Sector Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 07.650399-12 (P)
Uitspraak: 5 februari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats,
thans verblijvende in [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. S. Leusink.
De verdachte is – na een wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 22 januari 2013 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2012, althans in of omstreeks de periode van 1 tot en met 10 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet zich opzettelijk met pepperspray en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp naar de/een woning begeven alwaar die [slachtoffer] zich bevond en/of (vervolgens) zich in die woning heeft/hebben begeven en/of aldaar een hamer ter hand heeft/hebben genomen en/of gedaan alsof hij/zij wilde(n) slaan met die hamer en/of pepperspray in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer andere
perso(o)n(en) aanwezig in die woning heeft/hebben gespoten en/of dat/een (vuur)wapen aan die [slachtoffer] getoond en/of die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "meekomen" en/of "naar buiten, naar buiten" en/of "meelopen", en/of die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen in een auto plaats te nemen en/of die auto middels een zogenaamd kinderslot heeft/hebben afgesloten en/of (vervolgens) is/zijn gaan rijden en/of die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt toen hij die auto wilde verlaten;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg,
en/althans (elders) in het arrondissement Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet zich met een auto naar de/een auto waarin die [slachtoffer] zich op dat moment bevond heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) die [slachtoffer] uit de auto heeft/hebben getrokken en/of pepperspray in diens gezicht heeft/hebben gespoten en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of die [slachtoffer] gedwongen heeft/hebben in de kofferbak van een auto plaats te nemen en/of vervolgens met die auto is/zijn weggereden en/of die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] diens telefoon heeft/hebben laten afstaan en/of die [slachtoffer] naar een (leegstaande) woning heeft/hebben meegevoerd en/of in de kruipruimte van die woning heeft/hebben gedwongen en/of die kruipruimte heeft/hebben afgesloten en/of die [slachtoffer] in die kruipruimte heeft/hebben gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde met uitzondering van het wapen en het kinderslot.
De verdediging heeft voorts geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde met uitzondering van het wapen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 1:
[slachtoffer] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Drie dagen daarvoor ben ik ook ontvoerd. (…) [persoon 1] is de buurman van [verdachte]. (…) Bij de vorige ontvoering, 3 dagen geleden, was hij erbij. [persoon 3] was er toen ook bij, en [verdachte] ook weer.
[slachtoffer] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
O: We hebben nog een aantal vragen aan je over de eerste keer dat je ontvoerd bent. Wat kun je daarover vertellen? A: Datum weet ik niet precies. Ik denk 3 of 4 dagen geleden. (…) Ik was bij [persoon 4] in de woning. [verdachte] uit Hoogeveen kwam aan de deur. (…) Ik deed de deur open en ik zag dat [verdachte] er stond. (…) Hij kwam al gelijk dreigend naar boven. Ik zag dat hij een hamer pakte die daar op de grond lag. Ik zag dat hij dreigend op mij afkwam met die hamer in zijn hand. Hij kwam op mij af alsof hij mij wilde slaan met die hamer. Hij heeft mij niet geslagen met die hamer. Opeens liet hij de hamer vallen en pakte pepperspray uit zijn zak. Hij zei dat ik mee moest komen. Hij heeft mij wel gepepperd maar heeft mij niet geraakt. (…) Hij zei dat ik mee moest naar beneden. Ik ben naar beneden gegaan. Ik moest wel mee anders had hij mij gepepperd. Ik ben naar buiten gelopen met [verdachte]. Hij heeft mij vastgepakt aan mijn arm en zei: “Meekomen”. (…) Toen ik buiten kwam, moest ik in de auto stappen. Ik herkende de auto als de auto die [verdachte] altijd bij zich heeft, de grijze [merk] van [persoon 1] de buurman van [verdachte]. Ik zag dat [persoon 1] reed en [persoon 3] zat achterin. (…) V: Denk je dat [persoon 1] en [persoon 3] doorhadden dat je gedwongen mee moest? A: Ja, dit wisten ze wel. Ik zei nog dat ze me eruit moest laten maar dat deden ze niet. [persoon 3] zei nog dat ik me gedeisd moest houden. Ze zijn naar [persoon 5] gereden. [persoon 3] is de auto uitgegaan. (…) Op het moment dat [persoon 3] instapte aan de andere kant van mij (…), deed ik de deur open, ik zat achter de bestuurder. Terwijl ik dat deed, zag en voelde ik dat [verdachte] mij vanaf de bijrijderstoel vastpakte aan mijn vest, pakte [persoon 1] mij ook vast ook aan mijn vast. (…) Ik kon de deur dichtgooien waardoor deze tegen het hoofd van [verdachte] kwam en waardoor hij mij losliet en [persoon 1] liet mij ook los. Op het moment dat [persoon 1] en [verdachte] mij vastpakten, deed [persoon 3] niets. Ik zat me los te trekken en heb de deur dichtgegooid en toen ze mij loslieten, ben ik snel weggerend. (…) V: Hoe voelde je je toen hij met de hamer op je af kwam? A: Ik was wel bang, ik schrok. Ik zag dat hij de hamer liet vallen en iets uit zijn zak pakte. Ik zag dat het een busje pepperspray was, een klein busje. Ik hoorde dat hij zei: “Naar buiten, naar buiten.” (…) Ik hoorde dat hij zei: “Meelopen, meelopen naar beneden”. Ik heb maar gewoon gedaan wat hij zei omdat ik bang was dat er iets ergers zou gebeuren. Ik voelde en zag dat [verdachte] mij meesleurde, ik ben zelf de trap afgelopen, ik zei dat hij rustig moest doen. Toen ik buiten stond, heeft hij mij weer meegesleurd aan mijn arm de auto in. In de auto zaten [persoon 1] en [persoon 3]. (…) Toen [verdachte] in de woning kwam bij mij waren er nog 2 jongens bij mij in de woning. We waren met ons drieen in de woning, [persoon 6] en [persoon 7] . [verdachte] stond al te schreeuwen voor de deur dus die anderen zeiden al dat ik beter niet kon opendoen. Ik hoorde dat hij schreeuwde: “Maak los maak los”. (…) [verdachte] pepperde ons alledrie. (…) Daarna (…) zei: “Meekomen, meekomen”. Ik hoorde dat [persoon 6] en [persoon 7] zeiden dat ik maar beter mee kon gaan. Ik ben daarom maar meegegaan. (…) Hij zat de hele tijd omgedraaid en riep dingen zoals: “Nu hebben we je te pakken, nu ga je eraan”, ook dreigde hij mij de hele tijd met pepperspray. V: Wat deden [persoon 1] en [persoon 3]? A: Niets.
[persoon 6] heeft op 17 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Donderdag of vrijdag 6 of 7 september jl (…) ben ik (…) naar de woning van [persoon 5] gegaan. (…) [slachtoffer], [persoon 7] en ik zijn naar de woning van [persoon 4] gegaan. (…) [verdachte] kwam aan de deur. (…) Hij stond beneden aan de deur te schreeuwen en trammelant te maken. Hij wilde kennelijk dat [slachtoffer] naar buiten kwam. (…) [slachtoffer] deed eigenlijk de deur open. [verdachte] kwam toen gelijk naar boven. In de kamer lag een hamer naast de bank. Hij greep direct die hamer en begon hiermee dreigend te zwaaien. (…) [verdachte] gooide de hamer weg met een zwaaibeweging en pakte een busje pepperspray uit zijn rechter broekzak. Hij liep daarmee op [slachtoffer] af. [slachtoffer] zei toen dat hij zo wel mee zou gaan en liep voor [verdachte] langs het gangetje in naar de trap. Toen ze bij de trap kwamen, zag ik dat [verdachte] in de richting van [slachtoffer] spoot met die pepperspray. (…) [verdachte] en [slachtoffer] gingen kennelijk de trap af, naar beneden en naar buiten. Ik keek nog wel naar buiten door het raam om te zien wat er met [slachtoffer] ging gebeuren. Ik zag toen nog twee jongen buiten staan. Dat waren [persoon 3] van het [plaats] in Slagharen en iemand die ik ken als [persoon 1]. (…) Ik dacht dat [persoon 1] de bestuurder van die auto was op dat moment. Ik zag hem namelijk achter het stuur stappen. V: Hoe ging [slachtoffer] die auto in? A: Hij werd als het ware die auto ingeduwd door [verdachte], terwijl [verdachte] de pepperspray op hem gericht hield. [persoon 3] stond erbij en was heel druk en onrustig.
Getuige [getuige 1] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Op 9 september 2012 heb ik sms contact met [slachtoffer] gehad waarin hij vroeg om contact omdat er wat problemen zouden zijn. (…) Op 10 september 2012 heb ik (…) telefonisch contact met [slachtoffer] gehad. Ik dat gesprek gaf [slachtoffer] duidelijk aan dat hij problemen had met de familie [naam] en dat hij bang was.
Getuige [persoon 4] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Eergisteren kreeg ik een app bericht van [slachtoffer] dat ik naar hem toe moest komen want hij had problemen en daar moest hij me voor spreken en voor zien. (…) Hij vertelde mij dat hij achterna werd gezeten door echt gekke mensen uit Hoogeveen. (…) [slachtoffer] vertelde dat hij was ontvoerd en met pepperspray was bespoten (…). [slachtoffer] had weten te ontsnappen. (…) Ik heb [slachtoffer] horen praten over een [persoon 1], een [verdachte] en die [persoon 3] uit Slagharen. [slachtoffer] zei tegen mij dat [persoon 3] bij in de auto zat met die [verdachte] tijdens die eerste ontvoering.
