ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0649

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650401-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 12 september 2012 in Dedemsvaart, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer heeft ontvoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de veroordeling van de verdachte gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat de rol van de verdachte onvoldoende was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het bewijs tegen de verdachte gewogen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de verdachte en medeverdachten met geweld in de kofferbak van een auto is gedwongen en vervolgens in een kruipruimte van een leegstaande woning is opgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook actief heeft bijgedragen aan de dreigende situatie en het geweld. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 201 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,00 aan het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, die minder prominent was dan die van haar medeverdachten, maar desondanks een strafrechtelijke afdoening noodzakelijk achtte.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Sector Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 07.650401-12 (P)
Uitspraak: 5 februari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. S. Leusink.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg,
en/althans (elders) in het arrondissement Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben zij verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) met dat opzet zich met een auto naar de/een auto waarin die [slachtoffer] zich op dat moment bevond heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) die [slachtoffer] uit de auto heeft/hebben getrokken en/of pepperspray in diens gezicht heeft/hebben gespoten en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of die [slachtoffer] gedwongen heeft/hebben in de kofferbak van een auto plaats te nemen en/of vervolgens met die auto is/zijn weggereden en/of die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] diens telefoon heeft/hebben laten
afstaan en/of die [slachtoffer] naar een (leegstaande) woning heeft/hebben meegevoerd en/of in de kruipruimte van die woning heeft/hebben gedwongen en/of die kruipruimte heeft/hebben afgesloten en/of die [slachtoffer] in die kruipruimte heeft/hebben gehouden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de rol van verdachte onvoldoende is geweest om plegen dan wel medeplegen te kunnen bewijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
[slachtoffer] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Plaats delict: [adres] Dedemsvaart, binnen de gemeente Hardenberg. (…) Woensdagavond was ik samen met [persoon 4] bij [persoon 8] die woont op het [adres]. (…) Ik reed weg de oprijlaan af. Precies aan het eind van de oprijlaan zag ik een auto op ons af komen rijden. (…) Het was de auto waar [persoon 2] altijd in rijdt. (…) Ze kwamen vol gas op ons afrijden. (…) Ik wist dat ze mij mee zouden nemen. V: Waarom wist je dat? A: Omdat ze mij al eerder meegenomen hadden en ik wist dat ze tot middernacht de tijd hadden om mij te pakken te nemen. Ik ben vol gas achteruit gereden. (…) Ik kwam in de sloot terecht. (…) Toen kwam die [persoon 2] eraan rennen en riep dat ik uit de auto moest komen. Toen wilde ik eruit komen maar ik voelde dat [persoon 2] mij eruit trok en ik voelde dat hij mij pepperde. Alles begon te branden en ik kon niets meer zien. Ik voelde dat [persoon 2] mij met een vuurwapen in de rug drukte en hij dwong mij te lopen naar de [merk]. (…) Toen moest ik de kofferbak in. We zijn weggereden. We stopten eerst ergens waar muziek was, ik weet niet waar. Dit was ongeveer na 10 minuten of een kwartier rijden. Ik hoorde dat ze zeiden dat ze de auto met kerosine wilde overgieten en in brand wilden steken. Ook sloegen ze me onderweg. Ze tilden dan de hoedenplank op en sloegen ze mij met vuisten. V: Wie deden dat? A: [persoon 2] en nog een kerel die ik niet ken, zij zaten