RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650219-11(P),
07/650447-11(ttz.gev.).
Uitspraak: 10 januari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op 15 maart 2012, 31 mei 2012, 20 december 2012 en 27 december 2012.
De verdachte is op 15 maart 2012, 31 mei 2012 en 20 december 2012 verschenen, telkens bijgestaan door mr. A.K. Ramdas, advocaat te Rotterdam danwel zijn kantoorgenoot mr. J.T. van Loenen, advocaat te Rotterdam.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
Ter terechtzitting van 15 maart 2012 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07/650219-11 en 07/650447-11 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 31 mei 2012 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07/652019-11
hij op of omstreeks 22 september 2011 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan de [adres] weg te nemen goederen (van zijn/hun gading) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen (van zijn/hun gading) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- (via een heg) over een hek is/zijn geklommen en/of
- (vervolgens) over het terrein van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gelopen en/of
- (vervolgens) met een koevoet, althans een daaropgelijkend voorwerp, één of meer ramen van die woning heeft/hebben geforceerd en/of
- één of meer raam heeft/hebben geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 07/650447-11
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 15 december 2011 te Almelo en/of Raalte en/of Zwolle en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf diefstal met geweld in vereniging voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een of meer voorwerp(en) en/of stoffen en/of informatiedrager(s) en/of vervoermiddelen, te weten:
- twee, althans één, (slagers)messen en/of
- handschoenen en/of
- een sporttas met kledingstukken en/of
- een nylonkous/panty en/of
- (sport)schoenen en/of
- (een) muts(en) en/of
- touw en/of
- petjes en/of
- één rol (ongebruikte) vuilniszakken en/of
- één of meer communicatiemiddelen te weten telefoons en/of computers en/of
- een personenauto (met kenteken: [KENTEKEN]) waarin hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich bevonden ten tijde van de aanhouding,
bestemd tot het tezamen en in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 07/650219-11 en onder parketnummer 07/650447-11 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van het onder parketnummer 07/650219-11 ten laste gelegde aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij een poging tot inbraak.
Met betrekking tot het onder parketnummer 07/650447-11 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair is zij van oordeel dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred op basis waarvan er geen sprake kan zijn van strafbare voorbereiding.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Parketnummer 07/652019-11
Op 22 september 2011 omstreeks 14.37 uur kwam er bij de politie een melding binnen dat drie mannen bezig zouden zijn om binnen te komen in een woning aan de [adres] te Zwolle.
Getuige [getuige 1] verklaarde hierover dat zij ineens een jongen of twee jongens uit de heg van de tuin van de woning zag komen. Zij zag dat de jongens in de richting van de [adres] renden. Later zag zij vier jongens uit de richting van het park komen en drie van de vier jongens weer door de heg de tuin in gingen. Toen zij goed keek zag zij dat de drie jongens bij het raam aan de zijkant van huis bezig waren. Eén jongen was met het bovenste raampje bezig. Zij weet niet zeker of die jongen een koevoet in zijn hand had. Deze jongen had een donkere pet op, was in het donkergrijs gekleed en droeg een rugzak. De jongen die achter de jongen stond die bij het raam bezig was, was een donkere jongen. De jongen die in de tuin stond had een grijs Adidas trainingspak aan en een petje op.
Getuige [getuige 2] had eveneens zicht op de woning aan de [adres] te Zwolle en verklaarde dat zij een jongen die in het grijs was gekleed via de heg de tuin van de woning aan de [adres] te Zwolle in zag gaan. Later zag zij drie jongens in de tuin lopen. Eén jongen droeg een blauw/grijs petje en een grijs shirt en hij stond op een bepaald moment voor het achterste raam. De jongen had iets in zijn hand en probeerde het bovenste raampje van het raam open te breken. De andere jongens liepen heen en weer. Eén van die andere jongens had een donker uiterlijk en was gekleed in het zwart. Verder was er een magere jongen bij. De jongens verlieten de tuin maar kwamen kort daarna terug. De jongen met het grijze petje en shirt ging vervolgens weer verder met zijn werkzaamheden. Zij kon niet precies vertellen wat die jongen precies in zijn handen had maar tijdens het openbreken van het raam maakt het wel veel lawaai. In totaal heeft zij drie jongens bij de woning gezien.
