ECLI:NL:RBONE:2013:BY9840

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940501-11
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en mishandeling in GGNet met levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die vier keer brand heeft gesticht in haar kamer bij GGNet, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, waarbij rookontwikkeling en levensgevaar voor anderen aanwezig waren. De verdachte, die lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis, heeft ook haar sociaal therapeut mishandeld door deze met kracht te duwen en te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 augustus 2011 de sociaal therapeut, die haar een time-out had opgelegd, heeft mishandeld. De verdachte heeft in totaal vier brandstichtingen gepleegd tussen oktober 2011 en februari 2012, waarbij telkens gevaar voor de gezondheid van medepatiënten en personeel van GGNet bestond. De rechtbank heeft op basis van deskundigenrapporten geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico een zware straf rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van haar voorlopige hechtenis en heeft daarnaast terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de sociaal therapeut, voor de geleden schade door de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940501-11
Uitspraak d.d.: 29 januari 2013
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1960],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in Zwolle, PPC te Zwolle.
Raadsman: mr. E.J. Moll, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 mei 2012, 1 juni 2012, 7 augustus 2012, 2 november 2012, 18 december 2012 en 15 januari 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij
op of omstreeks 23 augustus 2011
te Warnsveld, gemeente Zutphen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer], sociaal therapeute bij GGnet met kracht
in/tegen de rug heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de schouderbladen,
althans het bovenlichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze [slachtoffer]
letsel (gekneusde spier(en)) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(incident 1, pag. 24)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij
op of omstreeks 28 oktober 2011
te Warnsveld, gemeente Zutphen,
opzettelijk brand heeft gesticht in (een kamer van) een gebouw (van GGnet),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (de vlam van) een aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (stoffen)
doek en/of een (kunstoffen) lamp, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan het doek en/of de lamp en/of een of meer kledingstuk(ken)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die kamer en/of de in dat gebouw
aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer
personeelslid / - leden en/of patiënt(en) van GGnet, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
(incident 2, pag. 35)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
zij
op of omstreeks 15 november 2011
te Warnsveld, gemeente Zutphen,
opzettelijk brand heeft gesticht in (een kamer van) een gebouw (van GGnet),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (de vlam van) een aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een /of meer
kledingstuk(ken) en/of (een hoeveelheid) papier, althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan die kleding en/of een (kartonnen) doos geheel
of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor de in die kamer en/of de in dat gebouw aanwezige
goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer personeelslid / - leden
en/of patiënt(en) van GGnet, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(incident 3, pag. 52)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
zij
op of omstreeks 28 november 2011
te Warnsveld, gemeente Zutphen,
opzettelijk brand heeft gesticht in (een kamer van) een gebouw (van GGnet),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (de vlam van) een aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een /of meer
kledingstuk(ken), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
die kleding en/of een prullenbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die
kamer en/of de in dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een of meer personeelslid / - leden en/of patiënt(en) van GGnet, in elk
geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
(incident 4, pag. 62)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5.
zij
op of omstreeks 4 februari 2012
te Warnsveld, gemeente Zutphen,
opzettelijk brand heeft gesticht in (een kamer van) een gebouw (van GGnet),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (de vlam van) een aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een /of meer
stuk(ken) papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
dat papier en/of een prullenbak geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die
kamer en/of de in dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een of meer personeelslid / - leden en/of patiënt(en) van GGnet, in elk
geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
(parketnummer 06.850159/12)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek1
Feit 1
Op 25 augustus 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling2. Zij was tijdens haar werk als sociaal therapeut bij GGNet te Warnsveld hard tussen haar schouderbladen geduwd en geslagen door een cliënt (verdachte).
Feiten 2, 3 en 4
Op respectievelijk 17 november 2011, 30 november 2011 en 29 november 2011 is aangifte gedaan van brandstichting in het gebouw van GGNet te Warnsveld3. In alle gevallen had verdachte brand gesticht in haar kamer.