achterin. (…) [persoon 5] zat voorin, hij reed. [verdachte] de vriendin van [persoon 2] zat naast [persoon 5]. Onder het rijden moest ik mijn telefoon inleveren aan die onbekende kerel. (…) Ik kon onderweg niets zien. Op een gegeven moment stopten ze(…). Iedereen ging de auto uit, ik moest me stilhouden. Eentje bleef in de auto zitten, ik weet niet wie. Ik hoorde ze toen praten over dat ze de auto kwijt moesten. Na ongeveer 5 minuten zijn ze verder gereden. Na ongeveer een kwartier stopten ze weer. Ik moest hier uitstappen. Ze trokken mij uit de auto, die [persoon 2] en die onbekende. Ik wist niet waar ik was. Ik moest een huis binnengaan en ik werd in de kruipruimte gegooid er werd een deksel opgedaan. Ik hoorde en voelde dat het deksel niet omhoog kon en dat ze er spullen op gezet hadden want ik kon het luik niet openen. Toen ik in de kruipruimte moest, waren [persoon 2], [persoon 5], de onbekende en [verdachte] erbij. Ik mocht wel rustig in de kruipruimte stappen. Ik ben door [persoon 2] en de onbekende bij de arm gepakt, [persoon 5] deed de deur open en ik werd naar binnengebracht. Ik kon niet wegkomen want ze hielden mij vast. Ze deden het deksel omhoog en ik ben de kruipruimte ingestapt. Dit was niet hoog, ik kon er niet in staan. (…) V: Was je bang? A: In het begin wel. V: Wanneer niet meer? A: Toen ik in de kruipruimte zat en [persoon 5] was geweest, heeft hij mij wel gerustgesteld. (…) Ik heb ongeveer 4 uur in de kruipruimte gezeten voordat [persoon 5] kwam. Mijn telefoon en mijn portemonnee en horloge waren afgepakt door die onbekende. (…) Uiteindelijk heeft [persoon 5] mij vrijgelaten. (…) V: Welke rol heeft [persoon 3] in dit verhaal? A: Hij is de stokerd, hij spoort niet. (…) De auto lag op zijn zij in de sloot aan de bestuurderskant dus ik kon er niet uit. Ik zag dat [persoon 2] eraan kwam. (…) Ik hoorde dat hij zei: “Doe de deur los”. Ik zag dat hij op het raam van de auto begon te slaan. (…) Ik klom uit de auto en ik voelde dat [persoon 2] mij uit de auto trok. Toen ik buiten de auto stond, voelde ik dat ik gepepperd werd. Ik voelde mijn ogen prikken, ik voelde dat mijn lippen prikten. Ik kon niets meer zien. (…) Ik ben gewoon in die kofferbak gegooid. Ik hoorde allemaal dingen dat ze zeiden dat ze mijn tong af zouden snijden. (…) V: Zijn er momenten geweest dat je echt bank was? A: Ja, toen ik in de kofferbak lag. Ook toen ik hoorde dat ze zeiden dat ze mijn tong af zouden snijden en spuiten gingen geven. Ook was ik bang toen ik klappen kreeg. Ook toen ik in de kelder werd gestopt. (…) V: Wie heeft jou de klappen gegeven onderweg? A: [persoon 2] en die onbekende. Ze gaven me meerdere klappen met de vuist en platte hand. Het leek net alsof ze het vaker hadden gedaan. (…) Er werd vanaf de achterbank klappen gegeven naar mij. Dit waren wel harde klappen en ook minder harde. (…) Ik werd meer op mijn bovenlichaam geraakt, rug enzo. (…) V: Welke goederen zijn gestolen van jou? A: Mijn gsm, [merk], grijs van kleur, telefoonnummer [nummer]. Portemonnee zwart van kleur, herenmodel wat je open moet klappen, met daarin: 80,00 euro aan briefgeld, rijbewijs, Rabobankpas [nummer], Creditcard van de [bank], geheugenkaart micro SD, mijn gouden horloge is afgenomen. Deze goederen zijn door de onbekende afgenomen.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2012 staat onder meer het volgende :
Ik vroeg aan [persoon 9] toestemming van hem een foto te mogen maken. [persoon 9] stemde hierin toe en vervolgens maakte ik met mijn gsm twee aangezichtsfoto’s van hem. (…) De betreffende foto, bijgevoegd, is op 26 september 2012 getoond aan aangever [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft op 26 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: Ik laat je een foto zien van een persoon. Zou je mij kunnen vertellen of je deze persoon herkent? A: Ik zie nu al dat dat de persoon is die bij mijn ontvoering aanwezig was. Ik herken hem voor 100%. (…) Deze persoon heeft mijn telefoon, horloge, portemonnee van mij gejat. (…) Hij gaf mij de hele tijd klappen. (…) Deze persoon was er de hele tijd bij.
