet ontvankelijk te verklaren aangezien laatstgenoemde vorderingen betrekking hebben op parketnummer 08/721223-12, voor welk feit volgens de officier onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal aanwezig is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Parketnummer 08/700338-12:
onder 1:
verdachte heeft op 29 april 2012 in Goor in de gemeente Hof van Twente het Avia tankstation aan de Iependijk overvallen door daar een medewerker onder bedreiging van een vuurwapen te dwingen aan hem geld af te geven.
Onder 2:
Op 10 april 2012 was verdachte met een vuurwapen in het Avia tankstation aan de Iependijk te Goor, waar toen de medewerker [slachtoffer 2] aanwezig was.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot parketnummer 08/700338-12 de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard.
Ter zake van feit 1 heeft de officier van justitie gewezen op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Met betrekking tot feit 2 komt het betoog van de officier van justitie in de kern op het volgende neer: verdachte stapte met een bivakmuts op het Avia tankstation binnen, richtte volgens de getuige [slachtoffer 2] een wapen op hem en zei: “Ik wil geld” of: “Geef mij geld”. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] tegen verdachte gezegd dat hij geen geld kreeg. De heer [slachtoffer 2] heeft aan zijn collega’s, waaronder aangever [slachtoffer 1], over zijn confrontatie met verdachte verteld. Volgens de officier van justitie is er geen sprake geweest van vrijwillige terugtred, maar was het aan het kordate optreden van [slachtoffer 2] te danken dat verdachte heeft afgezien van zijn voornemen om het tankstation te overvallen. Daarmee staat vast dat er sprake was van een poging tot afpersing.
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 08/721223-12 tenlastegelegde.
De verdediging heeft zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat verdachte, gelet op zijn bekentenis, zich op 29 april 2012 schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte op 10 april 2012 geprobeerd heeft om een gewapende overval te plegen: hij heeft immers geen wapen getoond en hij heeft zijn bivakmuts bij binnenkomst afgedaan. Dat blijkt, aldus de raadsman, uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] die getuige [slachtoffer 2] had horen zeggen dat verdachte geen wapen bij zich had. Het leidt volgens de raadsman tot de conclusie dat verdachte zelf tijdig tot het besef is gekomen dat hij geen overval ging plegen, nadat hij de medewerker van het tankstation, de heer [slachtoffer 2], had herkend als de persoon bij wie hij regelmatig rookwaren kocht. Er was daarom volgens de raadsman sprake van vrijwillige terugtred. Het leidt de raadsman tot de conclusie dat het onder 2 tenlastegelegde feit niet strafbaar is en dat verdachte ter zake van dat feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Net als de officier van justitie is ook de raadsman van oordeel dat verdachte ter zake van het onder 08/721223-12 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Niemand heeft gezien dat de overvaller een muts heeft afgegooid, in de muts is een DNA-mengprofiel aangetroffen en ook overigens zijn er geen bewijzen die in de richting van verdachte wijzen.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gewapende overval, zoals ten lastegelegd onder parketnummer 08/700338-12 sub 1, wat blijkt uit de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte .
Met betrekking tot het feit sub 2 heeft getuige [slachtoffer 2] verklaard dat hij opkeek toen de zoemer in de shop van het tankstation over ging, wat erop duidde dat een klant was binnengekomen. Daarop zag hij een man met een bivakmuts op en een wapen in zijn rechterhand. Deze riep volgens de getuige: “Ik wil geld, geef mij geld”. De heer [slachtoffer 2] was kennelijk niet onder de indruk en gaf verdachte te kennen dat hij weg moest gaan en dat het hem niets deed . De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaring, te meer nu de getuige een beschrijving van het wapen heeft gegeven – klein, zwart en voorzien van witte letters – die overeenkomt met het later onder verdachte in beslag genomen wapen . Voorts heeft de aangever van het onder 1 tenlastegelegde feit, de heer [slachtoffer 1], verklaard dat getuige [slachtoffer 2] hem had verteld dat hij tegen de man, die een bivakmuts zou hebben gedragen, heeft geroepen: “Wat geld, ga weg” . De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand en een bivakmuts over zijn hoofd geld heeft opgeëist: gelet op deze uiterlijke verschijningsvorm concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van een begin van uitvoering. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een strafbare poging. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vervolgens ligt de vraag voor of aan verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt, zoals door de raadsman bepleit, waardoor het bewezenverklaarde niet strafbaar zou zijn. Of gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad behoeven van buiten komende factoren, die er mede toe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, aan vrijwillige terugtred niet in de weg te staan (vgl. HR 22 december 2009, NJ 2010/28 en HR 19 december 2006, NJ 2007/29). Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de thans ter beoordeling voorliggende zaak geen sprake. De door verdachte voorgenomen overval is slechts niet voltooid ten gevolge van de, niet van de wil van de verdachte afhankelijke, omstandigheid dat de medewerker van het tankstation zich niet al te zeer onder de indruk toonde van de wijze waarop de verdachte aan de overval een begin van uitvoering verleende en dan ook resoluut kenbaar maakte geen geld aan verdachte te willen geven. Daardoor kon de overval op de door verdachte voorgenomen wijze, te weten doordat de medewerker onder bedreiging met het wapen geld of goederen zou afgeven, niet worden voltooid.
Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte dan ook geen beroep op vrijwillige terugtred toe en wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Wat het onder parketnummer 08/721223-12 tenlastegelegde betreft is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op basis van het beschikbare bewijsmateriaal niet buiten redelijke twijfel bewezen kan worden dat verdachte het Kruidvat heeft overvallen. Weliswaar is in een ter plaatse inbeslaggenomen muts sporenmateriaal aangetroffen dat na DNA-vergelijkend onderzoek met celmateriaal van verdachte een match oplevert, maar zonder nader ondersteunend bewijsmateriaal, dat ontbreekt, kan - ook gelet op de relatieve uniciteit van de gevonden match en de stellige ontkenning van verdachte - niet wettig en overtuigend bewezenverklaard worden dat verdachte de hem tenlastegelegde overval heeft begaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte ten aanzien van het hem onder parketnummer 08/721223-12 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/700338-12 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 april 2012 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerker van het Avia tankstation aan de Iependijk, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geld" en "Al het geld";
hij op 10 april 2012 te Goor, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld een medewerker van het Avia tankstation aan de Iependijk, genaamd [slachtoffer 2], te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] heeft gericht en daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "ik wil geld"en/of "geef mij geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 en 2 meer of anders is ten lastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/700338-12:
feit 1:
het misdrijf: afpersing.
Feit 2:
het misdrijf: poging tot afpersing.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, zodat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
8.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden onder meer opname in een intramurale kliniek, en met aftrek van de preventieve hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij onder meer overwogen dat het ernstige feiten betreft, waarbij zij de LOVS-richtlijnen heeft betrokken en tevens rekening heeft gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu alleen het onder parketnummer 09/700338-12 sub 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en er rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het feit dat verdachte geen recidivist is, dat hij bij de overval geen geweld heeft gebruikt en er sprake was van een amateuristische aanpak, – naast een voorwaardelijke straf en als bijzondere voorwaarden opname in een kliniek, kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overweging de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor het delict overval op een benzinestation een gevangenisstraf van twee jaar. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er sprake was van een voltooid delict en van een poging daartoe. Voorts heeft verdachte zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en heeft hij geen oog had voor de (psychische) schade die hij met zijn handelen kan aanrichten. Daarbij komt dat feiten zoals bewezenverklaard in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust teweegbrengen.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2013 van verdachte blijkt dat hij in 2008 is veroordeeld voor een diefstal, maar dat hij zich overigens niet schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Dit weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee bij het bepalen van de strafmaat.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat de bewezenverklaarde feiten verdachte, zoals uit de hierna te noemen rapportage van de psycholoog mr. drs. Sterk naar voren komt, slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. In het door genoemde deskundige opgestelde rapport over verdachte staat onder meer het volgende:
“(…) Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een paniekstoornis met agorafobie, van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en van misbruik van alcohol en speed (mogelijk een afhankelijkheid). Voorts is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau en in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en antisociale trekken.
(…) Betrokkene heeft weliswaar bewust een overval beraamd en gepleegd voor geldelijk gewin, maar deze wilsbeslissing lijkt erg beïnvloed door zijn psychische problematiek. Zo brengt zijn beperkte emotionele draagkracht met zich mee dat hij zich snel ontredderd kan voelen en om dit gevoel van kleinheid en onmachtigheid, zijn subjectief ervaren slachtofferschap, teniet te doen, blaast hij zich op en wil hij terugpakken waar hij gevoelsmatig vindt dat hij recht op heeft. Betrokkene voelt zich immers ook slachtoffer van de maatschappij in algemene zin, zo geeft hij aan. Zijn lacunaire gewetensfunctie brengt met zich mee dat criminele gedachten niet gestuit worden door empathische gevoelens ten aanzien van het slachtoffer en zijn middelengebruik dempt zijn angst en zorgt voor een ontremming van zijn gedrag. Zijn beperkte intellectuele capaciteiten brengen op dat moment met zich mee dat hij niet goed de consequenties van zijn gedrag kan overzien.
