ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1136

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12 / 916 AW
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging functiebeschrijving medewerker bijzondere wetten in het kader van functieonderhoud politie

In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen de wijziging van zijn functiebeschrijving als medewerker bijzondere wetten, die is vastgesteld door de Korpschef van de Nationale Politie. Eiser had op 11 mei 2011 een verzoek om functieonderhoud ingediend in het kader van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp), naar aanleiding van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFPN). De Korpschef heeft op 10 november 2011 het verzoek ingewilligd, maar de functiebeschrijving is later gewijzigd in 'Medewerker korpscheftaken'. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging en stelt dat de beschrijving van zijn functie niet correct is, omdat hij geen negatieve besluiten voorbereidt en ook niet voldoende wordt erkend voor zijn begeleiding van collega's en studenten.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2013, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. T.A. van Helvoort. De Korpschef werd vertegenwoordigd door mr. E.I. Bruinsma-van Straten en mr. C.W. Meier. Na het onderzoek ter zitting zijn de beroepen gesplitst en is er afzonderlijk uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de functiebeschrijving van eiser correct is en dat de werkzaamheden die hij uitvoert onder de beschreven taken vallen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Almelo
Registratienummer: 12 / 916 AW
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort, werkzaam bij de Nederlandse Politiebond te Woerden,
en
de Korpschef van de Nationale Politie als rechtsopvolger van de Korpsbeheerder van de Regiopolitie Twente,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 30 juli 2012.
2. Procesverloop
Op 11 mei 2011 heeft eiser in het kader van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) bij verweerder een verzoek om functieonderhoud ingediend. Dit verzoek houdt verband met de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).
Bij besluit van 10 november 2011 heeft verweerder het verzoek om functieonderhoud ingewilligd en de beschrijving van de functie “Medewerker bijzondere wetten (aangepast 10-08-2011)” gewijzigd vastgesteld. Tevens is daarbij het voornemen gehandhaafd om eiser conform de Trfp per 31 december 2009 op die gewijzigde functie te plaatsen.
Bij brief van 21 december 2011, nader aangevuld bij brief van 18 januari 2012, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 november 2011.
Bij besluit van 25 januari 2012 heeft verweerder eisers uitgangspositie op 31 december 2009, over de periode van 1 januari 2010 tot 31 maart 2011 en op 31 maart 2011 vastgesteld op de functie “Medewerker bijzondere wetten (gewijzigde versie)”.
Bij besluit van 21 februari 2012 is daar voor de peildatum 31 december 2011 het taakaccent “Wet Wapens en Munitie” aan toegevoegd.
Bij besluit van 30 juli 2012 heeft verweerder de bezwaren van eiser deels gegrond verklaard, de benaming van de functiebeschrijving gewijzigd in “Medewerker korpscheftaken” en de functiebeschrijving op onderdelen aangepast.
Blijkens het beroepschrift van 14 september 2012 kan eiser zich niet met dit besluit verenigen.
Verweerder heeft de rechtbank bij brieven van 5 en 27 november 2012 achtereenvolgens de aan het besluit ten grondslag liggende stukken en een verweerschrift toegezonden.
Het beroep is tezamen met een tweetal samenhangende zaken, geregistreerd onder de nummers 12 / 917 AW en 12 / 918 AW, behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 10 januari 2013, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. T.A. van Helvoort, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.I. Bruinsma-van Straten en mr. C.W. Meier, beiden medewerkers van de nationale politie regionale eenheid Oost-Nederland, district Twente Midden.
Na het onderzoek ter zitting zijn de beroepen weer gesplitst. In elk beroep zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.
3. Overwegingen
In het Arbeidsvoorwaardenakkoord politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Nederlandse politie zal worden ingevoerd: het LFNP. Daarbij is sprake van een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. In de oude situatie waren er ruim 7000 functies binnen de Nederlandse politie die gewaardeerd waren op basis van een verouderde waarderingssystematiek met verouderde parameters. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven.
Eiser was werkzaam in de functie “Medewerker bijzondere wetten”. Naar aanleiding van eisers verzoek om functieonderhoud heeft verweerder de functiebeschrijving gewijzigd vastgesteld en na een door eiser tegen dat besluit gemaakt bezwaar, heeft verweerder de benaming van de functie gewijzigd in “Medewerker korpscheftaken” en de functiebeschrijving nogmaals op onderdelen aangepast.
Eiser kan zich ook niet vinden in deze gewijzigde functiebeschrijving.
Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidde ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
De bedoelde ministeriële regeling is de reeds genoemde Trfp van 20 februari 2012, Stc. 2012 nr. 3097. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Trfp, voor zover te dezen van belang, werkt deze regeling terug tot en met 31 december 2009.
