ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1193

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C/08/134770 / KG ZA 13-18
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van opgelegde dwangsommen in kort geding met betrekking tot water- en stroomvoorziening

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Oost-Nederland, hebben eisers, aangeduid als [eiser sub 1 c.s.], een kort geding aangespannen tegen de curator, mr. Arjen Camiel Huisman Q.Q., in het faillissement van [X]. De eisers vorderden de opheffing van de aan hen opgelegde dwangsommen en het gebod om de water- en stroomvoorziening naar hun stal te herstellen en intact te laten, zoals bepaald in een eerder vonnis van 20 december 2012. De curator had hen veroordeeld om de water- en stroomvoorziening te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 25.000 per dag, met een maximum van € 300.000. Eisers stelden dat zij aan deze veroordeling hadden voldaan, maar dat de curator zijn verplichtingen niet was nagekomen door geen definitieve water- en stroomvoorziening aan te leggen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eisers een spoedeisend belang hadden bij hun vorderingen. De curator had in de zitting verklaard dat de noodvoorziening adequaat functioneerde, maar dat de definitieve aansluiting afhankelijk was van derden en mogelijk vertraging zou oplopen. De rechter oordeelde dat de omstandigheden niet zodanig waren dat eisers niet meer aan de hoofdveroordeling konden voldoen. De bevroren leidingen vormden geen absolute onmogelijkheid om te voldoen aan de veroordeling. De voorzieningenrechter heeft daarom de vorderingen van eisers afgewezen en de dwangsom gehandhaafd, met de overweging dat de curator zijn belangen zwaarder woog dan die van eisers.

De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 8 februari 2013 door mr. A.E. Zweers in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/134770 / KG ZA 13-18
Vonnis in kort geding van 8 februari 2013
in de zaak van
1. [Eiser sub 1],
wonende te [plaats],
2. [Eiseres sub 2],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. H.J.D. de Boer te Maastricht,
tegen
MR. ARJEN CAMIEL HUISMAN Q.Q.,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[X],
kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. Bleker te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘[eiser sub 1 c.s.]’ en ‘de curator’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1 c.s.]
- de pleitnota van de curator.
1.2. Ten slotte hebben [eiser sub 1 c.s.] vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van
20 december 2012 (verder ook te noemen: het vonnis) zijn [eiser sub 1 c.s.] veroordeeld om onmiddellijk de water- en stroomvoorziening naar de stal aan de [adres] te [plaats] te herstellen en intact te laten totdat de definitieve voorziening van stroom en water is gerealiseerd, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan tot een maximum van € 300.000,-, met machtiging aan de curator om dit zo nodig zelf te (laten) doen op kosten van [eiser sub 1 c.s.]
2.2. In de laatste week van december 2012 is in opdracht van de curator een tijdelijke watervoorziening aangelegd.
2.3. Op 21 januari 2013 heeft deurwaarder Vanhommerig in opdracht van de curator een proces-verbaal van constatering opgemaakt.
2.4. Bij e-mailbericht van 21 januari 2013 bericht de curator aan de raadsman van [eiser sub 1 c.s.] onder meer: “(…) Overigens heb ik vandaag door de deurwaarder - in het licht van het vonnis van 20 december 2012 - een proces-verbaal van constatering laten opmaken. Bij separaat schrijven zal aanspraak worden gemaakt op de verbeurde dwangsommen tot het maximum van € 300.000. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde dwangsommen zullen incasso maatregelen moeten volgen. Ik verzoek uw cliënten hiervan goede nota te nemen.”.
2.5. Bij e-mailbericht van 23 januari 2012 bericht de curator de raadsman van [eiser sub 1 c.s.] onder meer: “(…), er zijn geen maatregelen getroffen om verbeurde dwangsommen te incasseren. Hoewel aangekondigd hebben uw cliënten niet eens een separaat schrijven ontvangen waarin aanspraak zou worden gemaakt op verbeurde dwangsommen. Ik begrijp dat uw cliënten bang zijn dat er dwangsommen geïncasseerd gaan worden, maar zolang zij aan het vonnis van 20 december 2012 voldoen, bestaat daarvoor geen aanleiding.”.