[slachtoffer] heeft op 3 oktober 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: Wat was de rol van de vrouw die er de tweede keer bij was? A: [verdachte] die had meer een dikke bek, een beetje schreeuwen en schelden. (…) [verdachte] zei nog tegen mij dat ze me zouden vermoorden. V: Heeft [verdachte] nog iets gedaan om je vrij te laten of om haar handen van de ontvoering af te trekken? A: Nee. (…) [persoon 2] en die onbekende trekken mij uit die kofferbak en toen trokken ze gewoon die deur open van dat huis, die onbekende, [persoon 2] en [verdachte]. Ik moest naar binnen en die onbekende trapte mij die kruipruimte in. (…) V: In je vorige verklaring zeg je dat [persoon 5] de deur opengedaan heeft en ook binnen was. A: Ik weet zeker dat [persoon 5] niet in de woning was. V: In je vorige verklaring zeg je dat [persoon 5] de deur opengedaan heeft en ook binnen was. A: Ik weet zeker dat [verdachte] de deur opengedaan heeft. [persoon 5] was er niet bij.
Getuige [getuige 1] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Vanmorgen, 12 september 2012, omstreeks 06:00 uur werd ik wakker en keek op mijn telefoon. Ik zag dat ik op genoemde datum omstreeks 02:06 uur een sms bericht had ontvangen van [persoon 4]. In genoemde sms geeft [persoon 4] aan dat hij zojuist samen met [slachtoffer] in de sloot is gereden en dat [slachtoffer] is ontvoerd. Het is serieuze shit en ik denk dat ze [slachtoffer] dood maken. Ook zegt [persoon 4] in de sms dat hij is gevlucht. (…) Verder geeft [persoon 4] nog aan dat hij een busje pepperspray van een van de daders in zijn [auto] had gevonden, die nu in de sloot lag. (…) [persoon 4] stuurde om 07:57 uur twee foto’s op mijn mobiel waarop een auto in de sloot is te zien, een [auto] met kenteken [kenteken]. Ik herkende de auto als zijnde in gebruik bij [persoon 4] en [slachtoffer].
Getuige [persoon 4] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Dinsdag 11 september (…) om 00:00 uur gingen [persoon 10] en [persoon 4] weg. (…) Ik ging ook naar buiten samen met [slachtoffer] maar moest mijn auto nog starten. (…)We wilden van het pad afrijden maar op dat moment komt er een grijze [merk] aanrijden. (…) Toen [slachtoffer] die auto zag heeft hij onze auto in zijn achteruit gezet en is hij plankgas achteruit gereden. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Dit gaat fout ze maken mij dood”, “dat zijn ze dat zijn ze”. Doordat de grijze [merk] inmiddels het pad op reed kon [slachtoffer] er niet meer langs. (…) Toen zagen we iemand achter die auto weg komen rennen (…). Ik zag dat die man iets in zijn hand had en zijn arm met dat voorwerp omhoog hield. Dit was heel erg dreigend. De man was bijna bij ons en toen heeft [slachtoffer] de auto in zijn achteruit gezet en is echt plankgas achteruit gereden. Daardoor kwamen wij links in de greppel terecht en ging de auto scheef. Daardoor kon [slachtoffer] er niet uit. (…) Ik ben de auto nog uit kunnen komen en kon terug rennen naar het begin van het terrein van [persoon 2]. (…) Toen ik ongeveer bij de toog was, het gedeelte dat dichtbegroeid was toen hoorde ik gekrijs en gejank, gegorgel en gedoe. (…) Ik herkende dat dit gekrijs, gejank en gegorgel van [slachtoffer] af kwam. Het was echt nood. (…) Ik heb nog pepperspray gevonden bij de auto. (…) V: Hoeveel personen heb jij gezien:? A: De persoon die op ons af kwam rennen en de 2 personen die voorin de auto zaten. Dus minimaal 3 personen.