Verdachte heeft op 20 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: Wie waren er de eerste keer bij? A: [persoon 1], [persoon 3] en ik. (…) V: Vertel eens over de eerste keer. A: [slachtoffer] belde mij op. (…) Ik of iemand anders heeft hem gepepperd. (…) V: Oke, jullie gingen naar [slachtoffer] toe. (…) A: Ik ben naar boven gegaan met iemand anders. V: [persoon 3]? A: Ja. En toen hebben wij hem gepepperd. Die pepperspray stond daar op tafel. (…) Ik heb toen met pepperspray gespoten. We hebben hem meegenomen in de auto. Hij ging vrijwillig mee. (…) [slachtoffer] glipte er tussen uit. Ik ben nog op de grond gevallen toen ik hem probeerde te houden.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 januari 2013 onder meer het volgende verklaard :
Toen [slachtoffer] met zijn handen naar zijn lichaam ging, heb ik één keer met pepperspray naar [slachtoffer] gespoten. (…) Ik heb geprobeerd [slachtoffer] vast te pakken zodat hij niet uit de auto zou gaan. (…) Ik zag dat [slachtoffer] uit de auto stapte. Ik pakte hem nog bij zijn vest omdat ik nog met hem wilde praten over de televisie.
[persoon 5] heeft op 13 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
[persoon 3] kwam bij mij en vroeg of [slachtoffer] er was. Ik zei van niet. Toen ging hij weer weg. Nog geen 1,5 a 2 minuten later komt [slachtoffer] bij mij. Hij kwam hijgend, kotsend binnen lopen. (…) [slachtoffer] vertelde dat hij gegijzeld was. (…) [slachtoffer] zei dat hij kon ontsnappen.
[persoon 12] heeft op 15 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik zat achter het stuur. [verdachte] naast mij. [persoon 3] achterin. [verdachte] vroeg [slachtoffer]: Waar ben je nu dan? [slachtoffer] zei bij huis. [verdachte] zei We komen er nu aan. We zijn er heengereden. En [verdachte] heeft [slachtoffer] weggehaald. (…) [verdachte] was nogal enthousiast en die heeft [slachtoffer] met pepperspray bewerkt. (…) [persoon 3] ging later het huis wel in maar toen kwam [verdachte] al met [slachtoffer] naar beneden. (…) Ik had ook pepperspray bij me. Die had ik meegenomen van huis. Omdat [slachtoffer] ook wat bij zich kan hebben. (…) [verdachte] had ook pepperspray mee. Het was uit zelfbescherming. (…) V: Wie kwam als eerste de woning van [slachtoffer] uit? A: Volgens mij [slachtoffer], toen [verdachte] en toen [persoon 3]. Ik denk dat [slachtoffer] en [verdachte] [persoon 3] zijn gepasseerd in de gang. V: En viel je nog iets op aan [slachtoffer]? A: Dat hij gepepperd was. Dat kon ik niet zien maar hij was kwaad. Hij schreeuwde tegen [verdachte]: “Wat flik je me nou? Waarom pepper je mij?” (…) [verdachte] duwde hem naar de auto of hij had hem vast en duwde hem naar de auto. (…) [verdachte] liep er zo naast dat [slachtoffer] geen kant op kon. (…) [persoon 3] ging aan de andere kant in de auto zitten. (…) Volgens mij deed [verdachte] de deur van de auto open en [slachtoffer] stapte de auto in. (…) Er werd gezegd dat [slachtoffer] de auto in moest. V: Wie zei dat dan? A: [verdachte]. (…) De sfeer was grimmig. (…) V: Op welke toon sprak [verdachte] tegen [slachtoffer]? A: Met stemverheffing. En op dwingende toon. [verdachte] was ook opgefokt natuurlijk. (…) Ik zat achter het stuur en ik dacht “Wat is dit?”. Ik heb toen nog kort gedacht van zal ik wegrijden. Maar ik wilde [verdachte] niet in de steek laten en [persoon 3] ook niet. (…) [persoon 3] moest nog ergens heen. Hij legde mij uit waar ik heen moest rijden. Dit was in Dedemsvaart. Ik moest stoppen. En toen stapte [persoon 3] uit. (…) [persoon 3] kwam toen terug en ging op dezelfde plek zitten. Op dat moment probeerde [slachtoffer] uit de auto te komen. [verdachte] kon hem nog net bij zijn jas pakken, tussen de voorstoelen door. (…) [slachtoffer] rende toen uit de auto en [verdachte] erachter aan, [verdachte] had de jas van [slachtoffer] nog steeds vast, [verdachte] struikelde en viel. [slachtoffer] kon hierdoor wegkomen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
