RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer: C/08/125433 / HA ZA 11-748
datum vonnis: 30 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de stichting
Stichting Zorgkantoor Menzis,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
verder te noemen Menzis,
advocaat: mr. B.T.J.A. van Aalst te Enschede,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. L.E. Toet te Utrecht.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek tevens inhoudende een vermindering van eis met betrekking tot de wettelijke rente, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagde];
- antwoordakte aan de zijde van Menzis.
1.2 Er is vonnis bepaald.
2.1. Menzis heeft, in haar hoedanigheid van zorgkantoor ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), aan [gedaagde] bij beschikking van 23 april 2010 met terugwerkende kracht een persoonsgebonden budget (Pgb) toegekend over de periode van
1 januari 2010 tot met 8 oktober 2010.
2.2. [Gedaagde] heeft over de periode 1 januari 2010 tot en met 8 oktober 2010 een Pgb in voorschotten ontvangen ter hoogte van € 23.980,17.
2.3 Menzis heeft [gedaagde] bij brieven van 25 juni 2010, 13 september 2010, 5 oktober 2010 en 19 oktober 2010 verzocht om aan zijn verplichting tot verantwoording te voldoen. In de brieven staat beschreven wat de gevolgen van het niet afleggen van verantwoording zijn, dat het Pgb zal stoppen en het uitbetaalde Pgb moet worden terugbetaald.
2.4 Menzis heeft bij beschikking van 15 november 2010 de eindafrekening van het Pgb vastgesteld en [gedaagde] hierover geïnformeerd. Het door [gedaagde] terug te betalen bedrag bedraagt € 23.980,17.
2.5 [Gedaagde] heeft hierna het verantwoordingsformulier, zonder bijlagen, voor de periode januari 2010 tot en met juni 2010 toegezonden aan Menzis. Dit formulier is op
22 november 2010 bij Menzis ingekomen.
2.6 Bij brief van 24 november 2010 heeft Menzis [gedaagde] het volgende bericht:
(…) “U heeft van ons een brief ontvangen met dagtekening 28-10-2010, waarin u meegedeeld wordt dat u geen Persoonsgebonden Budget (Pgb) meer ontvangt en dat het aan u uitbetaalde Pgb terug betaald moet worden. Reden hiervoor is dat we tot aan de datum van bovengenoemde dagtekening, geen verantwoordingsformulier van u hebben ontvangen over de periode 01-01-2010 t/m 30-06-2010.
Het verantwoordingsformulier is na de dagtekening van onze brief alsnog bij het Zorgkantoor binnengekomen. Wij mogen dit verantwoordingsformulier niet meer in behandeling nemen. Daarom vindt u het verantwoordingsformulier bijgesloten bij deze brief. (…)
Wanneer u het niet eens bent met de beslissing om uw Pgb stop te zetten en het uitbetaalde Pgb terug te vorderen, kunt u bezwaar maken. Ook wanneer u van mening bent dat u het verantwoordingsformulier wel tijdig heeft opgestuurd, kunt u alleen via een bezwaarschrift reageren. (…)
U kunt bezwaar maken binnen een termijn van zes weken na dagtekening van de eerder genoemde brief, dus zes weken na 28-10-2010.
Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat tenminste:
- de datum van het bezwaarschrift;
- de naam en het adres van de indiener;
- een omschrijving van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt;
- de redenen van het bezwaar;
- een kopie van de beschikking waartegen bezwaar wordt gemaakt;
- een kopie van het verantwoordingsformulier;
- kopieën van zorgovereenkomsten, betalingsbewijzen, nota’s of declaratieformulieren, en loonstroken wanneer die ontvangen zijn. (…)”
2.7 Menzis heeft [gedaagde] op 2 mei 2011 aangemaand tot betaling van voornoemd bedrag van € 23.980,17.
3.1. Menzis vordert veroordeling van [gedaagde] om aan haar te betalen een bedrag van
€ 25.889,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 23.980,17 vanaf 3 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Bij conclusie van repliek heeft Menzis haar vordering van de wettelijke rente, tot 3 november 2011, verminderd tot een bedrag van € 714,15 (was € 719,80).