Aanleiding van het onderzoek4
Feit 5
Op 4 februari 2012 is aangifte gedaan van brandstichting in het gebouw van GGNet te Warnsveld5. Verdachte had brand gesticht in haar kamer.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft zij betoogd dat er alleen sprake is geweest van gevaar voor goederen. Volgens haar dient verdachte met betrekking tot deze feiten te worden vrijgesproken wat betreft het gevaar voor personen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft hij betoogd dat de verklaring van de getuige [naam 2] van het bewijs moet worden uitgesloten nu niet duidelijk is of ze erbij is geweest. Volgens de raadsman kunnen de feiten 2, 3, 4 en 5 worden bewezen voor zover dit betreft het gevaar voor goederen. Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van gevaar voor personen, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard6 dat zij op 23 augustus 2011 als sociaal therapeut werkzaam was bij GGNet te Warnsveld, gemeente Zutphen. Verdachte toonde grensoverschrijdend gedrag. Aangeefster heeft als persoonlijk begeleidster verdachte een time out aangezegd. Haar collega [naam 1] was daarbij aanwezig. Ze hebben verdachte naar haar kamer begeleid. Aangeefster kreeg toen een enorme duw in haar rug van verdachte. Verdachte duwde daarbij op haar schouderbladen. Vervolgens sloeg verdachte aangeefster twee keer met kracht tussen haar schouderbladen. Aangeefster heeft verklaard dat ze pijn had aan haar nek.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam 2]. [naam 2] heeft verklaard7 dat zij op 23 augustus 2011 samen met haar collega [slachtoffer] aan het werk was bij GGNet te Warnsveld. Verdachte was lastig en verstoorde de rust op de afdeling. Ze kreeg van [slachtoffer] een time out opgelegd. Ze hebben verdachte naar haar kamer begeleid. Toen [slachtoffer] de deur van verdachtes kamer open deed, zag [naam 2] dat verdachte [slachtoffer] van achteren bij haar schouders pakte en heel hard door elkaar schudde. Ze zag het hoofd van [slachtoffer] achterover knikken. Meteen daarop sloeg verdachte met beide handen hard tussen de schouderbladen van [slachtoffer].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze [slachtoffer] een duwtje heeft gegeven.
De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling bewezen gelet op de aangifte, de verklaring van [naam 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De rechtbank neemt mede hierbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard8 dat ze op 23 augustus 2011 een time out heeft gekregen van aangeefster en dat ze haar eigen krachten niet kent9. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam 2] wel kan worden gebruikt voor het bewijs, nu het gezien het samenstel van verklaringen niet anders kan zijn dan dat het in het geval van [naam 1] en [naam 2] om dezelfde persoon gaat.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat [naam 6] namens GGNet aangifte heeft gedaan van brandstichting. Hij heeft daarbij verklaard10 dat hij als teammanager werkzaam is bij GGNet te Warnsveld. Op 28 oktober 2011 kwam verdachte naar de balie van het verpleegkantoor. Ze zei dat ze naar de separeercel wilde. Dit werd haar geweigerd, waarna verdachte in haar kamer is ingesloten. Na enige tijd hoorden de medewerkers [naam 3] en [naam 4] dat het brandalarm afging en dat er werd gebeld vanuit kamer 15, de kamer die bij verdachte in gebruik is. Zij zijn naar de kamer toegegaan en hebben gezien dat verdachte kennelijk een doek over de lamp boven haar bed had gelegd en dat deze doek brandde. Er was sprake van een behoorlijke rookontwikkeling in de slaapkamer.
Naar aanleiding van de brand is [naam 5], bevelvoerder bij de vrijwillige brandweer van het korps te Zutphen, als getuige gehoord. Hij heeft verklaard11 dat de brandweer op 28 oktober 2011 omstreeks 03.00 uur een automatisch brandalarm kreeg bij GGNet te Warnsveld. Toen zij ter plaatse kwamen bleek de brand te zijn geblust door personeel. [naam 5] zag in de kamer van verdachte een plas water met daarin deels verbrande/verschroeide kleding. Volgens [naam 5] was er door het personeel flink geventileerd en hing er op de hele afdeling nog een lichte rook.
Verdachte heeft verklaard12 dat ze drie keer brand heeft gesticht op haar kamer. Ze heeft midden in de nacht een doek in brand gestoken die over haar lamp hing.
Feit 3
Op 30 november 2011 heeft [naam 6] opnieuw aangifte van brandstichting gedaan. Hij heeft toen verklaard13 dat verdachte op 15 november 2011 omstreeks 04.00 uur wilde roken. Dat werd haar geweigerd. Korte tijd later begon verdachte te schreeuwen dat ze naar de separeercel wilde en niet op haar kamer wilde blijven. Vlak daarna ging het brandalarm op haar kamer af en bleek dat verdachte een doos met kleding en papier vlak achter haar slaapkamerdeur in brand had gestoken. De vlammen waren al gauw vrij hoog. Er was veel rookontwikkeling. Door de heftige rookontwikkeling tijdens het blussen is personeelslid [naam 7] op advies van het ambulancepersoneel naar het ziekenhuis geweest voor controle van haar luchtwegen.
