Parketnummers : 05/700496-12, 05/041819-12, 05/041976-12 en 05/002617-12
Data zittingen : 4 mei 2012 (PR), 6 juli 2012, 28 september 2012, 23 november 2012 en
25 januari 2013
Datum uitspraak : 8 februari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI [adres]
raadsman : mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/700496-12 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2012 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portefeuille (inhoudende een hoeveelheid geld en/of een OV-kaart en/of een of meer bankpassen en/of een paspoort), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte die [slachtoffer1] (onverhoeds) met een
kandelaar/tafelpoot, althans met een zwaar en/of hard voorwerp op/tegen zijn (voor)hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) zittende op het lichaam van voormelde [slachtoffer1], die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt en/of (vervolgens) een of meer slaande bewegingen met voormeld voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft gemaakt en/of (daarbij) die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, hard op/tegen zijn arm en/of (elders) op/tegen diens lichaam heeft geraakt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 maart 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer1] (onverhoeds) met een kandelaar/tafelpoot, althans met een zwaar en/of hard voorwerp op/tegen zijn (voor)hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) zittende op het lichaam van voormelde [slachtoffer1], die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt en/of (vervolgens) een of meer slaande bewegingen met voormeld voorwerp in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] heeft gemaakt en/of (daarbij) die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, hard op/tegen zijn arm en/of (elders) op/tegen diens lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/041819-12 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur (van een appartementencomplex gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Volkshuisvesting (lokatie [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/041976-12 ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 19 januari 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), (met kracht) in/op/tegen diens gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/002617-12 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel (Bijenkorf aan de Ketelstraat 45 aldaar), een spijkerbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 12 december 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel (Bijenkorf aan de Ketelstraat 45 aldaar), een spijkerbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte bij het plegen van
welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te gaan staan en/of (vervolgens) de (wegnemings)handeling(en) van zijn mededader(s) af te schermen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 25 januari 2013 ter terechtzitting van de meervoudige kamer onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Namens verdachte is verschenen zijn raadsman, mr. H. de Boer, advocaat te Arnhem, die aldaar het woord ter verdediging heeft gevoerd. De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, heeft gerekwireerd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer1].
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/700496-12 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard zich niets van die bewuste avond te herinneren. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, nu onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor een bewezenverklaring van het onder dit parketnummer primair tenlastegelegde.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dat primaire feit vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
Aangever [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij op 21 maart 2012 samen met verdachte en met [getuige1] (ook genoemd [alias getuige1]) in diens woning aan de [adres] aanwezig was. Plotseling zag en voelde [slachtoffer1] dat hij met een zwaar voorwerp op zijn voorhoofd werd geslagen. Hij rook iets zuurs, azijnachtigs, dacht dat hij augurken rook en dacht dat hij met een glazen pot werd geslagen. Vervolgens werd [slachtoffer1] aangevallen door verdachte. [slachtoffer1] viel op de grond, waarna verdachte boven op hem is gaan zitten. [slachtoffer1] voelde dat verdachte hem meerdere keren met opzet en met kracht flinke vuistslagen gaf tegen zijn hoofd. Nadat het [slachtoffer1] gelukt was op te staan, zag hij dat verdachte met een tafelpoot in zijn handen stond. Verdachte sloeg [slachtoffer1] hiermee met opzet en met kracht. Deze klappen heeft [slachtoffer1] afgeweerd met zijn linkerarm.
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij op 21 maart 2012 met verdachte en [slachtoffer1] in zijn woning aan de [adres] aanwezig was. Toen getuige op enig moment beneden was, hoorde hij gerommel en geschreeuw. Getuige wist dat er iets aan de hand was, maar wilde zich er niet mee bemoeien. Toen getuige naar boven ging, zag hij dat (aangever) [slachtoffer1] op de grond lag en dat verdachte boven op hem zat. Tevens zag hij dat verdachte een houten kaarskandelaar in zijn hand vast hield.
Aangever [slachtoffer1] heeft zich na het incident gemeld bij een politiepost. Verbalisanten hebben aldaar waargenomen dat [slachtoffer1] geheel onder het bloed zat, hoofdwondjes en snijwondjes op zijn arm had. De verbalisanten zijn vervolgens naar de woning van getuige [getuige1] aan de [adres] gegaan. Zij zagen aldaar dat de deur van de woning geheel onder het bloed zat en dat de vloerbedekking, het spoelbakje en de bank vol zaten met bloedspatten. Op de grond lag een zilver/grijs kleurige tafelpoot met bloedspatten erop. Op de bank lagen veel glasscherven en het rook naar zuur (augurken).