Eiser stelt dat de functiebeschrijving met betrekking tot het aspect van de negatieve besluitvorming dient te worden gewijzigd, omdat hij geen negatieve besluiten voor de Senior medewerker korpscheftaken voorbereidt, maar net als deze functionaris de adviezen tot en met de zienswijze voorbereidt.
Voorts stelt eiser dat onvoldoende naar voren komt dat hij de werkzaamheden met betrekking tot positieve besluiten en advisering zelfstandig uitvoert.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij ook collega’s en studenten begeleidt. Met name het begeleiden van studenten is niet van zodanig ondergeschikte aard, dat dit aspect niet in de functiebeschrijving opgenomen behoeft te worden.
Verweerder is –kort samengevat- van mening dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard, omdat alle werkzaamheden die eiser uitvoert onder de voor zijn functie beschreven (hoofd)taken vallen.
Voorts is de beschrijving ten aanzien van de negatieve besluitvorming reeds aangepast, is het zelfstandig opstellen van adviezen reeds opgenomen onder hoofdtaak 1 (behandelen aanvraag vergunning/ontheffing korpscheftaken) ad 1, onder punt zeven, en ontkent verweerder dat eiser nieuwe collega’s begeleidt of coachende taken heeft op dat terrein.
Tot slot merkt verweerder op dat het begeleiden van studenten slechts incidenteel voorkomt en dat dit onder de beschrijving van de “overige werkzaamheden”, ad 3, vijfde punt, is te brengen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Vooropgesteld wordt dat bij het bestreden besluit het verzoek om functieonderhoud is ingewilligd. Ter beoordeling staat derhalve alleen of de beschrijving van de functie “Medewerker korpscheftaken” juist is.
Met betrekking tot de voorbereidende werkzaamheden van eiser in geval van negatieve besluitvorming wordt opgemerkt dat eiser in zijn functie inderdaad geen negatieve besluiten voor de Senior medewerker bijzondere wetten voorbereidt, maar voor de afdelingschef. Deze onjuistheid in de functiebeschrijving is evenwel reeds door verweerder hersteld in de beschrijving van de functie Medewerker korpscheftaken van 30 juli 2012. In die beschrijving is onder ad 1, vijfde punt, aangegeven dat de desbetreffende functionaris bij negatieve beslissing de weigering voorbereidt voor het bevoegd gezag volgens het geldend Mandaatbesluit met betrekking tot korpscheftaken. Dit bezwaar kan derhalve geen doel treffen.
Voorts onderschrijft de rechtbank het standpunt van verweerder dat de omstandigheid dat eiser met betrekking tot het nemen van positieve besluiten en advisering zijn werkzaamheden zelfstandig uitvoert reeds besloten ligt in hetgeen beschreven is onder ad 1, zevende punt, van de beschrijving van de functie Medewerker korpscheftaken. In elk geval blijkt uit dit onderdeel van de functiebeschrijving niet dat eiser deze werkzaamheden niet zelfstandig kan of mag uitoefenen. Dit onderdeel van het beroep faalt derhalve.
Ten aanzien van het laatste bezwaar heeft verweerder ontkend dat eiser nieuwe collega’s begeleidt. Het begeleiden en ondersteunen van de medewerkers bijzondere wetten en het inwerken van minder ervaren collega’s geschiedt door de Senior medewerker bijzondere wetten, aldus verweerder. Gelet op de beschrijving van laatstgenoemde functie komt die uitleg de rechtbank niet onjuist voor. Niet wordt weersproken dat eiser conform het bepaalde onder ad 3, eerste en tweede punt, van zijn functiebeschrijving wel optreedt als vraagbaak voor de administratief medewerkers bijzondere wetten en als vraagbaak op het gebied van korpscheftaken voor medewerkers van andere afdelingen en externe instanties. Ter zitting zijn hiervan ook voorbeelden genoemd. Dit betreft echter niet het begeleiden en coachen waar eiser op doelt.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting behoort tot de taken van eiser ook het instrueren van studenten in het kader van de zogenaamde “proeve van bekwaamheid Controle Wapenkluizen”. De frequentie waarmee deze werkzaamheden worden uitgeoefend is zodanig dat niet staande kan worden gehouden dat deze werkzaamheden slechts incidenteel voorkomen. Gelet op de aard van de werkzaamheden is de rechtbank in navolging van verweerder evenwel van oordeel, dat de werkzaamheden met betrekking tot de controle van wapenkluizen geschaard kunnen worden onder het bepaalde ad 3, vijfde punt, van de beschrijving van de functie Medewerker korpscheftaken.
Uit het voorgaande volgt, dat dit bezwaar evenmin tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Aangezien ook hetgeen voor het overige ter zitting namens eiser is aangevoerd geen doel kan treffen, is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Oost-Nederland,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gedaan door mr. J.H. Keuzenkamp, voorzitter, mr. L.M. Tobé en mr. A. Flos, rechters, in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013
Afschrift verzonden op