[slachtoffer] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Plaats delict: [adres] Dedemsvaart, binnen de gemeente Hardenberg. (…) Woensdagavond was ik samen met [persoon 4] bij [persoon 8] die woont op het [adres]. (…) Ik reed weg de oprijlaan af. Precies aan het eind van de oprijlaan zag ik een auto op ons af komen rijden. (…) Het was de auto waar [verdachte] altijd in rijdt. (…) Ze kwamen vol gas op ons afrijden. (…) Ik wist dat ze mij mee zouden nemen. V: Waarom wist je dat? A: Omdat ze mij al eerder meegenomen hadden en ik wist dat ze tot middernacht de tijd hadden om mij te pakken te nemen. Ik ben vol gas achteruit gereden. (…) Ik kwam in de sloot terecht. (…) Toen kwam die [verdachte] eraan rennen en riep dat ik uit de auto moest komen. Toen wilde ik eruit komen maar ik voelde dat [verdachte] mij eruit trok en ik voelde dat hij mij pepperde. Alles begon te branden en ik kon niets meer zien. Ik voelde dat [verdachte] mij met een vuurwapen in de rug drukte en hij dwong mij te lopen naar de [merk]. (…) Toen moest ik de kofferbak in. We zijn weggereden. We stopten eerst ergens waar muziek was, ik weet niet waar. Dit was ongeveer na 10 minuten of een kwartier rijden. Ik hoorde dat ze zeiden dat ze de auto met kerosine wilde overgieten en in brand wilden steken. Ook sloegen ze me onderweg. Ze tilden dan de hoedenplank op en sloegen ze mij met vuisten. V: Wie deden dat? A: [verdachte] en nog een kerel die ik niet ken, zij zaten achterin. (…) [persoon 5] zat voorin, hij reed. [persoon 2] de vriendin van [verdachte] zat naast [persoon 5]. Onder het rijden moest ik mijn telefoon inleveren aan die onbekende kerel. (…) Ik kon onderweg niets zien. Op een gegeven moment stopten ze(…). Iedereen ging de auto uit, ik moest me stilhouden. Eentje bleef in de auto zitten, ik weet niet wie. Ik hoorde ze toen praten over dat ze de auto kwijt moesten. Na ongeveer 5 minuten zijn ze verder gereden. Na ongeveer een kwartier stopten ze weer. Ik moest hier uitstappen. Ze trokken mij uit de auto, die [verdachte] en die onbekende. Ik wist niet waar ik was. Ik moest een huis binnengaan en ik werd in de kruipruimte gegooid er werd een deksel opgedaan. Ik hoorde en voelde dat het deksel niet omhoog kon en dat ze er spullen op gezet hadden want ik kon het luik niet openen. Toen ik in de kruipruimte moest, waren [verdachte], [persoon 5], de onbekende en [persoon 2] erbij. Ik mocht wel rustig in de kruipruimte stappen. Ik ben door [verdachte] en de onbekende bij de arm gepakt, [persoon 5] deed de deur open en ik werd naar binnengebracht. Ik kon niet wegkomen want ze hielden mij vast. Ze deden het deksel omhoog en ik ben de kruipruimte ingestapt. Dit was niet hoog, ik kon er niet in staan. (…) V: Was je bang? A: In het begin wel. V: Wanneer niet meer? A: Toen ik in de kruipruimte zat en [persoon 5] was geweest, heeft hij mij wel gerustgesteld. (…) Ik heb ongeveer 4 uur in de kruipruimte gezeten voordat [persoon 5] kwam. Mijn telefoon en mijn portemonnee en horloge waren afgepakt door die onbekende. (…) Uiteindelijk heeft [persoon 5] mij vrijgelaten. (…) V: Welke rol heeft [persoon 3] in dit verhaal? A: Hij is de stokerd, hij spoort niet. (…) De auto lag op zijn zij in de sloot aan de bestuurderskant dus ik kon er niet uit. Ik zag dat [verdachte] eraan kwam. (…) Ik hoorde dat hij zei: “Doe de deur los”. Ik zag dat hij op het raam van de auto begon te slaan. (…) Ik klom uit de auto en ik voelde dat [verdachte] mij uit de auto trok. Toen ik buiten de auto stond, voelde ik dat ik gepepperd werd. Ik voelde mijn ogen prikken, ik voelde dat mijn lippen prikten. Ik