Verdachte heeft op 4 oktober 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik heb de auto naar Dedemsvaart gereden. (…) V: Waarom ben jij meegegaan? A: [persoon 2] kan niet rijden. (…) Ik ben in de auto gebleven, bij een bungalow bij een afbouwhuis. Ik ben nog in mijn eentje naar die [auto] gegaan om pepperspray te pakken. (…) [persoon 2] wilde gewoon verhaal halen. (…) [persoon 11] heeft alleen maar lopen slaan op [slachtoffer]. (…) Die auto ging de sloot in en opeens lag [slachtoffer] in de kofferbak. (…) [persoon 2] had die pepperspray bij zich en die heeft [slachtoffer] gespoten(…). Ik heb [persoon 11] de auto uitgestuurd om [persoon 2] te helpen. Ik zei tegen hem: “Jij wilt toch ook geld verdienen? Ga hem helpen dan?”. (…) Een keer ben ik uitgestapt. [slachtoffer] lag al in de kofferbak. Ik ben teruggeweest om bij de [AUTO] naar die pepperspray te zoeken. [persoon 2] zei dat die daar nog lag. Maar ik kon het niet vinden. (…) [persoon 5] is naar dat huis gereden. [slachtoffer] lag in de kofferbak, [persoon 11] heeft de telefoon van [slachtoffer] afgepakt en [persoon 2] heeft de telefoon het raam uitgeknikkerd. De portemonnee van [slachtoffer] is ook afgepakt. (…) Die portemonnee heb ik aan [persoon 11] teruggegeven. (…) We hebben wel een half uur gereden om een plek te zoeken waar [slachtoffer] heen moest. [persoon 5] wist wel een plek. V: Maar [slachtoffer] heeft ook klappen gehad. Je vertelde net al dat [persoon 11] hem heeft geslagen. A: Ja. Hij stompte hem en hij drukte met zijn duimen achter de oren van [slachtoffer].
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 januari 2013 onder meer het volgende verklaard :
We zijn naar Dedemsvaart gereden. Ik bestuurde de auto. Omdat [persoon 5] de weg beter wist daar, is [persoon 5] verder gereden. Ik heb niet gezien hoe [slachtoffer] in de kofferbak terecht is gekomen. Hij lag er ineens in. (…) [persoon 2] liep alleen naar [slachtoffer] toe. Ik vertrouwde het niet en daarom zei ik tegen [persoon 11] dat hij [persoon 2] moest gaan helpen. (…) Ik heb klappen gehoord en ik hoorde geschreeuw. Ik blijf erbij dat [slachtoffer] door [persoon 11] is geslagen. Ik hoorde [slachtoffer] gillen als een speenvarken. (…) Toen [slachtoffer] naar de woning werd gebracht, ben ik in de auto gebleven. (…) Ik ben van me af gaan schreeuwen. (…) Ik heb met [persoon 5] in de auto gekeken of er pepperspray in de auto lag. (…) Als ik bij de politie heb gezegd dat [persoon 2] de telefoon [slachtoffer] uit het raam heeft gegooid, is dit zo. Ik kan niets meer aan die verklaring veranderen. Ik blijf bij mijn verklaring afgelegd bij de politie. (…) Ik zat voorin de auto. Toen ik me omdraaide, zag ik de armen van [persoon 9] [slachtoffer] stompen. (…) [persoon 2], [persoon 5] en [persoon 9] liepen met [slachtoffer] richting de woning. Ik heb niet gezien wie de woning in is gegaan. Het was het idee van [persoon 5] om [slachtoffer] in de kruipruimte te doen. (…)
[persoon 5] is steeds achter het stuur blijven zitten en heeft de auto draaiende gehouden.