3.2. Zij stelt daartoe dat [gedaagde], ondanks aanmaningen daartoe, in gebreke is gebleven verantwoording af te leggen over de besteding van het Pgb. [Gedaagde] is daarom gehouden het - onverschuldigd betaalde - bedrag van € 23.980,17 terug te betalen. De rente vanaf de vervaldatum tot 3 november 2011 bedraagt € 719,80 en de buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 1.190,00, inclusief BTW.
4.1 [Gedaagde] voert als verweer dat hij door gezondheidsproblemen niet in staat was zijn administratie bij te houden en de verantwoording in het kader van zijn Pgb in te vullen en (tijdig) aan Menzis toe te sturen.
4.2 Naar aanleiding van de beschikking van 15 november 2010 heeft [gedaagde] alsnog de verantwoording aan Menzis toegezonden. Hoewel [gedaagde] de verantwoording had bedoeld als herzieningsverzoek, dan wel bezwaar, heeft hij het formulier zonder beslissing hierop retour ontvangen met de brief van Menzis van 24 november 2010.
Door gezondheidsproblemen heeft hij op voormelde brief niet kunnen reageren. Formeel dient Menzis nog een beslissing op bezwaar te nemen en heeft de beschikking van
15 november 2010 nog geen formele rechtskracht.
4.3 Mocht de beschikking wel formele rechtskracht hebben, dan dient van het beginsel van formele rechtskracht te worden afgeweken in verband met klemmende omstandigheden gelegen in de gezondheidsituatie van [gedaagde].
4.4 [Gedaagde] heeft het Pgb volledig aan zorg besteed, zodat op grond van het zorgvuldigheids- en redelijkheidsbeginsel niet tot intrekking van het Pgb over had kunnen gaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 De rechtbank oordeelt als volgt.
Indien tegen een besluit van een bestuursorgaan een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan, maar deze rechtsgang niet is gebruikt, dient de burgerlijke rechter, in geval de geldigheid van het besluit in het voor hem gevoerde geding in het geschil is, er vanuit te gaan dat, dat besluit zowel wat haar wijze van tot stand komen als wat haar inhoud betreft, in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen (formele rechtskracht).
5.2 De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige besluit formele rechtskracht heeft, nu [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat hij met het, na datum van voornoemde beschikking, alsnog toesturen van het verantwoordingsformulier, zonder bijlagen, bezwaar heeft gemaakt dan wel bedoeld heeft bezwaar te maken en dat hierop door Menzis nog dient te worden beslist. Dat hij die bedoeling had, heeft hij niet aangegeven.
Met de brief van Menzis van 24 november 2010 als antwoord op het van [gedaagde] ontvangen verantwoordingsformulier, had het [gedaagde] bovendien duidelijk moeten zijn dat zijn verantwoordingsformulier niet als bezwaarschrift of herzieningsverzoek werd aangemerkt en dat indien hij de bezwaar wilde maken, hij dat dus alsnog diende te doen. In genoemde brief heeft Menzis uitgebreid toegelicht, dat [gedaagde] alleen via een bezwaarschrift kan reageren, binnen welke termijn hij bezwaar kan maken en wat een bezwaarschrift dient te bevatten.
Vaststaat dat de bezwaartermijn op dat moment nog niet was verlopen, en de mogelijkheid van bezwaar voor [gedaagde] derhalve nog open stond. [Gedaagde] heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en geen bezwaarschrift ingediend.
5.3 Nu [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt, heeft de beschikking formele rechtskracht verkregen. De aan het beginsel van formele rechtskracht gebonden bezwaren kunnen evenwel door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat hierop, gezien de bijzonderheden van het gegeven geval, een uitzondering moet worden gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geen feiten en of omstandigheden heeft gesteld die aanleiding geven om een uitzondering op de regel te maken.
