ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0522

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-653064-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in Raalte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland, is de verdachte op 10 januari 2013 veroordeeld voor een poging tot diefstal met geweld, gepleegd op 24 november 2011 in Raalte. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft geprobeerd een woning te overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de overval werd het slachtoffer, een goudhandelaar, met geweld bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft verschillende chatgesprekken tussen de verdachte en medeverdachten als bewijs gebruikt, waarin plannen voor de overval werden besproken. De verdachte werd ook in verband gebracht met een wapenbezit, een veerdrukpistool, dat op 5 december 2011 in zijn bezit werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met een verplichting tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.780,28. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/653064-12 (P)
Uitspraak: 10 januari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats],
thans verblijvende in [plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2012, 12 juli 2012, 16 juli 2012, 8 augustus 2012, 31 oktober 2012, 20 december 2012 en 27 december 2012.
De verdachte is op 31 mei 2012, 8 augustus 2012 en 20 december 2012 verschenen, telkens bijgestaan door mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 20 december 2012 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is - na wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 november 2011 in de gemeente Raalte ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of datgene wat verder van zijn/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hij en/of een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- bij het pand aan de [adres] te Raalte (de woning van [slachtoffer 2] en/of vestigingsplaats van [slachtoffer 1]) heeft aangebeld en (vervolgens) toen [slachtoffer 3] de deur had geopend
- op die [slachtoffer 3] is afgelopen/afgerend en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] in zijn gezicht en/of tegen zijn lichaam heeft gestompt/geslagen en/of (vervolgens)
- bij diens armen en/of (boven)lichaam heeft vastgepakt en vervolgens de gang heeft ingeduwd en/of (vervolgens)
- tegen de grond heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens)
- boven op die [slachtoffer 3] is gesprongen en/of (vervolgens)
- al dan niet met een hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of (daarbij)
- één of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of (daarbij)
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/geprikt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] gedwongen zich naar de woonkamer te begeven en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 3] geschreeuwd/gezegd dat hij, [slachtoffer 3], op zijn buik moest gaan liggen en/of ‘Op je buik, of ik steek je dood’ en/of ‘Als je je niet snel op je buik draait dan mollen we je of steken je’ en/of ‘Als je niet blijft liggen dan doe ik je wat’, althans woorden van soortgelijke strekking, en/of
- in de woning/het bedrijf heeft doorzocht op (gouden) sieraden en/of geld en/of andere goederen en/of
- een kluis heeft geopend en de zich in die kluis bevindende ringen en/of andere sieraden/goederen eruit heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
(07/653006-12)
hij op of omstreeks 05 december 2011 in de gemeente Raalte een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool, merk HFC, type 33, (zogeheten balletjespistool), voorhanden heeft gehad;
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde omdat het wettig bewijs ontbreekt voor de aanwezigheid van verdachte bij de overval.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Op 15 november 2011 heeft een chatgesprek plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 1] dat er in Raalte een soort goudhandelaar is en dat hij zelfs het telefoonnummer van die man heeft. [medeverdachte 1] vraagt hoe oud die man ongeveer is en [medeverdachte 2] zegt:‘ongeveer 50, je weet oud mannetje’. [medeverdachte 1] zegt vervolgens: ‘Wallah we rennen naar binnen met bivak en knuppels, we binden hem vast en roven alles leeg’. [medeverdachte 2] reageert daarop met: “maar wel coma aub, ik hou niet van mensen levend late.” [medeverdachte 1] reageert daarop door te zeggen: ‘ogen oren en mond dicht, klaar jonge, wat kan een oude man doen als 4 pubers binnen rennen, kan die rennen denk je zo snel zijn ze niet’
Op 21 november 2011 chat [medeverdachte 1] wederom met [medeverdachte 2] en zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] dat hij 15 euro moet regelen (fixen). [medeverdachte 1] vraagt waarvoor dat geld is. [medeverdachte 2] zegt dan tegen hem: ‘Jij wilt headdekking toch, die muts, van mootje”’.
Op 21 november 2011 chat [medeverdachte 2], omstreeks 23.12.30 uur, aan [medeverdachte 1]: “We moesten gaan vandaag takki man. Ik wil hem donderdag klare.”