Naar aanleiding van de brand is [naam 5], bevelvoerder bij de vrijwillige brandweer van het korps te Zutphen, als getuige gehoord. Hij heeft verklaard14 dat de brandweer op 15 november 2011 om 04.21 uur een automatisch brandalarm kreeg bij GGNet te Warnsveld. Toen ze ter plaatse kwamen bleek het te gaan om dezelfde kamer als de brand op 28 oktober 2011. Personeel had de brand geblust. [naam 5] zag dat een kartonnen doos in brand was geraakt dan wel in brand was gestoken. De brandweer heeft een koolmonoxidemeting gedaan die 5 parts per million opleverde. Volgens [naam 5] is dat licht gevaarlijk en moet dit op het moment van de brand zeker hoger zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard15 dat ze de tweede keer een doos met luiers en een truitje in brand heeft gestoken. Het was een hoge vlam.
Feit 4
Op 29 november 2011 heeft [naam 8] namens GGNet aangifte gedaan van brandstichting. Zij heeft verklaard16 dat zij als psychiatrisch verpleegkundige werkzaam is bij GGNet. Op 28 november 2011 omstreeks 23.15 uur hoorde zij haar pieper en het signaal van groot brandalarm afgaan. Aangeefster is met twee collega's naar de kamer van verdachte gegaan. Door het luikje dat op ooghoogte van de kamerdeur is bevestigd zag ze alleen maar vlammen. Nadat ze de deur had geopend en de brand had geblust, zag ze dat de prullenbak volgepropt was met kleding en dat de kleding in brand had gestaan.
Naar aanleiding van de brand is sporenonderzoek gedaan17. De brand had plaats op de kamer van verdachte. Verbalisant zag een prullenbak van kunststof die deels was uitgebrand. In de prullenbak zaten restanten van koffiebekertjes en enkele kledingstukken. Aan de sporen in de kamer was te zien waar de prullenbak ongeveer moest hebben gestaan. Verbalisant zag geen technische oorzaak die een brand had kunnen initiëren. De oorzaak van de brand was daarom het al dan niet opzettelijk aanbrengen van open vuur in of aan de prullenbak. Verbalisant zag verder buiten in het kozijn een zwarte aansteker liggen.
Verdachte heeft verklaard18 dat ze een prullenbak met onderin tena-lady's in brand heeft gestoken. Er was veel rook.
Feit 5
Op 4 februari 2012 heeft [naam 9] namens GGNet aangifte gedaan van brandstichting. Zij heeft verklaard19 dat zij werkzaam is bij GGNet. Van haar collega's uit de nachtdienst had ze gehoord dat verdachte omstreeks 02.00 uur die nacht op de intercom had gebeld en had gezegd dat ze brand had gesticht. Haar collega's zijn naar de kamer van verdachte gegaan. Ze zagen dat er een smeulende prullenbak stond en dat er erg veel rookontwikkeling was in de kamer.
[naam 10] heeft verklaard20 dat haar dienst begon op 3 februari 2012 omstreeks 22.30 uur. Rond 02.00 uur belde verdachte en zei dat ze een prullenbak in brand had gestoken. [naam 10] is naar verdachtes kamer gegaan en zag daar veel rook. Ze zag dat er rook uit de prullenbak kwam. De rook sloeg meteen op de keel. De prullenbak was zo heet dat ze hem bijna niet kon vasthouden. In de prullenbak zaten een plastic zakje, een aantal bladzijden van een boek en plastic medicijnbekertjes.
Gemeen gevaar voor goederen en personen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5 allereerst dat het personeel van GGNet steeds adequaat heeft gehandeld. Adequaat handelen van personeel is op zichzelf genomen echter niet relevant voor de vraag of voorzienbaar was dat er een reëel gevaar voor anderen was te duchten. Bezien moet worden of het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal sporenonderzoek en de daarbij gevoegde foto's naar voren komt dat de kamer van verdachte deel uitmaakt van een gang, waar, naast verdachte, ook andere patiënten die geestelijke gezondheidszorg behoeven 's avonds en 's nachts verblijven. Daarnaast is er in die uren verplegend personeel aanwezig.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat bij brandstichting normaal gesproken sprake is van rookontwikkeling. Rookontwikkeling draagt, naar de algemene ervaringsregel leert, een gevaar voor de gezondheid in zich met mogelijk fatale gevolgen.
