Sector Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 07.653283-12 (P)
Uitspraak: 24 januari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 januari 2013 te Zwolle, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. von Bartheld, advocaat te Deventer. Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2012 in de gemeente Deventer, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- ten overstaan van en/of in de nabijheid van die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, vastpakken van en/of knijpen in en/of krabben aan zijn, verdachtes, penis en/of
- drukken/aanraken met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen de rug van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- (in de winkel [naam]) die [slachtoffer] heeft achtervolgd en/of zich (telkens) in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft bevonden en/of
- onverhoeds (gewelddadig) met zijn, verdachtes, lichaam (op een dusdanige manier) tegen de rug/ het lichaam van die [slachtoffer] is aan gaan staan en/of over die [slachtoffer] is heen gaan hangen,
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2012 in Deventer zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten een winkel van ‘[naam]’ aan zijn penis heeft gevoeld/gekrabd/geknepen en/of met zijn (stijve) penis tegen een twaalfjarig meisje aan heeft gestaan.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de verklaring van aangeefster, welke verklaring volgens de officier van justitie wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin staat beschreven hetgeen door een verbalisant op de camerabeelden van de [naam] is waargenomen. De verklaring van verdachte, dat hij jeuk had omdat hij zich had geschoren en dat aangeefster iets hards kan hebben gevoeld omdat hij wc-papier om zijn penis had gewikkeld, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van hetgeen in de tenlastelegging onder het eerste gedachtestreepje is opgenomen, nu dit niet als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht is aan te merken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte verklaart dat hij jeuk had en onbewust regelmatig aan zijn geslachtsdeel heeft gekrabd. Uit de beelden valt niet af te leiden dat sprake is geweest van iets anders. Aldus kan niet worden bewezen dat het knijpen in zijn kruis een handeling was van seksuele aard in strijd met de sociaal ethische norm.
Ook is er geen bewijs voor opzettelijk plegen van ontuchtige handelingen. Als er al sprake was opzettelijk gedrag dan was dat gericht op het bestrijden van jeuk en niet op het plegen van ontuchtige handelingen. Bovendien was er geen sprake van geweld of een andere feitelijkheid noch van bedreiging daarmee. Ten aanzien het tweede gedeelte van de tenlastelegging, het met een stijve penis tegen aangeefster aan gaan staan, heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk een ontuchtige handeling heeft gepleegd. Verdachte heeft immers verklaard dat hij een bal wilde pakken en aangeefster daarbij ongewild en onbedoeld moet hebben geraakt. Uit de verklaring van aangeefster noch uit de beelden kan worden afgeleid dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Daarbij komt dat ook niet vast staat dat aangeefster is geraakt door de stijve penis van verdachte. Het kan, volgens de raadsman, ook goed dat zij bijvoorbeeld zijn hand heeft gevoeld. Naar het oordeel van de raadsman valt enkel vast te stellen dat verdachte, terwijl hij een bal pakte, per ongeluk aangeefster heeft aangeraakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op 25 juli 2012 verscheen de twaalfjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) samen met haar vader op het politiebureau. Haar vader deed namens haar aangifte.
[slachtoffer] verklaart tegenover de politie dat ze op 18 juli 2012 met twee vriendinnen in de [naam] in Deventer was om een cadeautje te kopen. Ze zag toen samen met haar vriendinnen een man in de winkel die vaak in zijn geslachtsdeel kneep. [slachtoffer] zag dat de man een bobbel in zijn broek had en daar steeds in kneep. Eerst dacht ze nog dat hij misschien jeuk had, maar hij deed het op een gegeven moment wel heel vaak en zij en haar vriendinnen vonden dit toch wel raar. Haar vriendinnen zijn toen naar werknemers van de [naam] gegaan om te vertellen wat er aan de hand was en zijzelf ging nog kijken naar een bal. [slachtoffer] verklaart dat de man toen bij haar kwam staan en vervolgens tegen haar aan ging staan. Ze voelde toen een bobbel in haar rug. [slachtoffer] is toen direct weggelopen en heeft zich bij haar vriendinnen gevoegd en verteld wat er was gebeurd. [slachtoffer] verklaart dat ze denkt dat de bobbel die ze voelde het geslachtsdeel van de man was. Hij was lang en ze kan wel een beetje schatten dat op de plek waar ze de bobbel voelde zijn geslachtsdeel zit.
De vriendinnen van [slachtoffer], [persoon 1] en [persoon 2], verklaren ook dat er een man in de [naam] was die telkens in zijn penis kneep. Zij verklaren beiden dat verdachte daarbij naar hen keek. Uit de camerabeelden van de bewakingscamera’s van de [naam] blijkt dat een man meermalen toenadering zoekt tot [slachtoffer] en achter haar aan loopt. Ook is te zien dat hij meermalen aan zijn kruis zit. Als [slachtoffer] bij de stelling met ballen staat is op de beelden te zien dat de man tegen haar aan gaat staan.
Doordat een medewerker van de [naam] het kenteken van de auto van de man waarover de meisjes spraken had genoteerd kon verdachte worden opgespoord.