Een dag later, op 22 november 2011 chat medeverdachte [medeverdachte 1] met verdachte [verdachte]. Ze hebben het er over wat ze zullen doen die avond. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dan dat hij rustig aan wil doen voor de ‘BIG BANG’.
Op 23 november 2011 chat [medeverdachte 1] wederom met [medeverdachte 2]. Er moet 20 euro voor een koevoet komen. Verder moet er een niffa (mes) geregeld worden. [medeverdachte 1] merkt op dat hij wel een niffa heeft en of [medeverdachte 2] een koevoet wil. [medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij zijn watch (horloge) nog heeft. [medeverdachte 1] bevestigt dat hij die nog heeft en [medeverdachte 2] zegt daarop: “Haye we takki tonight, ik bel die jongen nu”. Als [medeverdachte 1] daarop schrijft: “Kan je nu nu kwijt? How much? antwoordt [medeverdachte 2]: “eey wu, w8, red je 7u [plaats]??” [medeverdachte 1] vraagt daarop wat hij met die watch wil, geeft [medeverdachte 2] daarop geen concreet antwoord, maar zegt hij : “Ik ga jou vertellen, ik bel die jongen nu, 7u [plaats]” [medeverdachte 1] vraagt opnieuw “hoeveel?”, waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “nee, ik kan niet verkope, maar how we get inside”. Als [medeverdachte 1] dan vraagt “waar? Welke jongen bel je?” antwoordt [medeverdachte 2] “[verdachte]”.
Ten slotte vindt er op 24 november 2011 om 17:21 uur, een chatgesprek plaats tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte]. [medeverdachte 2] zegt tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] dat hij er al is en dat iedereen voor zichzelf een route moet zoeken op streetview. [verdachte] en [medeverdachte 1] praten met elkaar en als [medeverdachte 2] vraagt waar ze het eigenlijk over hebben, antwoordt [verdachte] “we moeten een plek hebben waar we heen gaan erna”. Als het berichtenverkeer daarover nog even doorgaat, zegt [medeverdachte 2]: “Gaat om de tori (overval) hoe brengen we hem”, waarop [verdachte] antwoordt “we praten zo buiten”. [medeverdachte 2] zegt daarop: ja maar kijk streety view” en [verdachte] antwoordt “We hit em around 8/9”. [medeverdachte 2] zegt dan tegen [medeverdachte 1] en [verdachte] dat ze rond 7 uur aangekleed moeten komen en het gereedschap mee moeten nemen. [verdachte] moet nog een muts hebben en [medeverdachte 1] zegt dat hij er al één heeft. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij een muts aan [verdachte] moet lenen. [verdachte] zegt nog tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] “vergeet die tas niet”.
Een aantal uur na het chatgesprek op 24 november 2011 wordt [slachtoffer 3], een goudhandelaar, wonende [adres] te Raalte overvallen. Hij verklaarde dat hij op donderdag 24 november 2011 om 20.45 uur televisie aan het kijken was in de woonkamer van zijn woning aan de [adres] te Raalte. Op een gegeven moment hoorde hij de bel en liep hij van de woonkamer naar de gang. Hij zag door het glas in de voordeur dat er een persoon voor de deur stond. Hij opende de voordeur en zag een onbekende man staan. De man zei in normaal Nederlands, zonder accent, tegen aangever “Ik heb een horloge van mijn tante georven, kunt u mij zeggen wat de waarde van dit horloge is? Is het echt goud?” De man had een goudkleurig horloge in handen en overhandigde dat aan aangever.
De aangever gaf (onder meer) het volgende signalement van de man: ongeveer 20 jaar, ca 1.70 m. lang, blanke huidskleur, zwart haar, middellang gedekt kapsel, tenger postuur
Uit het niets kwamen ineens drie voor aangever onbekende personen uit de richting van de carport op hem af stormen.