Tevens bevindt zich in het dossier een verklaring van de getuige [getuige 3]. Hij verklaarde dat hij aan het einde van het dierenweitje een jongen zag lopen met een donkere huidskleur, zwarte kleding, een petje, een bril en een rugzak. Hij fietste door en 10 meter verderop bij de heg aan de [adres] te Zwolle kwam er een jongen uit de heg zeilen. Het was een jongen met Somalische uitstraling en hij droeg donkere kleding.
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 1] was bij zijn woning een rotanstoel verplaatst. Verder zag hij dat bij het eerste kozijn vanaf de voorkant van zijn woning het bovenraampje op een kier stond. Dit zag hij ook bij het tweede kozijn waar de rotanstoel voor stond. Op beide bovenraampjes waren braaksporen te zien.
Kort nadat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de politie hadden gealarmeerd, werden [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] aangehouden in de nabijheid van de woning aan [adres] te Zwolle.
Voorts bleek uit onderzoek dat zich op het kozijn, van één van de ramen die verbroken was, bloed bevond. Dit bloedspoor matchte met het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1].
Daarnaast verklaarde medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij samen met verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] bij een woning die bij het park stond naar binnen wilde gaan en verklaarde medeverdachte [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 2] aanbelde bij de woning en dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de tuin in gingen.
De rechtbank is, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte zich op 22 september 2011 tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het onder 07/650219-11 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Parketnummer 07/650447-11
Naar aanleiding van een aantal processen-verbaal van de CIE, heeft de politie een onderzoek ingesteld en zijn er een aantal (IP)taps geplaatst.
In het onderzoek komen de volgende e-mailadressen naar voren:
- [e-mailadres]. Deze is in gebruik bij verdachte, [verdachte]. Dit blijkt uit een verklaring van [medeverdachte 1] en een verklaring van [persoon 1].
- [e-mailadres]. Deze is in gebruik bij [persoon 2].
- [e-mailadres]. Deze is in gebruik bij [medeverdachte 4].
- [e-mailadres]. Deze is in gebruik bij [medeverdachte 1].
Uit deze IP-taps bleek onder andere dat er op 6 december 2011 een chatgesprek plaatsvond vanaf het IP-adres dat in gebruik is bij verdachte en de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres]. Aan de gebruiker van [e-mailadres] wordt eerst gevraagd wat de politie hem allemaal vroeg, waarop deze antwoordt “wat ik bij die mensen aan de deur deed, of ik vrijdag ook daar was en hoe ik aan die gannoe (vuurwapen) kwam etc.”
De rechtbank leidt hieruit in combinatie met het gegeven dat medeverdachte [medeverdachte 4] daags daarvoor door de politie was aangehouden en meegenomen voor verhoor af dat de gebruiker van [e-mailadres] daadwerkelijk [medeverdachte 4] zelf is.
Verderop in het chatgesprek zegt deze: ‘Ik heb weer een mooie adres [naam]’ en ‘dit x zoek ik de juiste mensen uit denk met me mee’.
Op 8 december 2011 voert verdachte een telefoongesprek met een man die gebruik maakt van telefoonnummer [nummer], volgens de politiesystemen (BHV) in gebruik bij [persoon 3]. Verdachte vraagt aan deze man: “ja man luister, ik heb jou ook nodig volgende week man. Of kan je niet volgende week?”
Op 13 december 2011 omstreeks 14:57 uur chat [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) met [e-mailadres] ([verdachte]). Deze zegt tegen [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) dat hij niet over tories (overvallen) met anderen moet praten. Hij vraag [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) om even te kijken voor een bandana en ‘het enigste wat ik osso heb is binnenkort de ganoe voor als ze binnen stormen’. [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) vraagt of hij al bezig is met zo’n ding en [e-mailadres] ([verdachte]) bevestigt dit. Omstreeks 15:07 uur zegt [e-mailadres] ([verdachte]) tegen [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) dat hij binnenkort een ganoe (vuurwapen) in osso (huis) heeft. [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) vraagt om een tip en zegt dat hij alle tools (werktuigen) van waggie (auto) tot tweede man tot ganoe heeft. Ten slotte zegt [e-mailadres] ([verdachte]) dat hij sowieso een juwa (juwelier) gaat klaren want die leveren doekhoe (geld) op.