kon niets meer zien. (…) Ik ben gewoon in die kofferbak gegooid. Ik hoorde allemaal dingen dat ze zeiden dat ze mijn tong af zouden snijden. (…) V: Zijn er momenten geweest dat je echt bank was? A: Ja, toen ik in de kofferbak lag. Ook toen ik hoorde dat ze zeiden dat ze mijn tong af zouden snijden en spuiten gingen geven. Ook was ik bang toen ik klappen kreeg. Ook toen ik in de kelder werd gestopt. (…) V: Wie heeft jou de klappen gegeven onderweg? A: [verdachte] en die onbekende. Ze gaven me meerdere klappen met de vuist en platte hand. Het leek net alsof ze het vaker hadden gedaan. (…) Er werd vanaf de achterbank klappen gegeven naar mij. Dit waren wel harde klappen en ook minder harde. (…) Ik werd meer op mijn bovenlichaam geraakt, rug enzo. (…) V: Welke goederen zijn gestolen van jou? A: Mijn gsm, [merk], grijs van kleur, telefoonnummer [nummer]. Portemonnee zwart van kleur, herenmodel wat je open moet klappen, met daarin: 80,00 euro aan briefgeld, rijbewijs, Rabobankpas [nummer], Creditcard van de ABN, geheugenkaart micro SD, mijn gouden horloge is afgenomen. Deze goederen zijn door de onbekende afgenomen.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2012 staat onder meer het volgende :
Ik vroeg aan [persoon 9] toestemming van hem een foto te mogen maken. [persoon 9] stemde hierin toe en vervolgens maakte ik met mijn gsm twee aangezichtsfoto’s van hem. (…) De betreffende foto, bijgevoegd, is op 26 september 2012 getoond aan aangever [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft op 26 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: Ik laat je een foto zien van een persoon. Zou je mij kunnen vertellen of je deze persoon herkent? A: Ik zie nu al dat dat de persoon is die bij mijn ontvoering aanwezig was. Ik herken hem voor 100%. (…) Deze persoon heeft mijn telefoon, horloge, portemonnee van mij gejat. (…) Hij gaf mij de hele tijd klappen. (…) Deze persoon was er de hele tijd bij.
[slachtoffer] heeft op 3 oktober 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: Wat was de rol van de vrouw die er de tweede keer bij was? A: [persoon 2] die had meer een dikke bek, een beetje schreeuwen en schelden. (…) [persoon 2] zei nog tegen mij dat ze me zouden vermoorden. V: Heeft [persoon 2] nog iets gedaan om je vrij te laten of om haar handen van de ontvoering af te trekken? A: Nee. (…) [verdachte] en die onbekende trekken mij uit die kofferbak en toen trokken ze gewoon die deur open van dat huis, die onbekende, [verdachte] en [persoon 2]. Ik moest naar binnen en die onbekende trapte mij die kruipruimte in. (…) V: In je vorige verklaring zeg je dat [persoon 5] de deur opengedaan heeft en ook binnen was. A: Ik weet zeker dat [persoon 5] niet in de woning was. V: In je vorige verklaring zeg je dat [persoon 5] de deur opengedaan heeft en ook binnen was. A: Ik weet zeker dat [persoon 2] de deur opengedaan heeft. [persoon 5] was er niet bij.
Getuige [getuige 1] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Vanmorgen, 12 september 2012, omstreeks 06:00 uur werd ik wakker en keek op mijn telefoon. Ik zag dat ik op genoemde datum omstreeks 02:06 uur een sms bericht had ontvangen van [persoon 4]. In genoemde sms geeft [persoon 4] aan dat hij zojuist samen met [slachtoffer] in de sloot is gereden en dat [slachtoffer] is ontvoerd. Het is serieuze shit en ik denk dat ze [slachtoffer] dood maken. Ook zegt [persoon 4] in de sms dat hij is gevlucht. (…) Verder geeft [persoon 4] nog aan dat hij een busje pepperspray van een van de daders in zijn [MERK] had gevonden, die nu in de sloot lag. (…) [persoon 4] stuurde om 07:57 uur twee foto’s op mijn mobiel waarop een auto in de sloot is te zien, een [MERK] met kenteken [kenteken]. Ik herkende de auto als zijnde in gebruik bij [persoon 4] en [slachtoffer].