Direct voelde hij een harde vuistslag in zijn gezicht en pijn bij zijn mond. Wie deze vuistslag gaf, zag hij niet. De drie aanstormende mannen vielen hem aan, pakten hem met geweld bij zijn bovenlichaam en armen en duwden hem achterwaarts de gang in. Hij had de grootste moeite om overeind te blijven en trapte van zich af. Hij zag dat de langste jongen van het drietal een donkere huidskleur had en een Marokkaans type kon zijn. Door het geweld van de drie personen verloor hij zijn bril. Hij voelde dat de mannen hem naar de grond wilden hebben. Er werd door meerdere mannen tegelijk geweld op hem uitgeoefend. Met kracht werd hij door de mannen tegen de tegelvloer in de gang geduwd en in bedwang gehouden. Tijdens de worsteling zag hij ineens een hamer. De mannen pakten hem overal en één dook letterlijk op hem. Dat hij geslagen werd, heeft hij niet gezien maar hij voelde wel dat hij aan alle kant diverse klappen en slagen tegen zijn lichaam kreeg. Hij voelde veel pijn. Ongeveer een halve minuut lag hij op de grond. Hij besefte dat hij op zijn achterhoofd was geraakt. Van eventuele slagen met een hamer of met vuisten heeft hij niets gemerkt. Op een gegeven hoorde hij dat één van de mannen met stemverheffing riep dat hij naar de kamer moest. Hoe hij in de kamer gekomen is, weet hij niet meer. In de kamer werd er gesommeerd dat hij op zijn buik moest gaan liggen. Alle vier de mannen waren bij hem in de woonkamer. Toen hij weer hoorde dat hij op zijn buik moest gaan liggen, besloot hij op een zij te gaan liggen. Daarop riep één van de mannen: ‘Op je buik, of ik steek je dood’. Ook werd er geroepen: ‘Als je je niet snel op je buik draait dan mollen we je of steken we je’.
Toen de daders bij hem in de woonkamer liepen, zag aangever dat één van hen een hamer in zijn hand had en bij een andere dader zag hij een deel van een breekijzer in zijn handen.
Ineens verlieten twee mannen de kamer en twee bleven bij hem. Een man met een hamer zei tegen hem: ‘Als je niet blijft liggen dan doe ik je wat’. Kort daarna merkte hij dat er nog maar één man in de kamer was. Hij stond snel op en pakte in de achterkamer een porseleinen theepot. De man sprong achter hem aan maar hij gooide de theepot met alle kracht uit het zijraam. De man vluchtte daarop.
Achteraf bleek dat er geen goederen of geld waren meegenomen. Wel heeft hij gezien dat de mannen twee bladen met diverse ringen (dummy’s) en wat sieradendoosje van de bovenste legplank uit de kluiskast in het kantoor hadden gepakt en dat zij deze op de hoek van een bureau hadden gelegd.
Uit de letselrapportage en aanvullende letselrapportage blijkt voren dat [slachtoffer 3] een scheurwond van 3 cm aan de lip, een scheurwond van 4 cm en fors bloedende wond op de rechterachterzijde van het hoofd had. Volgens de forensisch arts B. van Essen kan dat passen bij direct inwerkend stomp geweld op het hoofd, zoals bijvoorbeeld slaan met een hard stomp voorwerp. Daarnaast had hij twee gebroken ribben die een partiële klaplong hebben veroorzaakt en in zijn rug een steekwond van ongeveer 3 cm.
Op zijn buik waren lichte striemen aanwezig. Ingeschat werd toen dat het herstel enkele maanden zou gaan duren.
Na de overval hebben medewerkers van Forensische opsporing Regio Politie IJsselland een onderzoek ingesteld op en buiten de plaats delict [adres] te Raalte. Voor de woning aan de [adres] zag verbalisant [verbalisant 1] van de technische recherche een border tussen het trottoir voor de woning en de rijbaan van de [adres]. Hij zag dat de aarde in deze border was geharkt. In de border zag hij meerdere schoensporen, waarvan de zetting van alle schoenen moet zijn veroorzaakt door personen die zich, gezien vanaf de woning, via het voor de woning liggende trottoir in de richting van de rijbaan begaven. Verbalisant [verbalisant 1] van de technische recherche noemde deze schoensporen, gezien de verkleuring van de aarde en de vochtigheid van het oppervlak “vers”. De sporen bevonden zich, gezien vanuit de richting van de woning, voor de oprit/toegang tot de voordeur van de betrokken woning. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was niet uitgesloten dat deze sporen veroorzaakt waren door de vluchtende daders van de overval, die bij het verlaten van de woning via de voordeur over het toegangspad van de woning en het trottoir door de border zijn gelopen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de schoensporen in de border voor de woning veiliggesteld door middel van gipsafdrukken, die vervolgens zijn gewaarmerkt.