Op 13 december 2011 omstreeks 15:23 uur chat [e-mailadres] ([verdachte]) met [e-mailadres] ([medeverdachte 4]). [e-mailadres] ([verdachte]) vraagt aan [e-mailadres] ([medeverdachte 4]) wat hij geregeld heeft voor zichzelf voor donderdag. Daarop wordt geantwoord dat hij alles heeft wat hij nodig heeft en hij wil weten waarom geen [medeverdachte 1]. [e-mailadres] ([verdachte]) zegt dat hij echte soldiers mee neemt die niet aarzelen. Hij wil niet dat de torie mislukt, een andere mocro uit Lelystad gaat mee. Op een gegeven moment zegt [e-mailadres] ([verdachte]) ‘fuck [medeverdachte 1], hij doet altijd biggie, hij heeft zijn ding al’. Vervolgens vraagt [e-mailadres] ([verdachte]) aan [e-mailadres] ([medeverdachte 4]) of hij 1 ‘biggiebigie niffa’ voor hem kan regelen. Verder zegt hij: ‘bel die vrouw vandaag al, maak een afspraak voor donderdagavond en zeg je komt alleen, je wilt sieraden aan haar verkopen’ en ‘geef mij nummer, we gaan vandaag daar, laat me die huis zien, blijf jij thuis, ik klaar hem dan donderdag, ik wil tempo duurt te lang weetje, deze week is de deathline’.
Later die dag zegt [e-mailadres] ([medeverdachte 4]) tegen [e-mailadres] ([persoon 2]) : ‘maar beter neme we [medeverdachte 1] ook mee man ik had hem al over deze getalkt’ Daarop reageert [e-mailadres] ([persoon 2]): ‘mar die wik ik effe uitwassen of waryaaa’ en ‘panty met die muts zo bn ik ook na binnen gerend.’
[e-mailadres] ([persoon 2]) chat op 15 december 2011 omstreeks 09.37 uur met [e-mailadres] ([verdachte]). Tijdens deze chat zegt [e-mailadres] ([verdachte]) tegen [e-mailadres] ([persoon 2]): ‘Kom half 4 Braak ken je ook handschoenen fixxen voor me; $’. Op dezelfde dag omstreeks 09.50 uur chat [e-mailadres] ([persoon 2]) [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) en wederom met [e-mailadres] ([verdachte]). Aan [e-mailadres] ([persoon 2]) wordt tijdens deze chat gevraagd om een ‘niffa’ (een mes) te regelen. [e-mailadres] (persoon 2) zegt dan: ‘ja dat komt goed’. [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) chat die dag ook met [e-mailadres] ([verdachte]) en vraagt hem waarom hij stress heeft. Er wordt geschreven dat de tijd sloom loopt omdat hij zich verheugt op één ding. [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) vraagt: ‘wanneer dan? Ochtend togg of avond?’ Geantwoord wordt: ‘tonight, hoe bedoel je ochtend, ben je crazy’. [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) zegt: ‘ik zeg je ochtend is de beste’.
[e-mailadres] ([verdachte]) schrijft: ‘in de ochtend alleen winkel kan maar osso is crisis, people see you’.
Kort na deze chat werd er op de computer van medeverdachte [medeverdachte 4] gekeken op de website van [naam] in Almelo.
Op 15 december 2011 tussen 16.02 uur en 18.40 uur vond er telefoonverkeer plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 4] en verdachte [verdachte]: ‘Bel me en ik kom er aan, waar ben je?, kom braak nunu, schiet op man ik wacht al kk lang’.
Naar aanleiding van het bovenstaande en andere chatgesprekken tussen [e-mailadres] ([medeverdachte 1]) [e-mailadres] ([persoon 2]), [e-mailadres] ([verdachte]), [e-mailadres] ([medeverdachte 4]) ontstond bij de politie het vermoeden dat er overval gepleegd zou gaan worden op [naam] in Almelo. Er werd een observatieteam ingezet en op 15 december 2011 omstreeks 17.10 uur zagen verbalisanten 2 donkergetinte jongens staan tegenover de BP-tankshop op de [adres] te Raalte. Beide jongens stapten in een [merk] met het kenteken [KENTEKEN]. Op het moment dat de auto richting Almelo reed, besloot de politie de inzittenden van de auto aan te houden. Het betroffen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [persoon 3] .