Gelet op de aangifte door [slachtoffer1] en de bevestiging daarvan door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder parketnummer 05/700496-12 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 21 maart 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer1] (onverhoeds) met een hard voorwerp tegen zijn (voor)hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens), zittende op het lichaam van voormelde [slachtoffer1], die [slachtoffer1] meermalen, met tot vuist gebalde hand tegen het hoofd/gezicht heeft gestompt en (vervolgens) meer slaande bewegingen met een tafelpoot in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1] heeft gemaakt en (daarbij) die [slachtoffer1] meermalen, hard tegen zijn arm heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank overweegt hierbij dat de opsteller van de tenlastelegging kennelijk voor ogen heeft gehad de mishandelingen, waarover aangever heeft verklaard, in chronologische volgorde in de tenlastelegging te laten terugkeren. Gelet op die verklaringen van aangever moet de opsteller van de tenlastelegging met ‘voormeld voorwerp’, zoals in de oorspronkelijke tenlastelegging staat vermeld, dan ook hebben bedoeld: een kandelaar/tafelpoot. De rechtbank heeft deze bedoeling in de streepdagvaarding uitdrukkelijker naar voren laten komen. Nu deze wijziging slechts ziet op de chronologie van de door verdachte gepleegde handelingen is verdachte door deze aanpassing in de tenlastelegging niet in zijn belangen geschaad.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/041819-12 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever], pg. 5;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, pg. 7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/041819-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 22 februari 2012 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur (van een appartementencomplex gelegen aan de [adres]), geheel toebehorende aan Volkshuisvesting (lokatie [adres]), heeft vernield
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/041976-12 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], pg. 3 en 4;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige2], pg. 11;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige3], pg. 13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/041976-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Hij op 19 januari 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), (met kracht) in diens gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/002617-12 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat slechts het subsidiaire bewezen kan worden geacht.
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten ontkend. Ook medeverdachte [medeverdachte] ontkent betrokkenheid van verdachte. Dat verdachte niettemin een aandeel zou hebben gehad in de diefstal, zou slechts kunnen volgen uit het proces-verbaal van bevindingen waarin aan de hand van de camerabeelden van de diefstal het aandeel van betrokkene als volgt wordt omschreven: “ik, Tasdelen, zie dat [verdachte] eerst naar [medeverdachte] kijkt en vervolgens heel stiekem onder zijn pet door, om zich heen, dit met de bedoeling of er geen medewerker dan wel een winkelend passant de verrichte handelingen van [medeverdachte] kan zien”. De verbalisant geeft hiermee een dusdanig subjectieve uitleg aan het gedrag van verdachte dat de rechtbank deze enkele beschrijving van het onder de pet doorkijken onvoldoende acht voor de overtuiging om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Derhalve zal de rechtbank verdachte van deze feiten vrijspreken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/700496-12:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/041819-12:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Ten aanzien van parketnummer 05/041976-12:
Mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
Voor zover verdachte in de zaak onder parketnummer 05/041976-12 een beroep gedaan heeft op noodweer, slaagt dit niet. Uit het rechtbankdossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. Tevens dient aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Daarbij kunnen als bijzondere voorwaarden behandelverplichtingen worden opgelegd. De proeftijd zou drie jaren kunnen bedragen als extra stok achter de deur. De thans besproken feiten zijn geen dusdanig zware geweldsfeiten dat deze een zware maatregel als de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kunnen rechtvaardigen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 januari 2013;
• een pro justitia psychologisch rapport betreffende verdachte, gedateerd 6 augustus 2012 van drs. [psycholoog], psycholoog;
• een brief van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 12 november 2012;
• een pro justitia psychiatrisch rapport betreffende verdachte, gedateerd 19 juni 2008 van drs. [psychiater], psychiater;
• een pro justitia psychiatrisch rapport betreffende verdachte, gedateerd 11 september 2012 van dr. [psychiater], psychiater;
• een aanvullend pro justitia psychiatrisch rapport, gedateerd 19 november 2012 van dr. [[psychiater], psychiater, en
• reclasseringsadviezen gedateerd 29 maart 2012, 15 augustus 2012 en 6 november 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling waarbij hij het slachtoffer onverhoeds met een zwaar voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen. Daarna is hij op het slachtoffer gaan zitten en heeft hij hem meermalen met de vuist geslagen tegen het hoofd en heeft hij met een hard voorwerp in diens richting geslagen. Verdachte was op dat moment zeer dronken. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een man die net als verdachte verbleef binnen een vestiging voor daklozen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van en deur. Verdachte was toen onder invloed van alcohol en drugs en had last van hallucinaties.