Betrokkene moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig bovengenoemd inzicht geheel in vrijheid te kunnen bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde – indien bewezen – verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De officier van justitie en de verdediging hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de conclusie van de psycholoog.
De rechtbank acht het advies van de psycholoog goed onderbouwd en ook zij concludeert daarom tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van het hiervoor bewezenverklaarde.
Uit het op 7 september 2012 over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies blijkt onder meer dat, uit het contact dat de reclassering op 5 september 2012 met de NIFP-rapporteur had, naar voren komt dat opname in een zogenoemde dubbeldiagnose-kliniek is geïndiceerd. Betrokkene is, aldus het reclasseringsadvies, gebaat bij veel structuur. Daarnaast spelen persoonlijkheidsproblemen, innerlijke onrust en verslaving een grote rol in zijn leven, en hebben ook bijgedragen aan het plegen van het delict. Voor de benodigde behandelvorm zal de reclassering zich conformeren aan het behandeladvies dat het NIFP, en uiteindelijk het IFZ, indiceert. Uit genoemd psychologisch rapport blijkt dat verdachte niet zelfstandig in staat wordt geacht om verandering te brengen in de geconstateerde psychische problematiek, zodat de kans op herhaling, zonder klinische behandeling, als verhoogd wordt geschat. Centraal in deze verhoogde kans op herhaling, aldus het rapport, staat zijn persoonlijkheidsproblematiek en zijn middelengebruik.
De rechtbank realiseert zich dat het vanuit behandeloogpunt de voorkeur zou verdienen wanneer verdachte vrijwel direct met de behandeling van zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek zou kunnen beginnen. Tegen die achtergrond begrijpt de rechtbank het pleidooi van de verdediging voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat in dat geval de duur van de vrijheidsstraf onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de gepleegde feiten, mede gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen aan straf wordt opgelegd. Anderzijds ziet ook de rechtbank het belang in van een spoedig begin van de behandeling, mede omdat verdachte daarvoor op dit moment sterk gemotiveerd is. Alles tegen elkaar afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, als strafmaat passend. Dat betekent dat verdachte nog enige maanden in detentie zal moeten boeten voor de door hem gepleegde strafbare feiten, maar ook dat hij het vooruitzicht heeft in de loop van dit jaar met zijn behandeling te kunnen beginnen. Het voorwaardelijk strafdeel kan daarbij als externe motivator dienen om de behandeling met succes af te sluiten. De rechtbank acht bij het op te leggen voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies noodzakelijk en zinvol. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard om aan die voorwaarden te voldoen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[betrokkene 1], beheerder/eigenaar van het Avia Tankstation in Goor, wonende te [adres, woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 840,-- (zegge achthonderd en veertig euro). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- kasgeld € 715,--,
- extra personeelskosten totaal 2 uur € 50,--, en
- spoed reiskosten € 75,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering moet worden toegewezen aangezien het aannemelijk is dat het slachtoffer deze schade heeft geleden.
De raadsman refereert zich met betrekking tot deze vordering aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder parketnummer 08/700338-12 onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn enerzijds niet betwist en anderzijds voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 840,--. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [betrokkene 2] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte van het onder parketnummer 08/721223-12 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot de vordering van [betrokkene 1] voornoemd de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte tegenover het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder parketnummer 08/700338-12 onder 1 is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/721223-12 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: afpersing;
feit 2
het misdrijf: poging tot afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de veroordeelde wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoek/urineonderzoek of een ander controlemiddel;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich op basis van het door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in de dubbeldiagnose-kliniek Kliniek Verslavingszorg aan de Groningensingel te Arnhem of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling noodzakelijk wordt geacht;
- bepaalt dat deze intramurale setting maximaal 12 maanden duurt, dan wel zoveel korter als door de (geneesheer-)directeur noodzakelijk wordt geacht;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [betrokkene 1] voornoemd van een bedrag van € 840,--;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder parketnummer 08/700338-12 sub 1 bewezenverklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 840,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 16 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [betrokkene 2] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.