In de auto werden diverse goederen aangetroffen. Voor de rechtervoorstoel werden een panty, een groot koksmes met een zwart handvat, een zwart petje en zwarte sportschoenen aangetroffen. In de kofferruimte van de auto lag een groot mes met een bruin handvat en een paar sportschoenen met groene zool. Verder zijn in de auto kleding en twee mobiele telefoons aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat zich eveneens in de auto bevonden: een grijze muts, bonnetjes, totobonnen, een Samsung GSM, diverse zwarte kleding, een Nokia GSM, een beltegoedbon, simkaartverpakkingen, handschoenen met een wit motief, een flyer met de tekst: ‘Gezocht goud en zilver’, sieraden, een Blackberry GSM, een mes met een zwart heft, een zwart petje, een zwarte muts, een nylonkous, een rol ongebruikte vuilniszakken, een paar grijze Adidas herenschoen en een mes met een houten heft.
Eén mes dat in de auto was aangetroffen was afkomstig van de Hema. Op de bewakingsbeelden was te zien dat een man dit mes kocht op 15 december 2011. Deze man bleek medeverdachte [persoon 2] te zijn.
[persoon 2] heeft hierover bij de politie verklaard dat hij voor een overval het mes en de panty had gekocht bij de Hema en dat hij deze heeft afgegeven aan [verdachte] danwel [persoon 3]. Bij de rechter-commissaris heeft hij daaraan toegevoegd dat hij wist dat er een overval gepleegd zou gaan worden maar dat hij niet is meegegaan omdat er al genoeg jongens in de auto zaten.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat medeverdachten [persoon 3], [verdachte] en [medeverdachte 4] op 15 december 2011 een overval wilden plegen op ‘de [naam]’. Verdachte was op 15 december 2011 bij hem aan de deur gekomen om te vragen of hij mee wilde doen aan de overval. Hij is in de auto gestapt en hij hoorde [medeverdachte 4] en [persoon 3] vragen of hij ook meedeed aan de overval op ‘de [naam]’. In de auto werd het plan besproken maar ook via MSN is hierover gesproken.
Met betrekking tot het beroep op vrijwillige terugtred overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de vrijwillige terugtred bij voorbereiding geldt dat de voorbereider pas straffeloos wordt als hij zijn voorbereidingen weer ongedaan maakt en het daardoor onmogelijk maakt dat met behulp van zijn voorbereidinghandelingen het misdrijf wordt begaan. Dat verdachten aan Wierden zijn voorbij gereden, sluit niet uit dat verdachten op de terugweg vanaf Almelo alsnog het voorbereide misdrijf konden plegen. Een daadwerkelijke terugtred is niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte zich in de periode 1 december 2011 tot en met 15 december 2011 tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een overval.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 07/650219-11 en onder parketnummer 07/650447-11 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Parketnummer 07/652019-11
hij op 22 september 2011 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan de [adres] weg te nemen goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en/of inklimming, met een of meer van zijn mededaders, althans alleen
- via een heg over een hek is/zijn geklommen en
- vervolgens over het terrein van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gelopen en
- vervolgens met een koevoet, althans een daaropgelijkend voorwerp, één of meer ramen van die woning heeft/hebben geforceerd en/of
- één of meer raam heeft/hebben geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 07/650447-11
hij in de periode van 1 december 2011 tot en met 15 december 2011 te Almelo en Raalte en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf diefstal met geweld in vereniging voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of afpersing in vereniging, opzettelijk voorwerpen en/of informatiedrager(s) en/of vervoermiddelen, te weten:
- een mes en
- handschoenen en
- een sporttas met kledingstukken en
- een nylonkous/panty en
- schoenen en
- mutsen en
- touw en
- petjes en
- één rol ongebruikte vuilniszakken en
- een personenauto (met kenteken: [KENTEKEN]) waarin hij, verdachte en zijn mededader(s) zich bevonden ten tijde van de aanhouding,
bestemd tot het tezamen en in vereniging begaan van dat misdrijf, hebben verworven en voorhanden gehad.