Getuige [persoon 4] heeft op 12 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Dinsdag 11 september (…) om 00:00 uur gingen [persoon 10] en [persoon 4] weg. (…) Ik ging ook naar buiten samen met [slachtoffer] maar moest mijn auto nog starten. (…)We wilden van het pad afrijden maar op dat moment komt er een grijze [merk] aanrijden. (…) Toen [slachtoffer] die auto zag heeft hij onze auto in zijn achteruit gezet en is hij plankgas achteruit gereden. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Dit gaat fout ze maken mij dood”, “dat zijn ze dat zijn ze”. Doordat de grijze [merk] inmiddels het pad op reed kon [slachtoffer] er niet meer langs. (…) Toen zagen we iemand achter die auto weg komen rennen (…). Ik zag dat die man iets in zijn hand had en zijn arm met dat voorwerp omhoog hield. Dit was heel erg dreigend. De man was bijna bij ons en toen heeft [slachtoffer] de auto in zijn achteruit gezet en is echt plankgas achteruit gereden. Daardoor kwamen wij links in de greppel terecht en ging de auto scheef. Daardoor kon [slachtoffer] er niet uit. (…) Ik ben de auto nog uit kunnen komen en kon terug rennen naar het begin van het terrein van [verdachte] van [naam]. (…) Toen ik ongeveer bij de toog was, het gedeelte dat dichtbegroeid was toen hoorde ik gekrijs en gejank, gegorgel en gedoe. (…) Ik herkende dat dit gekrijs, gejank en gegorgel van [slachtoffer] af kwam. Het was echt nood. (…) Ik heb nog pepperspray gevonden bij de auto. (…) V: Hoeveel personen heb jij gezien:? A: De persoon die op ons af kwam rennen en de 2 personen die voorin de auto zaten. Dus minimaal 3 personen.
Verdachte heeft op 20 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
V: En de tweede keer? In de auto van [persoon 1]? A: [persoon 5], [persoon 2] en ik. (…) A: [persoon 2] moest mee omdat zij kon rijden. (…) [persoon 5] zat op dat moment achter het stuur en die zal het wel geweten hebben. (…) Ik weet nog dat ik bij een huis stond. Dat was een huis waar nog niemand in woonde. (…) Ik weet dat [persoon 5] [slachtoffer] daar in wilde drukken.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 januari 2013 onder meer het volgende verklaard :
Ik zat met [persoon 2], [persoon 9] en [persoon 5] in de auto. (…) [persoon 5] had bedacht dat [slachtoffer] die nacht in een kruipruimte moest blijven.
[persoon 2] heeft op 4 oktober 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik heb de auto naar Dedemsvaart gereden. (…) V: Waarom ben jij meegegaan? A: [verdachte] kan niet rijden. (…) Ik ben in de auto gebleven, bij een bungalow bij een afbouwhuis. Ik ben nog in mijn eentje naar die [MERK] gegaan om pepperspray te pakken. (…) [verdachte] wilde gewoon verhaal halen. (…) [persoon 9] heeft alleen maar lopen slaan op [slachtoffer]. (…) Die auto ging de sloot in en opeens lag [slachtoffer] in de kofferbak. (…) [verdachte] had die pepperspray bij zich en die heeft [slachtoffer] gespoten(…). Ik heb [persoon 9] de auto uitgestuurd om [verdachte] te helpen. Ik zei tegen hem: “Jij wilt toch ook geld verdienen? Ga hem helpen dan?”. (…) Een keer ben ik uitgestapt. [slachtoffer] lag al in de kofferbak. Ik ben teruggeweest om bij de [MERK] naar die pepperspray te zoeken. [verdachte] zei dat die daar nog lag. Maar ik kon het niet vinden. (…) [persoon 5] is naar dat huis gereden. [slachtoffer] lag in de kofferbak, [persoon 9] heeft de telefoon van [slachtoffer] afgepakt en [verdachte] heeft de telefoon het raam uitgeknikkerd. De portemonnee van [slachtoffer] is ook afgepakt. (…) Die portemonnee heb ik aan [persoon 9] teruggegeven. (…) We hebben wel een half uur gereden om een plek te zoeken waar [slachtoffer] heen moest. [persoon 5] wist wel een plek. V: Maar [slachtoffer] heeft ook klappen gehad. Je vertelde net al dat [persoon 9] hem heeft geslagen. A: Ja. Hij stompte hem en hij drukte met zijn duimen achter de oren van [slachtoffer].