[persoon 2] heeft op 20 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: En de tweede keer? In de auto van [persoon 1]? A: [persoon 5], [verdachte] en ik. (…) A: [verdachte] moest mee omdat zij kon rijden. (…) [persoon 5] zat op dat moment achter het stuur en die zal het wel geweten hebben. (…) Ik weet nog dat ik bij een huis stond. Dat was een huis waar nog niemand in woonde. (…) Ik weet dat [persoon 5] [slachtoffer] daar in wilde drukken.
[persoon 5] heeft op 13 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Dinsdagavond rond 22:00 uur kwam [persoon 2] bij mij aan de deur, misschien iets eerder. (…) [persoon 2] kwam bij mij met nog twee personen, zijn vriendin en nog een man die ik niet ken. Ik deed de deur open. [persoon 2] vroeg of ik mee wilde rijden, ik zei “waarom niet”. (…) We rijden op oprijlaan op en [slachtoffer] en [persoon 4] komen ons tegemoet rijden. Ik stopte de auto. [slachtoffer] of [persoon 4], ik weet niet zeker wie er reed, reed hard achteruit. Ik stond nog stil. Ik zag dat de auto waarin [slachtoffer] en [persoon 4] zaten, in de sloot reed. Ik ben er naartoe gereden. Ze stapten allemaal uit, ik ben blijven zitten. [slachtoffer] is volgens mij uit de auto getrokken. (…) [slachtoffer] werd in de kofferbak gewerkt. (…) We hebben een poos rondgereden. Toen vroegen ze aan mij of ik niet een plaats wist. (…) Ze moesten een plek weten waar [slachtoffer] vastgehouden kon worden. (…) V: Hoe kom je op die plek? A: Dat heb ik bedacht. Het was vlak bij mijn huis. Daar heb je een nieuwbouwwijk, er staan huizen die nooit verkocht zijn. Ik wist dat er een deur open was. (…) Ik ben daar naartoe gereden. We zijn daar naar binnen gegaan. [persoon 2], zijn vriendin, een onbekende man en ik en [slachtoffer]. (…) Er werd een beetje getierd daar zo en toen kwam die kruipruimte. Volgens mij heb ik dat zelf bedacht. (…) Alleen [slachtoffer] moest erin, hij is erin gestapt. Het deksel ging dicht, [persoon 2] en die andere kerel hebben er gewicht op het deksel gedaan zodat [slachtoffer] er niet uit zou kunnen. (…) We zijn weer weggegaan. (…) Zij hebben gezegd dat ik ervoor moest zorgen dat [slachtoffer] daar bleef zitten (…). Later ben ik weer naar de woning gegaan en heb gekletst met [slachtoffer]. Ik heb wat stenen van het deksel gehaald zodat hij er wel uit kon. Hij kon er wel uit maar ik heb gevraagd of hij voor mijn veiligheid wilde blijven zitten. Later ben ik nog teruggegaan om drinken en een deken enzo te brengen. (…) ’s Middags tegen een uur of 12 heb ik hem eruit gehaald.
