ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0318

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710553-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van verpleegkundige op de spoedeisende hulp

Op 1 februari 2013 heeft de Rechtbank Oost-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de heer [verdachte], die beschuldigd werd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een verpleegkundige, de heer [slachtoffer], op de spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT) in Almelo. De feiten vonden plaats op 9 september 2012, toen de verdachte, onder invloed van alcohol, het slachtoffer met kracht tegen de linkerzijde van zijn lichaam schopte. Dit leidde tot een gescheurde milt, een nierkneuzing en twee gebroken ribben bij het slachtoffer. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zes maanden, maar de verdediging pleitte voor een werkstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn spijtbetuiging.

De rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanwezig was, en verklaarde het bewezen dat hij het slachtoffer zwaar had mishandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar legde hem een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de heer [slachtoffer], ter hoogte van € 2.428,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld tegen hulpverleners en de impact van het voorval op zowel het slachtoffer als de maatschappij. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/¬710553-12
Datum vonnis: 1 februari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in Almelo,
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. B.A.M. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte de heer
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel hem heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Almelo aan een persoon, genaamd [slachtoffer] (verpleegkundige, werkzaam op de spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT)), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gescheurde milt en/of een nierkneuzing en/of twee, althans een of meerdere, gebroken rib(ben)), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de ribbenkast en/of (de linker zijkant van) het lichaam te slaan en/of te stompen en/of (met geschoeide voet) te schoppen en/of te trappen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Almelo opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], verpleegkundige, werkzaam op de spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT)), meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de ribbenkast en/of (de linker zijkant van) het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (met geschoeide voet) heeft geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde milt en/of een nierkneuzing en/of twee, althans een of meerdere gebroken rib(ben), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel onvoorwaardelijk. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de civiele vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte heeft op 9 september 2012 de heer [slachtoffer], op dat moment werkzaam als verpleegkundige op de afdeling spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT), met kracht tegen de linker zijkant van zijn lichaam geschopt, waardoor deze een gescheurde milt, een nierkneuzing en twee gebroken ribben heeft opgelopen.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt dat het onder primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft, onder invloed van overmatig alcoholgebruik, het slachtoffer opzettelijk met kracht in de buikstreek geschopt, waardoor het slachtoffer onder meer een gescheurde milt heeft opgelopen, hetgeen levensbedreigend is. Ook is het slachtoffer langere tijd uit de running geweest. Door het slachtoffer opzettelijk en met kracht in de buikstreek te schoppen heeft verdachte bewust het risico aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er voor het primair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Naar zijn oordeel kan weliswaar bewezen worden dat verdachte opzet heeft gehad op de mishandeling van het slachtoffer, maar niet dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de aangifte en de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte – terwijl hij door twee personen werd vastgehouden op het bed - bij herhaling woedend en agressief was en opzettelijk en welbewust heeft geprobeerd het slachtoffer te raken door zijn been op te trekken, zijn knie te buigen en vervolgens het slachtoffer met volle kracht te trappen. Vast staat verder dat verdachte het slachtoffer met kracht tegen de linker zijkant van diens lichaam heeft geschopt, waardoor het slachtoffer een gescheurde milt, een nierkneuzing en twee gebroken ribben heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte tegenover [slachtoffer] uitgeoefende geweld zodanig is geweest dat het hierdoor toebrengen van zwaar lichamelijk letsel een reëel risico was. Het is algemeen bekend dat zich in de borst- en de buikstreek vitale en kwetsbare organen bevinden en het daartegen explosief en met kracht schoppen kan al snel kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel of erger. Het kan niet anders dan dat verdachte dit heeft geweten. Hij heeft met zijn handelen daarom bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het zwaar lichamelijke letsel zou intreden.
De rechtbank acht daarom het opzet voor het primair ten laste gelegde feit, minst genomen in voorwaardelijke zin, aanwezig. Het onder 1 primair is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2012 te Almelo aan een persoon, genaamd [slachtoffer] (verpleegkundige, werkzaam op de spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT)), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gescheurde milt en een nierkneuzing en twee gebroken ribben), heeft toegebracht, door deze opzettelijk eenmaal (met kracht) tegen de linker zijkant van het lichaam te schoppen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: zware mishandeling.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Uit toxicologisch onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een (alcohol)promillage had van 2,5. Niet is gesteld of gebleken dat er een andere oorzaak aan het handelen van verdachte ten grondslag lag dan de vrijwillige overmatige inname van alcohol. Verdachte heeft zichzelf in deze toestand gebracht en blijft om die reden volledig verantwoordelijk voor zijn handelen.
De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel onvoorwaardelijk.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat aan verdachte, ter zake van het onder subsidiair ten laste gelegde, een werkstraf moet worden opgelegd. Nu verdachte niet eerder is veroordeeld en uit het reclasseringsrapport blijkt dat de recidivekans als laag wordt ingeschat, past geen gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in hierop gestelde wettelijke strafmaxima, het strafminimum genoemd in artikel 22b Sr, alsmede in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken. Voor het onder primair bewezenverklaarde is een oriëntatiepunt vastgesteld. Dit geeft als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder gebruik te maken van een wapen, een gevangenisstraf van drie maanden. Voor zover dit feit is begaan tegen een politieagent, een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) of een andere toezichthouder indien het misdrijf is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening dan wel tegen een professionele hulpverlener (brandweerman, ambulancebroeder, arts, verpleegkundige e.d.) of functionaris in het openbaar vervoer (buschauffeur, machinist, trambestuurder e.d.) kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Omtrent verdachte is een adviesrapport opgemaakt door B.C. Bast van Reclassering Nederland, adviesunit Almelo. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen.