[persoon 5] heeft op 13 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Dinsdagavond rond 22:00 uur kwam [verdachte] bij mij aan de deur, misschien iets eerder. (…) [verdachte] kwam bij mij met nog twee personen, zijn vriendin en nog een man die ik niet ken. Ik deed de deur open. [verdachte] vroeg of ik mee wilde rijden, ik zei “waarom niet”. (…) We rijden op oprijlaan op en [slachtoffer] en [persoon 4] komen ons tegemoet rijden. Ik stopte de auto. [slachtoffer] of [persoon 4], ik weet niet zeker wie er reed, reed hard achteruit. Ik stond nog stil. Ik zag dat de auto waarin [slachtoffer] en [persoon 4] zaten, in de sloot reed. Ik ben er naartoe gereden. Ze stapten allemaal uit, ik ben blijven zitten. [slachtoffer] is volgens mij uit de auto getrokken. (…) [slachtoffer] werd in de kofferbak gewerkt. (…) We hebben een poos rondgereden. Toen vroegen ze aan mij of ik niet een plaats wist. (…) Ze moesten een plek weten waar [slachtoffer] vastgehouden kon worden. (…) V: Hoe kom je op die plek? A: Dat heb ik bedacht. Het was vlak bij mijn huis. Daar heb je een nieuwbouwwijk, er staan huizen die nooit verkocht zijn. Ik wist dat er een deur open was. (…) Ik ben daar naartoe gereden. We zijn daar naar binnen gegaan. [verdachte], zijn vriendin, een onbekende man en ik en [slachtoffer]. (…) Er werd een beetje getierd daar zo en toen kwam die kruipruimte. Volgens mij heb ik dat zelf bedacht. (…) Alleen [slachtoffer] moest erin, hij is erin gestapt. Het deksel ging dicht, [verdachte] en die andere kerel hebben er gewicht op het deksel gedaan zodat [slachtoffer] er niet uit zou kunnen. (…) We zijn weer weggegaan. (…) Zij hebben gezegd dat ik ervoor moest zorgen dat [slachtoffer] daar bleef zitten (…). Later ben ik weer naar de woning gegaan en heb gekletst met [slachtoffer]. Ik heb wat stenen van het deksel gehaald zodat hij er wel uit kon. Hij kon er wel uit maar ik heb gevraagd of hij voor mijn veiligheid wilde blijven zitten. Later ben ik nog teruggegaan om drinken en een deken enzo te brengen. (…) ’s Middags tegen een uur of 12 heb ik hem eruit gehaald.
[persoon 5] heeft op 20 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
[verdachte] en de buurman hadden de leiding. (…) Ik moest de auto besturen, niemand van hun had rijbewijs zeiden ze. (…) V: [slachtoffer] werd in de kofferbak gewerkt, hoe ging dat? A: Ik weet niet hoe ze dat voor elkaar gekregen hebben, volgens mij iets met pepperspray. (…) Hoe lang hebben jullie met [slachtoffer] in de kofferbak rondgereden? A: Best wel een poosje. Ik denk wel drie kwartier. (…) V: Is er ook over het in brand steken van de auto gesproken en over het afsnijden van de tong bij [slachtoffer] gesproken? A: Dit soort dingen zijn wel gezegd. Dit zei de buurman, alle drie hebben ze wel gezegd. (…) Ze vroegen of ik een leegstaande woning wist. (…) Toen bedacht ik de woning dicht bij mijn huis. (…) Je verklaarde de vorige keer dat [slachtoffer] in de kruipruimte moest en dat er spullen bovenop zijn gezet, wie deden dit? A: Dat waren dakpannen. [verdachte] en de buurman hebben dit er opgezet. V: Waar was [persoon 2]? A: Die was bij de auto. Ik ben meegelopen naar binnen. (…) Waar zijn [slachtoffer]’s portemonnee, horloge en telefoon gebleven? A: Die heeft [verdachte]. Die heeft hij afgepakt van [slachtoffer], dit heeft hij in de auto gedaan, [slachtoffer] moest alles afgeven.
[persoon 9] heeft op 29 september 2012 bij de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik heb inderdaad met z’n vieren in die auto gezeten. [verdachte] en [persoon 2] waren daarbij en nog zo’n jongen maar die ken ik niet van naam. V: Dat is dan [persoon 5]. A: Zou kunnen, ik ken hem verder niet. (…) Hij bestuurde die auto. (…) V: Wie heeft er gereden van Hoogeveen naar Dedemsvaart? A: Volgens mij was dat [persoon 2] of zo. (…) [verdachte] sprong op een gegeven moment uit de auto. Die jongen zat ook in een auto. [verdachte] heeft hem uit de auto gehaald. Ik weet niet precies hoe dat is gebeurd, ik ben in de auto blijven zitten. [verdachte] is uit de auto geweest, die [persoon 5] ook en [persoon 2] ook. (…) [persoon 2] of [verdachte] deed de klep open en toen is die jongen er in gaan liggen. (…) We zijn inderdaad nog ergens gestopt in Dedemsvaart. (…) Ik ben blijven zitten. Volgens mij is [persoon 5] of [persoon 2] ook blijven zitten. (…) Ze hebben toen wel de kofferbak losgedaan. Waar ze naar toe zijn gegaan weet ik niet. (…) Toen zijn ze weer ingestapt en toen zijn we naar Hoogeveen gereden. (…) V: Toen [slachtoffer] achterin de kofferbak lag, wat is er toen allemaal gebeurd? A: [verdachte] ging hem toen de telefoon vragen, zijn horloge en zijn portemonnee. (…) Dat ging wel grof, ja, dat heeft hij niet netjes gevraagd. V: Wat heeft [verdachte] met die spullen gedaan? A: Die heeft hij zo uit het raam geknikkerd. Behalve het horloge, hij zei dat hij die ging houden.