[persoon 5] heeft op 20 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
[persoon 2] en de buurman hadden de leiding. (…) Ik moest de auto besturen, niemand van hun had rijbewijs zeiden ze. (…) V: [slachtoffer] werd in de kofferbak gewerkt, hoe ging dat? A: Ik weet niet hoe ze dat voor elkaar gekregen hebben, volgens mij iets met pepperspray. (…) Hoe lang hebben jullie met [slachtoffer] in de kofferbak rondgereden? A: Best wel een poosje. Ik denk wel drie kwartier. (…) V: Is er ook over het in brand steken van de auto gesproken en over het afsnijden van de tong bij [slachtoffer] gesproken? A: Dit soort dingen zijn wel gezegd. Dit zei de buurman, alle drie hebben ze wel gezegd. (…) Ze vroegen of ik een leegstaande woning wist. (…) Toen bedacht ik de woning dicht bij mijn huis. (…) Je verklaarde de vorige keer dat [slachtoffer] in de kruipruimte moest en dat er spullen bovenop zijn gezet, wie deden dit? A: Dat waren dakpannen. [persoon 2] en de buurman hebben dit er opgezet. V: Waar was [verdachte]? A: Die was bij de auto. Ik ben meegelopen naar binnen. (…) Waar zijn [slachtoffer] portemonnee, horloge en telefoon gebleven? A: Die heeft [persoon 2]. Die heeft hij afgepakt van [slachtoffer], dit heeft hij in de auto gedaan, [slachtoffer] moest alles afgeven.
[persoon 9] heeft op 29 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik heb inderdaad met z’n vieren in die auto gezeten. [persoon 2] en [verdachte] waren daarbij en nog zo’n jongen maar die ken ik niet van naam. V: Dat is dan [persoon 5]. A: Zou kunnen, ik ken hem verder niet. (…) Hij bestuurde die auto. (…) V: Wie heeft er gereden van Hoogeveen naar Dedemsvaart? A: Volgens mij was dat [verdachte] of zo. (…) [persoon 2] sprong op een gegeven moment uit de auto. Die jongen zat ook in een auto. [persoon 2] heeft hem uit de auto gehaald. Ik weet niet precies hoe dat is gebeurd, ik ben in de auto blijven zitten. [persoon 2] is uit de auto geweest, die [persoon 5] ook en [verdachte] ook. (…) [verdachte] of [persoon 2] deed de klep open en toen is die jongen er in gaan liggen. (…) We zijn inderdaad nog ergens gestopt in Dedemsvaart. (…) Ik ben blijven zitten. Volgens mij is [persoon 5] of [verdachte] ook blijven zitten. (…) Ze hebben toen wel de kofferbak losgedaan. Waar ze naar toe zijn gegaan weet ik niet. (…) Toen zijn ze weer ingestapt en toen zijn we naar Hoogeveen gereden. (…) V: Toen [slachtoffer] achterin de kofferbak lag, wat is er toen allemaal gebeurd? A: [persoon 2] ging hem toen de telefoon vragen, zijn horloge en zijn portemonnee. (…) Dat ging wel grof, ja, dat heeft hij niet netjes gevraagd. V: Wat heeft [persoon 2] met die spullen gedaan? A: Die heeft hij zo uit het raam geknikkerd. Behalve het horloge, hij zei dat hij die ging houden.
In het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 5 oktober 2012 staat onder meer het volgende :
Het onderzoek is verricht in een leegstaande vrijstaande woning aan de [adres] Dedemsvaart, binnen de gemeente Hardenberg. (…) In de rechterhoek van de ruimte zag ik een houten plaat met daarbij enkele dakpannen. Dit luik gaf toegang tot de kruipruimte onder de woning.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat van medeplegen geen sprake is overweegt de rechtbank dat het al dan niet zelfstandig door verdachte vervuld zijn van de feitelijke handelingen waarmee op de tenlastelegging de wederrechtelijke vrijheidsberoving is ingevuld, niet de maatstaf is. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met medeverdachten uit de volgende omstandigheden. Verdachte is met haar vriend [persoon 2] meegereden, wetende dat haar vriend verhaal wilde halen bij het slachtoffer en een netelige kwestie tussen hen alsdan aan de kaak gesteld zou worden. Vervolgens is verdachte er getuige van geweest dat het slachtoffer de kofferbak van de auto in werd gedwongen, waarbij verdachte – zo heeft zij zelf verklaard – medeverdachte [persoon 9] de auto heeft uitgestuurd om medeverdachte [persoon 2] te helpen. Daarop is verdachte mee weggereden in die auto en getuige geweest van het geweld dat in de auto op het slachtoffer werd uitgeoefend, waarbij zij in verbale zin eerder heeft bijgedragen aan de dreigende sfeer in de auto dan dat zij zich daarvan heeft gedistantieerd, en heeft zij gezien dat medeverdachten de portemonnee en de telefoon van het slachtoffer van