Verdachte verklaart dat hij op 18 juli 2012 in de [naam] was. Hij verklaart ook dat hij de man is die op de beelden is te zien. Verdachte verklaart dat hij zich in verband met de ramadan had geschoren en als gevolg daarvan last had van jeuk in zijn kruis. Verdachte ontkent dat hij aan het masturberen was en dat hij zijn penis tegen de rug van [slachtoffer] heeft geduwd. Verdachte verklaart dat [slachtoffer] hem in het geheel niet was opgevallen en dat hij een bal wilde pakken en daarbij [slachtoffer] ongewild en onbedoeld moet hebben geraakt. Tevens heeft hij ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] een bobbel kan hebben gezien en gevoeld, omdat hij wc-papier om zijn penis had gewikkeld om te voorkomen dat er urinedruppels in zijn ondergoed zouden komen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De vriendinnen van [slachtoffer] verklaren immers dat verdachte in zijn penis kneep en daarbij naar hen keek en uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte meermalen toenadering zocht tot [slachtoffer] alvorens hij tegen haar aan ging staan. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] hem in het geheel niet was opgevallen, maar duiden naar het oordeel van de rechtbank op een opzettelijk handelen van verdachte. Dit klemt temeer, nu verdachte als vrijwilliger werkzaam is bij een jongerenvereniging en uit dien hoofde omgang heeft met kinderen, waardoor het zeer onaannemelijk is dat hij [slachtoffer] over het hoofd heeft gezien. Op de fotoprints van de camerabeelden is bovendien te zien dat verdachte ook een bal had kunnen pakken zonder dat het noodzakelijk was [slachtoffer] aan te raken. Gelet op het feit dat [slachtoffer] verklaart dat zij een bobbel zag en voelde en ook [persoon 2] verklaart dat ze zag dat verdachte een stijf geslachtsdeel had , acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij aan zijn penis zat omdat hij jeuk had niet geloofwaardig. Verdachte verklaart dat [slachtoffer] een bobbel kan hebben gezien en gevoeld, doordat hij wc papier om zijn penis had gewikkeld. Ook deze verklaring van verdachte acht de rechtbank gelet alleen al op het voorgaande niet geloofwaardig. Verdachte verklaart hierover bovendien pas voor het eerst ter terechtzitting, terwijl hij door de politie uitgebreid is ondervraagd.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedwongen te dulden dat hij zijn stijve penis tegen haar rug drukte, door onverhoeds tegen haar aan te gaan staan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een seksuele handeling in strijd met de sociaal ethische norm.
Het knijpen in de penis in het bijzijn van [slachtoffer] levert naar het oordeel van de rechtbank geen ontuchtige handeling op in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 18 juli 2012 in de gemeente Deventer, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het
- drukken/aanraken met zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen de rug van die [slachtoffer],
en bestaande die feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- (in de winkel [naam]) die [slachtoffer] heeft achtervolgd en zich (telkens) in de nabijheid van die [slachtoffer] heeft bevonden en
- onverhoeds met zijn, verdachtes, lichaam tegen de rug van die [slachtoffer] is aan gaan staan.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en;
- de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. De raadsman heeft de rechtbank, indien zij wel tot een veroordeling mocht komen, verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat op de website van de politie een feitelijk onjuist bericht is geplaatst over de zaak, welk bericht dezelfde dag nog is overgenomen door de website van de Stentor. In het bericht staat dat een 28 jarige Deventenaar is aangehouden, omdat hij 12 jarig meisje fysiek onzedelijk had benaderd en zijn geslachtsdeel had getoond. Dit bericht is niet alleen feitelijk onjuist, maar het is in feite ook al een publieke veroordeling. Voor de omgeving van verdachte moet het volgens de raadsman evident zijn geweest dat het om verdachte ging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 18 juli 2012 in de [naam] te Deventer de twaalfjarige [slachtoffer] op ontuchtige wijze benaderd door, nadat hij meermalen voor haar zichtbaar aan zijn penis had gezeten, met zijn stijve penis tegen haar aan te gaan staan, waarbij [slachtoffer] zijn stijve penis in haar rug heeft gevoeld. Verdachte heeft hierdoor het maatschappelijk betamelijke overschreden en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring is [slachtoffer] als gevolg van het ten laste gelegde minder onbezorgd en is ze alerter en bewuster geworden.
Hoewel uit het, verdachte betreffende, reclasseringsrapport volgt dat verdachte zijn leven op de rit lijkt te hebben, volgt uit datzelfde rapport tevens dat verdachte werkzaam is als vrijwilliger bij een jongerenvereniging. De rechtbank ziet daarin aanleiding om naast een onvoorwaardelijke werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, teneinde daarvan een preventieve werking te doen uitgaan.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval een werkstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
De rechtbank ziet geen reden om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat over de zaak onjuiste en onzorgvuldige berichtgeving heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft weliswaar aangegeven, dat voor bekenden van verdachte duidelijk kon zijn dat de berichtgeving op verdachte zag, niet is naar voren gebracht dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest en wat voor nadeel verdachte hiervan heeft ondervonden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 336,-, bestaande uit immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank tot een bedrag van €250,- voor toewijzing vatbaar. Een dergelijke schadevergoeding acht de rechtbank, gelet op hetgeen heeft plaatsgevonden, redelijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De gevangenisstraf zal niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 100 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Deventer, van een bedrag van € 250,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag waarop het bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 juli 2012, tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2013.