2.6. [Eiser sub 1 c.s.] hebben, na daartoe op 23 januari 2013 verkregen toestemming van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, de curator gedagvaard op 24 januari 2013, hetgeen heeft geleid tot onderhavig kort geding op 25 januari 2013.
3. Het geschil
3.1. [Eiser sub 1 c.s.] vorderen samengevat - opheffing van de aan hen bij vonnis van 20 december 2012 opgelegde dwangsommen en van het aan hen bij dat vonnis opgelegde gebod om de water- en stroomvoorziening te herstellen en intact te laten. Daarnaast vorderen zij een gebod aan de curator om onmiddellijk zelf voor een nieuwe definitieve water- en stroomvoorziening zorg te dragen, op verbeurte van een dwangsom.
3.2. [Eiser sub 1 c.s.] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de curator jegens hen aanspraak heeft gemaakt op verbeurde dwangsommen tot het maximum van
€ 300.000,-. Zij hebben echter onmiddellijk aan de veroordeling in het vonnis voldaan en de water- en stroomvoorziening hersteld en intact gelaten. Ondanks de toezegging van de curator heeft hij tot op heden nagelaten een definitieve water- en stroomvoorziening aan te leggen. Omdat de leidingen tussen stal en boerderij bevroren zijn en opnieuw kunnen bevriezen is het voor [eiser sub 1 c.s.] onmogelijk om water en stroom te blijven leveren op de momenten dat de curator het uitkomt. Bovendien functioneert er op dit moment een adequate noodvoorziening. Vanwege de aanzegging van de curator en ter voorkoming van de mogelijkheid om dwangsommen te verbeuren, hebben zij recht en belang bij de door hen ingediende onderhavige vorderingen, aldus [eiser sub 1 c.s.]
3.3. De curator voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [Eiser sub 1 c.s.] hebben, gelet op de aard van de vorderingen, een spoedeisend belang bij hun vorderingen en zijn daarin dus ontvankelijk.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bij het vonnis van 20 december 2012 getroffen voorziening een eindige betreft, in die zin dat deze, zoals is bepaald in dat vonnis, eindigt op het moment dat de curator een definitieve voorziening van stroom en water heeft gerealiseerd. Daarbij heeft de voorzieningenrechter van belang geacht dat de curator heeft gesteld dat eind januari 2013 een definitieve voorziening kan worden aangelegd en dat onvoldoende duidelijk is geworden dat, zoals [eiser sub 1 c.s.] hadden gesteld, de door de curator gevraagde voorziening (herstel en intact laten van de oude situatie) leidt tot een gebrekkige of gevaarlijke situatie.
4.3. Ter zitting van 25 januari 2013 is naar voren gebracht dat de huidige feitelijke situatie is, dat vanuit de boerderij van [eiser sub 1 c.s.] stroom wordt geleverd aan de stal. Voor het water is - in opdracht van de curator - vanwege de ingetreden vorst een tijdelijke voorziening aangelegd. Uit een watertank wordt via een pompsysteem water in het waterleidingnetwerk van de stal gepompt.
4.4. Volgens de curator functioneert deze noodvoorziening adequaat, maar is het niet de beste oplossing. Zodra de dooi intreedt, kan de watervoorziening, evenals de stroomvoorziening, van [eiser sub 1 c.s.] weer functioneren totdat de definitieve aansluiting is gerealiseerd. De curator had gehoopt dat eind januari 2013 een definitieve voorziening zou zijn gerealiseerd, maar omdat hij afhankelijk is van derden (Vitens en BAM) staat de definitieve aansluiting eerst gepland in week 6 (4 tot en met 8 februari 2013). Deze planning kan vanwege de vorstperiode en de daarmee samenhangende bouwstop uitlopen naar
week 8.