Gelet op het voorgaande dient te worden geconcludeerd dat ten tijde van de brandstichtingen steeds sprake was voor een voorzienbaar levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Nog afgezien van het feit dat sprake was van voorzienbaar gevaar voor medebewoners, was er immers ook gevaar voor het aanwezige personeel dat zich steeds genoodzaakt zag de brand te blussen. Dat de technische recherche naar aanleiding van de brand van 28 november 2011 als inschatting heeft gegeven dat het onwaarschijnlijk is dat de brand over zou slaan, doet niet af aan de voorzienbaarheid met betrekking tot het gevaar als gevolg van de rookontwikkeling.
De rechtbank overweegt verder ten aanzien van feit 5 dat ook hier sprake is van een voltooide brandstichting. Op het moment van de brandstichting was het gevaar voorzienbaar. Dat verdachte na korte tijd zelf is begonnen met het blussen van de brand, doet niet af aan die voorzienbaarheid ten tijde van de brandstichting.
Gelet op het voorgaande en gelet op de eerder genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde branden heeft gesticht en dat hierbij gemeen gevaar voor goederen én personen was te duchten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 23 augustus 2011 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer], sociaal therapeute bij GGNet, met kracht in/tegen de rug heeft geduwd en met kracht tegen de schouderbladen heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
2.
zij op 28 oktober 2011 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een gebouw van GGNet, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met een stoffen doek, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personeelsleden en patiënten van GGNet te duchten was;
3.
zij op 15 november 2011 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een gebouw van GGNet, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met kledingstukken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel personeelsleden en patiënten van GGNet te duchten was;
4.
zij op 28 november 2011 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een gebouw van GGNet, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met een /of meer kledingstukken, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personeelsleden en patiënten van GGNet te duchten was;
5.
zij op 4 februari 2012 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een gebouw van GGNet, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht papier, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personeelsleden en patiënten van GGNet te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1:
Mishandeling;
Feiten 2, 3, 4 en 5 telkens:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte zijn meerdere rapporten uitgebracht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in:
- een Pro Justitia Rapport van 29 februari 2012, opgemaakt door B.T.E. Lems, gezondheidszorgpsycholoog;
- een Pro Justitia Rapport 7 maart 2012, opgemaakt door J.R. Douglas Broers, psychiater;
- een aanvullend Pro Justitia Rapport van 29 oktober 2012, opgemaakt door J.R. Douglas Broers, psychiater;
- een aanvullend Pro Justitia Rapport van 5 november 2012, opgemaakt door drs. C.M. Hopman, psycholoog.
Met de conclusie van deze rapporten dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar is aan te merken, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 361 dagen met aftrek en, ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5, oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (verder TBS-maatregel) met dwangverpleging.
De raadsman heeft betoogd dat de delicten zijn gepleegd tegen de achtergrond van onvrede bij zijn cliënt over de samenwerking met de kliniek. Hij meent dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan zijn cliënt kan worden opgelegd. Hij heeft een gevangenisstraf bepleit gelijk aan de periode die zijn cliënt in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft uit onvrede over de gang van zaken diverse keren brand gesticht in haar kamer binnen GGNet. Door haar handelen was gevaar te duchten voor goederen en personen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de eerder genoemde rapporten.
Uit de rapporten van Lems en Douglas Broers van respectievelijk 29 februari 2012 en 7 maart 2012 komt eenzelfde beeld naar voren. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Verdachte is bekend met ernstige stemmingswisselingen en een psychotische kwetsbaarheid (waarschijnlijk) in het kader van een bipolaire- of een schizoaffectieve stoornis. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en een verslavingsgevoeligheid. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten werden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed door de borderline persoonlijkheidsstoornis. De stemmingsstoornis kan eveneens van invloed zijn geweest op de gedragskeuze van verdachte.
Volgens de deskundigen is de kans op recidive in de huidige gespecialiseerde setting hoog gebleken. Zij adviseerden vervolgens een voorwaardelijke TBS-maatregel op te leggen met als voorwaarde een gedwongen klinische opname. Volgens Lems was een langdurige behandeling noodzakelijk en bood een gedwongen behandeling in kader van de BOPZ onvoldoende mogelijkheden om het recidiverisico voldoende te beperken. Volgens Douglas Broers zou een minimaal verblijf van een jaar nodig zijn om het patroon te doorbreken en enig probleembesef bij verdachte te ontwikkelen, bij mislukken van de behandeling zou TBS met dwangverpleging moeten worden overwogen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze rapporten dat de oplegging van een TBS met voorwaarden met als belangrijke voorwaarde dat verdachte zich klinisch dient te laten behandelen geen optie is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze niet naar een kliniek wenst te gaan en in dat geval liever een gevangenisstraf ondergaat. Gelet hierop is niet voldaan aan het in artikel 38 lid 8 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde.