In het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 5 oktober 2012 staat onder meer het volgende :
Het onderzoek is verricht in een leegstaande vrijstaande woning aan de [adres] Dedemsvaart, binnen de gemeente Hardenberg. (…) In de rechterhoek van de ruimte zag ik een houten plaat met daarbij enkele dakpannen. Dit luik gaf toegang tot de kruipruimte onder de woning.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op of omstreeks 10 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet zich opzettelijk met pepperspray naar de/een woning begeven alwaar die [slachtoffer] zich bevond en (vervolgens) zich in die woning begeven en aldaar een hamer ter hand genomen en gedaan alsof hij wilde slaan met die hamer en pepperspray in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer] gespoten en die [slachtoffer] vastgepakt en (daarbij) tegen die [slachtoffer] gezegd "meekomen" en/of "naar buiten, naar buiten" en/of "meelopen", en die [slachtoffer] gedwongen in een auto plaats te nemen en (vervolgens) zijn gaan rijden en die [slachtoffer] vastgepakt toen hij die auto wilde verlaten;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2012, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, althans in het arrondissement Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet zich met een auto naar de auto waarin die [slachtoffer] zich op dat moment bevond begeven en (vervolgens) die [slachtoffer] uit de auto getrokken en pepperspray in diens gezicht gespoten en die [slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van een auto plaats te nemen en vervolgens met die auto zijn weggereden en die [slachtoffer] meermalen geslagen en die [slachtoffer] diens telefoon laten afstaan en die [slachtoffer] naar een (leegstaande) woning meegevoerd en in de kruipruimte van die woning gedwongen en
die kruipruimte afgesloten en die [slachtoffer] in die kruipruimte gehouden.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Feit 1 en 2, telkens:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de geëiste straf te matigen. De verdediging heeft hiertoe verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich tot twee maal toe schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Bij beide incidenten heeft verdachte een prominente rol vervuld. Bij het incident op 10 september 2012 heeft verdachte het slachtoffer in de woning van een vriend – waar het slachtoffer op dat moment verbleef – opgezocht en mede door het gebruik van pepperspray onder dwang in een auto laten plaatsnemen. Bij het incident op 12 september 2012 heeft verdachte het slachtoffer rond middernacht – wederom mede door het gebruik van pepperspray – uit zijn auto getrokken en onder dwang meegenomen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer vervolgens vervoerd in de kofferbak van een auto. Terwijl het slachtoffer zich in de kofferbak van de auto bevond, is op hem fysiek geweld uitgeoefend en is hij vervolgens op een afgelegen plek opgesloten in de kruipruimte van een leegstaande woning, waarna het toegangsluik tot die kruipruimte is verzwaard met dakpannen zodat het niet meer te openen was. Na het hermetisch opsluiten van het slachtoffer heeft verdachte zich niet meer naar de plek des onheils begeven en ook geen enkele handeling verricht die tot een bevrijding van het slachtoffer zou leiden, daarmee het slachtoffer voor dood achterlatend. Het slachtoffer heeft uiteindelijk uren in de kruipruimte doorgebracht. Het vorenstaande heeft buitengewoon beangstigende situaties opgeleverd voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 2 januari 2013;
een reclasseringsadvies (beknopt) over de persoon van verdachte d.d. 29 november 2012, opgesteld door Tactus verslavingszorg;
een reclasseringsadvies over de persoon van verdachte d.d. 18 januari 2013, opgesteld door Tactus verslavingszorg;
- een psychiatrisch rapport over de persoon van verdachte d.d. 5 januari 2013, opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus;
- een trajectconsult d.d. 6 november 2012, opgesteld door mw. A.G.M. Busstra, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Locatie Noord.
Alles overziend acht de rechtbank in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces. In het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces heeft de benadeelde partij een bedrag van € 7.000,00 gevorderd en in het schadeonderbouwingsformulier wordt een bedrag van € 6.000,00 genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijk rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank overweegt hiertoe dat het aandeel van de impact van het incident op 10 september 2012 niet duidelijk is ten opzichte van die van het incident op 12 september 2012, doordat [slachtoffer] dit in zijn vordering niet heeft onderbouwd, terwijl de gebeurtenissen qua intensiteit wezenlijk van elkaar verschillen. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer] voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2012 (de dag waarop het onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van algehele voldoening. Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, mrs. L.J. Bosch en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2013.