Sporencoördinator [verbalisant 2] heeft een vergelijkend schoensporenonderzoek gedaan naar (onder meer) deze schoensporen en 9 paar schoenen, die in beslaggenomen waren bij een 4-tal verdachten.
De conclusie uit dit vergelijkend schoenspooronderzoek is, dat één schoenspoor “mogelijk” veroorzaakt is met de rechterschoen van medeverdachte [medeverdachte 1] en een ander schoenspoor “mogelijk’ veroorzaakt is met de linkerschoen van medeverdachte [medeverdachte 1]. Daarnaast is één schoenspoor “mogelijk” veroorzaakt met de linkerschoen van verdachte .
Dat verdachte zijn schoenen – zoals door de verdediging is betoogd – ten tijde van plegen van het delict aan iemand anders zou hebben uitgeleend is in het licht van de overige bewijsmiddelen en ook gelet op de verklaring dienaangaande van verdachtes moeder, geenszins aannemelijk geworden.
Daarnaast heeft [persoon 1] verklaard dat hij verdachte op de avond van de overval heeft gezien in de nabijheid van de [adres] te Raalte in gezelschap van anderen. Hij verklaarde dat hij op de avond van de overal drie jongens hard weg had zien rennen. Zij kwamen aanrennen door de struiken achter de school [adres] te Raalte. Hij herkende de jongens en gaf aan dat dit [medeverdachte 2] ,[medeverdachte 1] en [verdachte] waren.
Zij zeiden tegen hem dat de politie achter hen aan zat. De jongens kwamen uit de richting van de apotheek op de hoek van de [adres] met de [plaats]weg.
Getuige [persoon 1] heeft deze verklaring tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 16 juli 2012 onder ede bevestigd. Dat de getuige niet consistent heeft verklaard over de tijdstippen waarop hij verdachte en medeverdachten heeft gezien, geeft de rechtbank – mede gelet op het tijdsverloop – geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de waarnemingen waarover hij heeft verklaard.
Uit het onderzoek is gebleken dat [verdachte] op 5 december 2011 is aangehouden en op het politiebureau heeft vastgezeten in verband met verdenking van een poging tot woninginbraak aan de [adres] te Raalte. Daarbij werd onder [verdachte] een balletjespistool inbeslaggenomen. Hij is na verhoor heengezonden.
Op 5 december hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een chatgesprek. In dat gesprek zegt [medeverdachte 1]: “we moeten die gedumpte bagga ophalen, die in de droste ligt”. Als [medeverdachte 2] daarop antwoordt “tfoe fuck it dan” legt [medeverdachte 1] hem uit: “wil je genakt worden ofzo, voor die kkr bentinck, als [verdachte] praat en ze vinde spullen, we zijn allemaal focked.” Als [medeverdachte 2] daarop zegt: “je heb toch laten zwemmen”, zegt [medeverdachte 1]: “ze vissen het op.” Als [medeverdachte 2] zegt: “wat wou jij doen, ook opvissen” zegt [medeverdachte 1] “ja vriend wil je genaaid worden.”