Douglas Broers heeft in zijn aanvullend rapport aangegeven dat een klinische behandeling in een gestructureerde omgeving noodzakelijk is. Douglas Broers blijft bij het eerder gegeven advies. Deskundige Hopman heeft geadviseerd dat indien een voorwaardelijke TBS-maatregel niet haalbaar is een TBS-maatregel met dwangverpleging kan worden overwogen.
De rechtbank stelt vast dat de onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn, gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft immers vier keer brand gesticht, waarbij gevaar voor het leven van anderen was te duchten. Ook overigens is aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten voldaan.
Gelet op de ernst van de onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten, het recidiverisico dat door de deskundigen als hoog wordt ingeschat, en het feit dat een gedwongen behandeling in het kader van de BOPZ onvoldoende mogelijkheden biedt om het recidiverisico voldoende te beperken, acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte in korte tijd tot vier keer toe zeer gevaarzettend gedrag heeft getoond. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de deskundigen menen dat zelfstandig wonen met ambulante begeleiding als alternatief op dit moment en op korte termijn geen reële optie is vanwege de complexe problematiek van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als voorwaarden een ambulante behandeling en dient een TBS-maatregel met dwangverpleging te volgen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest, zijnde 361 dagen. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking het zeer gevaarzettende gedrag van verdachte, die tot vier keer toe brand gesticht heeft in haar kamer in GGNet. Daarnaast heeft zij haar persoonlijk begeleidster mishandeld. De gevolgen daarvan voor het slachtoffer waren aanzienlijk, zo blijkt uit de aangifte en de onderbouwing van de vordering benadeelde partij.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.438,50 vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van een bedrag van € 752,52 vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient volgens de officier van justitie voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De raadsman heeft de schade betwist. Hij heeft hiertoe betoogd dat de medicijnen vallen onder de zorgverzekering van de benadeelde partij. De vergoeding voor onregelmatige uren heeft de benadeelde partij kennelijk zelf berekend en zijn onvoldoende duidelijk. Dit deel van de vordering dient naar de mening van de raadsman te worden afgewezen. Ten aanzien van de immateriële schade meent de raadsman dat een duwtje geen vergoeding van € 500,- rechtvaardigt.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering ten aanzien van het gemis van een toeslag voor onregelmatige uren, nu de behandeling van dit deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de kosten die de benadeelde partij heeft moeten maken voor de aanschaf van medicijnen (€ 52,52) wel voor vergoeding in aanmerking komen. Niet kan worden uitgesloten dat de benadeelde partij deze kosten kan verhalen op haar zorgverzekeraar. Dat ontslaat verdachte echter niet van haar aansprakelijkheid ten aanzien van de gemaakte kosten. Nu de schade aannemelijk is en de rechtbank niet onredelijk voorkomt zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Eveneens zal de rechtbank de vordering voor immateriële schade toewijzen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de benadeelde partij is mishandeld terwijl zij in de uitoefening van haar beroep was. Daarnaast heeft de benadeelde partij door verdachtes handelen gedurende zes weken niet kunnen werken.
Een en ander leidt ertoe dat een bedrag van € 552,52, vermeerderd met de wettelijke rente als na te melden, zal worden toegewezen, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1:
Mishandeling;
Feiten 2, 3, 4 en 5 telkens:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 361 (driehonderdeenenzestig) dagen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 552,52 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 552,52 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 11 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het overige deel van haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. P.J.C. Cremers, voorzitter, E.G. de Jong en J.C. van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2013.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0631 2011167621-4, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 8 december 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.24-25
3Processen-verbaal van aangifte door [naam 6], p.35-36 en p.52-53
Proces-verbaal van aangifte door [naam 8], p.62, 64
4 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0631 2012017075, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 10 februari 2012.
5Proces-verbaal van aangifte door [naam 9], ongenummerd
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.24-25
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2], p.27
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.30
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.32
10 Proces-verbaal van aangifte door [naam 6], p.36
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5], p.39-40
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 7], p.45-46
13 Proces-verbaal van aangifte door [naam 6], p.53
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5], p.56-57
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.47
16 Proces-verbaal van aangifte door [naam 8], p.64
17 Proces-verbaal sporenonderzoek, p.69-70
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.47
19 Proces-verbaal van aangifte door [naam 9], geen paginanummer
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 10], geen paginanummer