hem hebben afgenomen. Verdachte heeft verklaard dat er krantenknipsels in de portemonnee zaten, maar geen geld. Verdachte heeft toen de krantenknipsels gelezen en vervolgens de portemonnee teruggegeven aan medeverdachte [persoon 9]. Nadat het slachtoffer in de kruipruimte van de leegstaande woning was opgesloten, is verdachte ten slotte samen met medeverdachte [persoon 5] – die haar de weg kon wijzen – teruggegaan naar de plek van het eerste treffen met het slachtoffer om aldaar de achtergelaten pepperspray te gaan zoeken, hetgeen de rechtbank niet anders kan duiden dan een poging van verdachte om de sporen van het voorgevallene te wissen. Vorenstaande levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs op voor het medeplegen door verdachte van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat zij op of omstreeks 12 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, althans in het arrondissement Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s) met dat opzet zich met een auto naar de auto waarin die [slachtoffer] zich op dat moment bevond begeven en (vervolgens) die [slachtoffer] uit de auto getrokken en pepperspray in diens gezicht gespoten en die [slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van een auto plaats te nemen en vervolgens met die auto zijn weggereden en die [slachtoffer] meermalen geslagen en die [slachtoffer] diens telefoon laten afstaan en die [slachtoffer] naar een (leegstaande) woning meegevoerd en in de kruipruimte van die woning gedwongen en die kruipruimte afgesloten en die [slachtoffer] in die kruipruimte gehouden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden en een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij het slachtoffer is vervoerd in de kofferbak van een auto waar hij met fysiek geweld in is gehouden en vervolgens op een afgelegen plek opgesloten in de kruipruimte van een leegstaande woning, waarna het toegangsluik tot die kruipruimte is verzwaard met dakpannen zodat het niet meer te openen was. Na het hermetisch opsluiten van het slachtoffer heeft verdachte zich niet meer naar de plek des onheils begeven en ook geen enkele handeling verricht die tot een bevrijding van het slachtoffer zou leiden, daarmee het slachtoffer voor dood achterlatend. Het slachtoffer heeft uiteindelijk uren in de kruipruimte doorgebracht. Het vorenstaande heeft buitengewoon beangstigende situaties opgeleverd voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank overweegt evenwel dat de rol van verdachte, met name bestaande in haar fysieke en verbale aanwezigheid gedurende de gebeurtenissen, een kleinere was dan die van haar medeverdachten, waardoor de rechtbank zal volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van het voorarrest. De rechtbank zal voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 2 januari 2013;
een reclasseringsadvies over de persoon van verdachte d.d. 24 oktober 2012, opgesteld door Reclassering Nederland.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces heeft de benadeelde partij een bedrag van € 7.000,00 gevorderd en in het schadeonderbouwingsformulier wordt een bedrag van € 6.000,00 genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijk rente over dit bedrag vanaf de dag dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank overweegt hiertoe dat het aandeel van de impact van het incident op 10 september 2012 niet duidelijk is ten opzichte van die van het incident op 12 september 2012, doordat [slachtoffer] dit in zijn vordering niet heeft onderbouwd, terwijl de gebeurtenissen qua intensiteit wezenlijk van elkaar verschillen. Bovendien is verdachte niet betrokken geweest bij het incident op 10 september 2012. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer] voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 201 dagen.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 180 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2012 (de dag waarop het bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van algehele voldoening. Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van haar mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of haar mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of haar mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, mrs. L.J. Bosch en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2013.