Niet, althans niet gemotiveerd, weersproken is dat [gedaagde] een keus kon maken voor zorg in natura of zorg in de vorm van een Pgb met de daarbij horende verplichtingen. [Gedaagde] heeft gekozen voor zorg in de vorm van een Pgb met de daarbij horende administratieve verplichtingen. Dat [gedaagde] zijn administratie niet op orde heeft en daardoor niet in staat is om verantwoording af te leggen, komt voor zijn rekening en risico. Menzis heeft [gedaagde] diverse malen verzocht om aan zijn verplichting tot verantwoording te voldoen. [Gedaagde] heeft op deze brieven inhoudelijk niet gereageerd. [Gedaagde] heeft ook niet aangegeven hulp nodig te hebben bij het invullen van de formulieren, noch heeft hij hulp gezocht.
5.4 Nu het onderhavige besluit formele rechtskracht heeft, doen de stellingen van [gedaagde], die zien op de wijze van totstandkoming en de inhoud van het besluit, en de in het geding gebrachte verantwoording, in het onderhavige geschil niet meer ter zake, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
5.5 Nu vaststaat dat [gedaagde] ondanks herhaalde verzoeken van de kant van Menzis onvoldoende verantwoording heeft afgelegd en de eindafrekening formele rechtskracht heeft gekregen, komt de vordering van Menzis tot terugbetaling uit hoofde van onverschuldigde betaling voor toewijzing in aanmerking.
5.6 De rechtbank gaat voorbij aan het subsidiaire verweer van [gedaagde] dat de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid dient te worden gematigd. [Gedaagde] voert geen grond aan voor zijn verweer. Voor zover [gedaagde] bedoelt te verwijzen naar het rechterlijk matigingsrecht als bedoeld in artikel 6:109 BW, gaat [gedaagde] er aan voorbij dat het hier gaat om een vordering uit onverschuldigde betaling, niet om een vordering tot schadevergoeding. De rechterlijke bevoegdheid waar [gedaagde] zich op beroept heeft in beginsel uitsluitend betrekking op een vordering tot schadevergoeding. Daar komt bij dat [gedaagde] zijn beroep op matiging niet met feiten onderbouwt. Zo heeft de rechtbank geen enkel inzicht in de huidige draagkracht van [gedaagde] en valt derhalve niet in te zien waarom integrale toewijzing van de vordering van Menzis tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
5.7 Menzis vordert rente vanaf 16 december 2010. [Gedaagde] betwist dat hij vanaf die datum rente is verschuldigd. Volgens [gedaagde] is hij pas vanaf datum verzuim rente verschuldigd, derhalve vanaf 6 mei 2011.
Menzis heeft dit deel van haar vordering niet onderbouwd. Onduidelijk blijft waarom Menzis vanaf 16 december 2010 rente rekent. Een factuur of brief van die datum zit niet bij de stukken. Vaststaat dat Menzis [gedaagde] op 2 mei 2011 heeft aangemaand tot betaling.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat [gedaagde] rente is verschuldigd vanaf 6 mei 2011.
5.8 [Gedaagde] verzoekt de rechtbank om de vordering ter zake de uitvoerbaar bij voorraad af te wijzen. Volgens [gedaagde] zal hij in ernstige financiële problemen verkeren indien Menzis overgaat tot uitwinning van enig toewijzend vonnis, indien in hoger beroep wordt geoordeeld dat de vordering alsnog dient te worden afgewezen.
De rechtbank volgt deze stelling van [gedaagde] niet. Indien in hoger beroep wordt geoordeeld dat de vordering alsnog dient te worden afgewezen, dient Menzis immers de alsdan reeds door [gedaagde] aan Menzis betaalde bedragen terug te betalen. Van een restitutierisico is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank gaat dan ook aan de stelling van [gedaagde] voorbij.
5.9 Menzis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier in voldoende mate blijkt dat kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De rechtbank acht dit deel van de vordering derhalve toewijsbaar. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar nu niet gesteld of gebleken is dat eiseres deze kosten daadwerkelijk heeft voldaan.
5.10 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
I. Veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen het bedrag van € 23.980,17 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 mei 2011 tot aan de dag van voldoening.
II. Veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen het bedrag van € 1.000,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
III. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Menzis worden begroot op € 1.841,83 aan verschotten en € 1.447,50 aan advocaatkosten (2,5 punten x tarief € 579,-).
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.M. Marsman en is op 30 januari 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.