Verdachte heeft op 9 september 2012 te Almelo, op de afdeling spoedeisende hulp van de ziekenhuisgroep Twente (ZGT), zonder enige kenbare aanleiding, verpleegkundige
[slachtoffer] mishandeld door opzettelijk eenmaal (met kracht) tegen de linker zijkant van zijn lichaam te schoppen. [slachtoffer] heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gescheurde milt, een nierkneuzing en twee gebroken ribben.
Uit de door [slachtoffer] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het
voorval voor [slachtoffer] zowel emotioneel als fysiek ingrijpend is geweest. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen nog lange tijd last kunnen hebben van psychische klachten en gevoelens van onveiligheid. Door zijn handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer].
Door geweld tegen hulpverleners, zoals in dit geval, waarbij aan een verpleegkundige tijdens de uitoefening van zijn werk zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, wordt niet alleen bij de direct betrokkenen gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt, maar ook bij de maatschappij in het algemeen. Alles overziend gaat de rechtbank uit van een voor alle betrokkenen ingrijpend voorval, ontstaan uit overmatig drankgebruik. Drankgebruik waarvoor verdachte ten volle verantwoordelijk is.
Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld. Tot het incident stond hij bekend als een hardwerkend persoon die nooit eerder problemen op het gebied van agressieregulatie lijkt te hebben gehad. Wel is er bij verdachte sprake van psychosociale problematiek. Verdachte kan zich het bewezen verklaarde feit niet herinneren en hij heeft niet aan kunnen geven waarom hij dit gepleegd heeft. De reden van het gebeurde zal dan ook een raadsel blijven, misschien ook wel voor verdachte zelf. Niet alleen het slachtoffer, maar ook verdachte zal daarmee moeten leren leven.
Gelet op de straf die doorgaans wordt gegeven voor een dergelijk feit dat onder deze omstandigheden wordt gepleegd en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de gevorderde straf te zwaar. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en heeft ter zitting spijt betuigd. Eerder al had hij contact opgenomen met [slachtoffer], waarbij hij ook zijn excuses had aangeboden. Gebleken is dat hij hulp heeft gezocht voor zijn problemen en dat hij ten gevolge van dit voorval zijn baan bij de vrijwillige brandweer op heeft moeten geven. De reclassering schat de recidivekans als laag in. Naar het oordeel van de rechtbank past onder deze omstandigheden geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur zoals de officier heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een forse werkstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
De heer [slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.428,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering € 350,-;
- onkosten in verband met ziekenhuisopname € 78,-;
- een immateriële schadevergoeding ad € 2.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De verdediging merkt op dat onduidelijk is waarom het eigen risico over 2013 door feiten uit 2012 wordt opgesoupeerd. Ook verzoekt de verdediging het bedrag van de immateriële schade fors te matigen, nu de vergelijking met de in de bijlage bij de vordering genoemde zaak niet opgaat.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank overweegt hiertoe dat de ten gevolge van het handelen van verdachte door de benadeelde partij gemaakte medische kosten, in 2013 zijn gefactureerd en het eigen risico zorgverzekering 2013 daarom in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit. Gezien de aard van het letsel en de emotionele impact van het voorval voor de benadeelde, is naar het oordeel van de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 2.000,- redelijk en billijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.428,-, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder primair bewezenverklaarde feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 27, 36f, Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: het misdrijf: zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder onder primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de heer [slachtoffer] van een bedrag van € 2.428,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2012;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.428,- ten behoeve van de benadeelde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2012, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 34 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. M.E. Van Wees en
mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, divisie informatie en recherche, districts recherche Twente, met nummer PL05KL 2012091081. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 11 september 2012 van de heer [slachtoffer], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangever, p. 33-36.
Tussen zondag 9 september 2012 te 05:30 uur en zondag 9 september 2012 te 05:55 uur vond het feit plaats. Ik wens aangifte te doen van zware mishandeling. Ik heb niemand het recht of de toestemming gegeven om mij met kracht te schoppen.
Al dit geweld heeft plaatsgevonden toen ik aan het werk was in het ziekenhuis in Almelo.
Ik werk daar als verpleegkundige op de spoedeisende hulp en droeg een herkenbaar ziekenhuisuniform. De klappen kon ik redelijk goed afweren dan wel ontwijken, de schop, met vermoedelijk het rechterbeen van de dader, tegen de ribbenkast/linkerzijkant van mijn lichaam deed mij erg veel pijn. Als gevolg van deze schop heb ik mij onder doktersbehandeling moeten stellen en ben ik opgenomen in het ziekenhuis. Ik heb door deze schop tegen mijn lichaam 2 gebroken ribben, een gescheurde milt en een nierkneuzing. (…) Omdat er kans is dat de milt kan “exploderen” lig ik ter observatie in het ziekenhuis.
De heer [verdachte] geeft mij, vermoedelijk met zijn rechterbeen, een, ik noem het gemakshalve karatetrap, trap met erg veel kracht tegen mijn linkerzij ter hoogte van mijn ribbenkast. Ik voelde een hevige pijnscheut op de plek waar hij mij trapte.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 5 oktober 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige [getuige], p. 51-55:
Ik weet dat u een verklaring van mij wilt over wat er op zondag 9 september in het ziekenhuis in Almelo is gebeurd. (…) Ik zag dat [verdachte] plotseling zijn rechterbeen op trok en zijn knie boog. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met volle kracht vooruit trapte. Ik zag dat hij de verpleger links in zijn buik trapte. (…)
3.
Een geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie van de arts Ten Cate, van 14 september 2012, voor zover inhoudende:
Medische informatie betreffende de heer [slachtoffer] (datum onderzoek 10 september 2012)
A. opgelopen letsel:
1. scheur milt met bloed in buikholte
2. gebroken ribben, 2 stuks links