Volgens [eiser sub 1 c.s.] werkt de getroffen noodvoorziening prima en kan deze worden voortgezet en gehandhaafd. Instandhouding van de water- en stroomvoorziening van [eiser sub 1 c.s.] naar de stal, dat tot gevaarlijke situatie leidt, is dan ook niet meer noodzakelijk, zodat het gebod dat aan haar bij het vonnis is opgelegd en waardoor hun eigendomsrechten worden beperkt, moet worden opgeheven.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De gevorderde opheffing van het aan [eiser sub 1 c.s.] opgelegde gebod om de water- en stroomvoorziening te herstellen en intact te laten, zal worden afgewezen. Zoals reeds in het vonnis van 20 december 2012 is overwogen, weegt, bij afweging van de wederzijdse belangen, het belang van de curator bij herstel en intact laten van de oude situatie totdat de definitieve aansluiting is gerealiseerd, zwaarder dan het belang van [eiser sub 1 c.s.] bij het afzien daarvan. De na de hoofdveroordeling, door [eiser sub 1 c.s.] gestelde, opgetreden omstandigheden maken dat niet anders en vormen voor de voorzieningenrechter geen aanleiding om het gebod op te heffen. Niet aannemelijk is geworden dat handhaving van het gebod zal leiden tot een gevaarlijke situatie. De door de curator getroffen voorziening die een tijdelijke noodvoorziening betreft en die in de visie van [eiser sub 1 c.s.] prima functioneert, vormt evenmin aanleiding om het gebod op te heffen. Het belang van de curator bij continuering van dat gebod is dan ook (nog steeds) aanwezig. Van [eiser sub 1 c.s.] kan worden gevergd dat zij het aan hen opgelegde gebod naleven.
4.6. In de onderhavige omstandigheden dient het aan [eiser sub 1 c.s.] opgelegde gebod tot herstel en intact laten van de oude water- en stroomvoorziening, zoals bepaald bij het vonnis van 20 december 2012, dan ook te worden gehandhaafd. Gelet op hetgeen de curator ter zitting heeft verklaard, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat uiterlijk
25 februari 2013 de definitieve water- en stroomvoorziening is gerealiseerd.
4.7. Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat [eiser sub 1 c.s.] geen belang hebben bij het opleggen van een gebod aan de curator om onmiddellijk zelf voor een nieuwe, nog niet bestaande, definitieve water- en stroomvoorziening zorg te dragen. Deze vordering zal eveneens worden afgewezen.
4.8. Resteert de vordering van [eiser sub 1 c.s.] tot opheffing van de opgelegde dwangsommen. Ingevolge artikel 611d lid 1 Rv kan de rechter die de dwangsom heeft opgelegd op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Bij de toepassing van deze bepaling past een restrictieve uitleg. Indien en voor zover de stellingen van [eiser sub 1 c.s.] al kunnen en moeten worden begrepen in die zin dat er aan hun zijde sprake is van een onmogelijkheid als bedoeld in artikel 611d lid 1 Rv, dan passeert de voorzieningenrechter die stellingen. [Eiser sub 1 c.s.] hebben met de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden, die zich hebben voorgedaan na de hoofdveroordeling, niet aannemelijk gemaakt dat het voor hen onmogelijk is om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Dat de leidingen bevroren zijn en opnieuw kunnen bevriezen, brengt niet een dergelijke absolute onmogelijkheid met zich mee.
De dwangsom zal worden gehandhaafd. Daarbij geldt dat [eiser sub 1 c.s.] vanzelfsprekend niet tot het onmogelijke zijn gehouden. De veroordeling zoals gedaan bij vonnis van
20 december 2012 strekt niet verder dan tot het treffen van een tijdelijke maatregel in afwachting van een spoedig te verwachten definitieve oplossing.
4.9. Tussen partijen staat overigens niet (langer) ter discussie of de curator aanspraak maakt op (het incasseren van) verbeurde dwangsommen. Ter zitting heeft de curator uitdrukkelijk verklaard dat er tot op die dag geen dwangsommen waren verbeurd door [eiser sub 1 c.s.] De inhoud van de e-mailberichten van de curator, zoals hiervoor weergegeven onder 2.4. en 2.5., mag ongelukkig worden genoemd en heeft, naar de voorzieningenrechter begrijpt, bij [eiser sub 1 c.s.] de vrees gewekt en kunnen wekken dat de curator (verbeurde) dwangsommen zou gaan incasseren tot het maximum. De curator had die vrees eenvoudig kunnen wegnemen door tijdig duidelijker te communiceren. Door dat niet te doen heeft de curator dit kort geding (gedeeltelijk) over zichzelf afgeroepen.
De voorzieningenrechter ziet in die omstandigheid aanleiding om de kosten te compenseren in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
4.10. De vorderingen dienen alle te worden afgewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.?