De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij met zijn handelen de fysieke integriteit van anderen ernstig heeft aangetast. Deze ervaringen brengen bij de slachtoffers vaak nog langdurig gevoelens van onveiligheid met zich.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte een langdurig strafrechtelijk verleden heeft waarin hij meermalen is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens onder andere mishandelingen, vernielingen en vermogensdelicten. Dit strafrechtelijk verleden lijkt zijn oorsprong te hebben in de langdurige verslaving aan middelen van verdachte en in een diepgewortelde persoonlijkheidsproblematiek. Deze problematiek is tot nog toe met onvoldoende succes behandeld terwijl de kans dat verdachte opnieuw in de fout gaat door voornoemde deskundigen hoog wordt geacht.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (verder: TBS) noodzakelijk is en overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
Het bewezen feit zoals tenlastegelegd onder parketnummer 05/700496-12 betreft een feit waarvoor - gezien het strafmaximum van dit feit - TBS met dwangverpleging is toegestaan. Om tot oplegging van de maatregel van TBS te kunnen komen, dient bij verdachte ten tijde van het feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens (artikel 37a onder 1 Wetboek van Strafrecht).
Verdachte heeft zijn medewerking aan een onderzoek door een psycholoog en een psychiater - ondanks een tweede kans hiertoe - geweigerd. In die situatie vervalt de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37, lid 2, Wetboek van Strafrecht. Wel dient nog steeds te worden vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkig ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Het is aan de rechtbank om die vaststelling te doen waarbij de rechtbank zich in zeer sterke mate moet laten leiden door de bevindingen en de conclusies van gedragdeskundigen.
De rechtbank hecht in dit verband bijzondere waarde aan het ter terechtzitting door de officier van justitie overgelegde Pro Justitia rapport van psychiater [psychiater] uit 2008, betreffende verdachte. Dit rapport over verdachte is opgemaakt naar aanleiding van een eveneens door verdachte gepleegde mishandeling. Verdachte heeft aan het opstellen van dit rapport wel meegewerkt. Dit rapport heeft geleid tot de conclusie dat verdachte lijdende was aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven en alcoholmisbruik. Daarnaast was sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verdachte werd verminderd tot mogelijke sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Psychiater [psychiater] adviseerde behandeling met een klinische fase in bijvoorbeeld een FPA in het kader van een ISD-maatregel. Deze ISD is ook daadwerkelijk gevolgd. Uit het rapport van [medewerker reclassering] van de Reclassering Nederland (d.d. 15 augustus 2012) blijkt dat vervolgens is getracht om verdachte in het kader van de ISD te plaatsen in een forensische kliniek. Dit is echter om verschillende redenen en bij meerdere klinieken niet gelukt. [medewerker reclassering] benoemt onder meer als oorzaken dat:
• de problematiek van verdachte te ernstig was,
• er sprake was van een noodzaak tot te hoge verblijfsintensiteit en te hoog beveiligingsniveau om verdachte te kunnen opnemen,
• de diagnose incompleet was,
• er gezien de complexe problematiek onvoldoende expertise was bij bepaalde klinieken, en
• verdachte onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank acht het - gezien het rapport uit 2008 en de weinige resultaten die sindsdien ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte zijn geboekt - onaannemelijk dat de destijds geconstateerde ontwikkelingsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis thans volledig in remissie zouden zijn.
In de onderhavige strafzaak is opnieuw getracht te rapporteren omtrent verdachte. Ondanks dat verdachte aan het opstellen van deze rapportages zijn medewerking niet heeft willen verlenen, zijn door de rapporteurs wel enkele gemotiveerde conclusies gegeven. De rechtbank constateert dat de conclusies die in 2008 over de persoonlijkheid van verdachte zijn getrokken op wezenlijke onderdelen overeenkomen met de bevindingen van de huidige rapporteurs.
Zo rapporteert psychiater [psychiater] in zijn eerste rapport dat bij verdachte mogelijk sprake is van ADHD, middelengebruik en persoonlijkheidsproblematiek. Hij adviseert weliswaar opname in het Pieter Baan Centrum ter observatie, maar dit is met name omdat het niet mogelijk is een eenduidige diagnose te stellen.
Psychiater [psychiater] heeft aanvullend gerapporteerd dat bij verdachte naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een ernstige psychiatrische problematiek waarvan in ieder geval zeer forse impulsregulatieproblemen en agressieregulatieproblemen onderdeel uitmaken. Zelfs met hoge doseringen medicatie blijft dit niet onder controle. Het advies van de psychiater blijft om verdachte nader te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum.