Van het onder parketnummer 07/650219-11 en onder parketnummer 07/650447-11 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Parketnummer 07/650219-11
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 07/650447-11
Voorbereiding van diefstal, voorafgegaan door of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikelen 310, 312, 317 juncto artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden. Voorts heeft de officier van justitie verbeurd verklaring van de inbeslaggenomen goederen gevorderd, te weten : schoenen, pet, wikkel (afstand 39), handschoenen en : laptops.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter zake van beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan verzoekt de raadsvrouw bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, dan vraagt de raadsvrouw een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Voorts verzoekt de raadsvrouw het bevel voorlopige hechtenis op te heffen nu verdachte met 5,5 maand thans al lang genoeg in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot de inbeslaggenomen, niet geretourneerde, goederen bepleit de raadsvrouw teruggave aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij voor wat betreft de poging tot woninginbraak ook de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Uit het rapport d.d. 26 oktober 2012, opgemaakt door J. Arink, reclasseringswerker Reclassering Nederland, blijkt dat vanaf 2006 veelvuldig over verdachte gerapporteerd is waaronder tweemaal pro justitia rapportage. Eerdere begeleiding liep moeizaam. Verdachte ontkende problemen en onttrok zich aan begeleiding. De enige zinvolle dagbesteding was volgens de jeugdreclassering ITB Harde Kern traject. Verdachte weigerde hieraan zijn medewerking. Verdachte ontkende zijn problemen, werkte niet mee aan begeleiding, weigerde mee te werken aan nader onderzoek en liet weten niet open te staan voor hulpverlening. Om deze redenen adviseert de jeugdreclassering de strafzaak af te doen middels een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat.
Verdachte is op 17 augustus 2012 op de observatieafdeling in het Forensisch centrum Teylingereind geplaatst voor een klinisch multidisciplinair onderzoek. Uit het rapport d.d. 30 oktober 2012, opgemaakt door dhr. T. Schrama, GZ-psycholoog, en dhr. B. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft ten dele meegewerkt aan het onderzoek. Uit het beperkte onderzoek en de collaterale informatie blijkt dat er bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis NAO die zich vanwege de leeftijd in zijn persoonlijkheid ontwikkelt in de richting van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De gedragsstoornis heeft zich gedurende langere tijd gemanifesteerd en daarom mag verondersteld worden dat er van deze stoornis sprake was ten tijde van het ten laste gelegde, maar gelet op de ontkenning van verdachte kunnen de deskundigen niet adviseren over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De impulsiviteit en het gebrek aan empathie als ook de problemen met het hanteren van boosheid zijn factoren die van invloed kunnen zijn op recidive. Verdachte heeft moeite met het omgaan met autoriteit wat snel tot botsingen kan leiden. Echter, een gedragsbeïnvloedende maatregel is niet van toepassing omdat verdachte zich niet gemotiveerd toont aan een behandeling mee te werken. Uit het onderzoek is geen duidelijk behandelperspectief naar voren gekomen dat een verplichte behandeling zou rechtvaardigen. De persoonlijkheidstrekken lijken al enigszins ingesleten waardoor een verharding in zijn persoonlijkheid optreedt. Op grond hiervan een PIJ-behandeling niet geïndiceerd vanwege het te verwachten effect.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor deze verdachte de executie van een jeugdsanctie te verkiezen valt boven de executie van een volwassen sanctie, zodat de rechtbank het advies van Teylingereind om het volwassen strafrecht toe te passen naast zich neerlegt.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Gelet op de adviezen van de deskundigen acht de rechtbank een gedragsbeïnvloedende maatregel geen passende afdoening. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Gelet op hetgeen vanuit Teylingereind over verdachte is gerapporteerd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke detentie van aanzienlijke omvang op zijn plaats is, teneinde daarvan nog enige speciaal preventieve werking te laten uitgaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 23 november 2012;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 26 oktober 2012, opgemaakt door J. Arink, reclasseringswerker Reclassering Nederland;
- een pro justitiarapport over de persoon van verdachte d.d. 3 mei 2012, opgemaakt door S. Gemsa, kinder- & jeugdpsychiater;
- een klinisch multidisciplinair pro justitiarapport over de persoon van verdachte d.d. 30 oktober 2012, opgemaakt door dhr. T. Schrama, GZ-psycholoog, en dhr. B. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen, te weten : schoenen, pet, wikkel (afstand 39), handschoenen en : laptops moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan het feit is voorbereid.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 33, 33a, 27, 77h, 77i van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder parketnummer 07/650219-11 en onder parketnummer 07/650447-11 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder parketnummer 07/650219-11 en onder parketnummer 07/650447-11 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering gebracht.
Beslag
De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten : schoenen, pet, wikkel (afstand 39), handschoenen en : laptops.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. S.M. Milani en mr. A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2013.
Mr. A.M. van der Pal voornoemd was buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.