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] bang is dat [verdachte] bij de politie wat gaat zeggen waardoor de politie op het spoor zal komen van de spullen die klaarblijkelijk in de Droste zijn gegooid. De rechtbank ziet ook hierin een aanwijzing dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] bij de overval aan de [adres] betrokken zijn.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd geconcludeerd kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Het onder 1 ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- het proces-verbaal onderzoek wapen ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 24 november 2011 in de gemeente Raalte ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen sieraden en/of geld toebehorende aan het bedrijf [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, hij en/of een of meer van zijn mededader(s),
- bij het pand aan de [adres] te Raalte (de woning van [slachtoffer 2] en/of vestigingsplaats van [slachtoffer 1]) heeft aangebeld en vervolgens toen [slachtoffer 3] de deur had geopend
- op die [slachtoffer 3] is afgerend en vervolgens
- die [slachtoffer 3] in zijn gezicht en/of tegen zijn lichaam heeft gestompt en vervolgens
- bij diens armen en (boven)lichaam heeft vastgepakt en vervolgens de gang heeft ingeduwd en vervolgens
- tegen de grond heeft geduwd en gehouden en vervolgens
- met een hamer op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en daarbij
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft geslagen/gestompt en daarbij
- met een mes, in de rug van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/geprikt en vervolgens
- die [slachtoffer 3] gedwongen zich naar de woonkamer te begeven envervolgens
- tegen die [slachtoffer 3] geschreeuwd/gezegd dat hij, [slachtoffer 3], op zijn buik moest gaan liggen en ‘Op je buik, of ik steek je dood’ en ‘Als je je niet snel op je buik draait dan mollen we je of steken je’ en ‘Als je niet blijft liggen dan doe ik je wat’, althans woorden van soortgelijke strekking, en
- de woning heeft doorzocht op sieraden en/of geld en
- een kluis heeft geopend en de zich in die kluis bevindende ringen en andere sieraden/goederen eruit heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
(07/653006-12)
hij op 05 december 2011 in de gemeente Raalte een wapen van categorie I, onder 7, te weten een veerdrukpistool, merk HFC, type 33, (zogeheten balletjespistool), voorhanden heeft gehad;
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
Poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Voor het onder 2 ten laste gelegde verzoekt de raadsvrouw een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen rekeninghoudende met de financiën van verdachte.
De raadsvrouw verzoekt teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De raadsvrouw verzoekt voorts de voorlopige hechtenis op te heffen en verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. Verdachte heeft met zijn medeverdachten, enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin, het slachtoffer, terwijl deze persoon alleen was, in een voor hem buitengewoon beangstigende situatie gebracht. Daarbij is grof fysiek geweld niet geschuwd.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat het voorval een enorme invloed heeft gehad op het slachtoffer. Hoewel er sindsdien maanden zijn verstreken, ondervindt hij nog dagelijks de nadelige gevolgen. Hij voelt zich niet meer veilig in zijn huis en heeft het vertrouwen in de medemens verloren. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het rapport d.d. 9 juli 2012 van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een dysthyme stoornis. Verdachte heeft een erg negatief wereldbeeld en heeft een negatief beeld van een ander; hij voelt zich miskend, onbegrepen, geen vertrouwen in andere mensen. Hij heeft geen positieve toekomstverwachting. Er is daar al lang sprake van. Voorts is er sprake van misbruik van alcohol en cannabis en een persoonlijkheid met borderline, antisociale en vermijdende trekken. Deze stoornis was ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig. De deskundige kan geen uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte omdat verdachte ontkennend is. De deskundige acht een klinische behandeling nodig waar aandacht wordt besteed aan de verslaving en de persoonlijkheid van verdachte en agressieregulatie, maar een dergelijke behandeling is alleen zinvol als verdachte gemotiveerd zou zijn. Vanwege het ontbrekende probleembewustzijn en behandelmotivatie is behandeling niet haalbaar.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 23 november 2012;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 16 februari 2012, opgemaakt door T. Dol, reclasseringswerker Tactus verslavingszorg;
- een pro justitiarapport over de persoon van verdachte d.d. 9 juli 2012, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
- een pro justitiarapport over de persoon van verdachte d.d. 6 juli 2012, opgemaakt door drs.J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog.
BENADEELDE PARTIJ
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, hoofdelijk, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering gelet op de bepleitte vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 3.780,28, bestaande uit € 975,62 aan kosten voor vervanging van een ruit, € 15,00 voor een koffie/theepot, € 132,45 voor kleding, € 170,00 voor eigen risico zorgverzekering, € 52,00 aan daggeldvergoeding ziekenhuis, € 174,71 voor één niet gewerkte dag, € 10,00 aan reiskosten en € 2.250,00 aan immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.780,28, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 3.780,28 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
TOEGEPASTE WETSARTIKELEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 3.780,28 hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd en veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.780,28 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. S.M. Milani en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2013.