Psycholoog [psycholoog] concludeert dat sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van verschillende middelen en van een periodieke explosiestoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit een zwakbegaafd niveau van intellectueel functioneren in combinatie met een gemengde persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale kenmerken. Dit was ook aanwezig ten tijde van het delict, maar gezien de houding van verdachte kan de psycholoog niets zeggen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook zij adviseert opname ter observatie in het Pieter Baan, met name om tot een goed behandeladvies te kunnen komen.
Reclasseringswerker [medewerker reclassering] heeft in zijn rapport van augustus 2012 gerapporteerd dat het recidiverisico bij verdachte hoog is, evenals het risico op het ontrekken aan de voorwaarden. De problematiek van verdachte is te ernstig om interventie door de Reclassering te kunnen bieden. Een observatie in het Pieter Baan Centrum wordt noodzakelijk geacht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Plaatsing in het Pieter Baan Centrum ter observatie acht de rechtbank dan ook niet noodzakelijk. Daaruit volgt dat de rechtbank evenmin een noodzaak ziet tot nadere rapportages door een andere gedragsdeskundige dan degenen die reeds hebben gerapporteerd. Overigens valt op grond van de tot nog toe ingenomen houding van verdachte tegenover de benoemde deskundigen niet te verwachten dat verdachte aan een andere deskundige wel zijn medewerking zal verlenen.
De stoornis is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank concludeert voorts dat een ambulante behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende garantie biedt op voorkoming van recidive en onvoldoende kader biedt om verdachte’s persoonlijkheidsproblematiek daadwerkelijk te kunnen behandelen. De rechtbank vindt steun voor deze conclusie in het aanvullend rapport van [medewerker reclassering] van de Reclassering Nederland d.d. 6 november 2012. De Wan geeft hierin aan dat verdachte zich naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks iets zal aantrekken van voorwaarden, zodat een toezicht in het kader van een voorwaardelijke straf een absoluut ontoereikend middel is. De rechtbank acht dan ook een klinische behandeling geïndiceerd.
Bij het bepalen van de aangewezen klinische behandeling laat de rechtbank zich doorgaans sterk leiden door de adviezen van de deskundigen en de daaraan verbonden indicatiestelling. Verdachte’s opstelling heeft er echter toe geleid dat geen indicatiestelling kon worden afgegeven. Daarmee is de weg van een klinische behandeling binnen een voorwaardelijk strafdeel afgesloten.
De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van de maatregel van TBS niet meer in verhouding staat tot het door verdachte gepleegde feit. Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde (poging zware) mishandeling, het forse strafblad van verdachte, de diepgewortelde problematiek van verdachte en het daaraan verbonden hoge recidivegevaar, acht de rechtbank het echter onacceptabel dat verdachte onbehandeld weer in de maatschappij terug komt. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist.
Nu de TBS wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is sprake van een ongemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38e Sr.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte thans volledig toerekeningsvatbaar zou zijn en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de bewezenverklaarde feiten. De strafbaarheid van verdachte is niet geheel uitgesloten. De rechtbank is daarom van oordeel dat naast de maatregel van TBS met verpleging een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Nu de rechtbank tot minder bewezen verklaarde feiten komt dan de officier van justitie en de rechtbank belang hecht aan een snelle behandeling van verdachte, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan geëist door de officier van justitie.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/700496-12 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 450,- aan materiële schadevergoeding en € 520,- aan immateriële schadevergoeding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 520,- , waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen voorzover zulks betrekking heeft op de materiële schade. Ten aanzien van de gevraagde immateriële schadevergoeding heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Als materiële schade wordt gevorderd een geldbedrag dat (door verdachte) gestolen zou zijn.
Nu verdachte van het primair onder parketnummer 05/700496-12 tenlastegelegde is vrijgesproken, komt dit deel van de vordering van de benadeelde partij niet voor toekenning in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor zover het betreft de materiële schadevergoeding afwijzen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de benadeelde partij is door het (onder parketnummer 05/700496-12 subsidiair) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 500,-. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 maart 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal het bedrag worden vermeerderd met de wettelijke rente; de vervangende hechtenis ziet niet op het bedrag van de wettelijke rente nu de hoegrootheid hiervan ten tijde van het wijzen van het vonnis nog niet bekend is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/700496-12 primair en onder parketnummer 05/002617-12 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter zake van het onder parketnummer 05/700496-12 bewezenverklaarde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft,
en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. P.C. Quak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van deze rechtbank op 8 februari 2013.