ECLI:NL:RBONE:2013:BY9647

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/721002-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsfraude door het niet melden van onroerend goed in Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bijstandsfraude. De verdachte had in de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2011 in de gemeente Hengelo een bijstandsuitkering ontvangen, terwijl zij onroerend goed in Turkije bezat dat zij niet had gemeld aan de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan sociale zekerheidsfraude door niet te voldoen aan haar inlichtingenplicht, wat heeft geleid tot een onterecht ontvangen uitkering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien het misbruik van het sociale zekerheidsstelsel en de gevolgen daarvan voor de samenleving. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk nalaten van het verstrekken van relevante informatie over haar vermogen, wat van invloed was op haar recht op bijstandsuitkering.

Uitspraak

Rechtbank Oost-Nederland
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/721002-12
Datum vonnis: 25 januari 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1955 in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. D.J.H. Habers, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in een periode niet tijdig aan de gemeente Hengelo de gegevens heeft verstrekt die van invloed konden zijn op de hoogte van zijn uitkering.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2011,
in de gemeente Hengelo (O), in elk geval in Nederland,
in strijd met (een) haar bij of krachtens wettelijk(e) voorschrift(en)
opgelegde verplichting(en), te weten bij en/of krachtens artikel 65 van de
Algemene bijstandswet en/of bij en/of krachtens artikel 17 van de Wet werk en
bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken aan de (afdeling Sociale Zaken van de) gemeente Hengelo (O)
(aangaande (mede-)bezit/eigendom van onroerend goed en/of (huur- en/of
overige) inkomsten en/of bijverdiensten),
zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een
ander, terwijl zij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die
gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar of eens anders recht
op die uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke
uitkering.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen, nu verdachte niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht in het kader van haar bijstandsuitkering. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte onroerende goederen in het buitenland bezit, doch van dit bezit geen melding heeft gemaakt bij de uitkeringsinstantie, terwijl verdachte wist dat zij vermogen in het buitenland moest melden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de echtgenoot van verdachte, medeverdachte [medeverdachte], in Turkije grond heeft geërfd na het overlijden van zijn vader, doch dat deze grond nauwelijks waarde vertegenwoordigde. Medeverdachte [medeverdachte] heeft in 1985 en 1986 met spaargeld en met geleend geld een vijftal panden aangekocht voor zijn kinderen. In 2009 is de vader van verdachte overleden. Verdachte heeft gedeeld in de boedel, maar had volgens de raadsman geen beschikking over haar erfdeel. De raadsman stelt dat verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat de geërfde stukken grond als vermogen worden gezien. Voorts heeft de raadsman opgeworpen dat weliswaar uit het dossier naar voren komt dat het om stukken grond van in totaal 50.000 m2 gaat, maar dat uit door de raadsman ter zitting overgelegde stukken van het Kadaster in de Turkse taal (zonder vertaling) blijkt dat het slechts gaat om 3900 m2 aan grond.
Niet bestreden wordt dat verdachte bovenstaande niet heeft doorgegeven.
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat de geërfde stukken grond als vermogen worden gezien en dat verdachte dit bezit derhalve niet heeft gemeld. Ook heeft verdachte voor een deel uit angst dat zij en medeverdachte [medeverdachte] datgene wat zij voor de kinderen hadden opgespaard zouden kwijtraken, het bezit van de panden op naam van medeverdachte [medeverdachte] niet gemeld aan de gemeente.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van een nalaten gegevens te verstrekken als bedoeld in artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) moet sprake zijn van het door de verdachte, in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat deze gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur daarvan.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte], hebben op aanvraag in de periode van 25 oktober 1983 tot 30 juni 2011 een bijstandsuitkering genoten van de gemeente Hengelo in het kader van achtereenvolgens de Rijksgroepregeling Werkloze Werknemers (RWW), de Algemene bijstandswet (Abw) en de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor gehuwden dan wel voor een alleenstaande ouder.
Met ingang van 1 januari 1997 is de nieuwe Algemene bijstandswet in werking getreden.
In verband daarmee heeft de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo aan verdachten op 17 december 1996 een beschikking verzonden met daarin opgenomen de uitkeringsvoorwaarden, waaronder de verplichting dat direct melding gemaakt moet worden van al hetgeen van invloed kan zijn op (het recht op) de uitkering. Wijzigingen in persoonlijke, gezins- of financiële situatie moeten doorgegeven worden.
Voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gold immers op grond van artikel 65 van de Abw en later op grond van artikel 17 van de WWB de verplichting om onverwijld melding te maken van alles wat van belang was voor de verlening van de uitkering of de voorzetting van de verleende uitkering. Dit is verdachten ook nog meegedeeld bij besluit van 13 mei 2008, verzonden op 22 mei 2008.
Door de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo zijn aan verdachten inkomstenverklaringen toegezonden om daarmee wijzigingen in vermogen en/ of inkomsten op te kunnen geven. Over de periode van 1 juni 1997 tot en met 31 mei 2004 zijn door verdachten (maandelijks) inkomstenverklaringen teruggezonden. Hierbij is door verdachten geen melding gemaakt van wijzigingen in de vermogenssituatie, hoewel nadrukkelijk naar zodanige wijzigingen is gevraagd. Met ingang van 1 juni 2004 zijn in plaats van inkomstenverklaringen periodiek controle- en wijzigingsformulieren toegezonden die door verdachten op de aangegeven datum teruggestuurd moesten worden. Op de door verdachten teruggezonden controleformulieren hebben zij evenmin melding gemaakt van wijzigingen in de vermogenssituatie.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben op de door hen ingevulde formulieren, noch op andere wijze kenbaar gemaakt aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo dat zij beschikten over vermogen in het buitenland, te weten onroerende goederen in Turkije.
Uit een rapport van Gürdal Law office van 24 januari 2011 komt naar voren dat door onderzoek bij de Directie van het Kadaster in de stad Giresun het volgende is achterhaald.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 10 juli 1974 via erfrecht een akker in Turkije verkregen. Tevens heeft genoemde medeverdachte in de periode van 1985 tot en met 1986 vier zolderwoningen/winkels en een appartement in Turkije aangeschaft.
Verdachte heeft op 25 november 2009 via erfrecht zes akkers in Turkije verkregen.
Voornoemde vier woningen/winkels en het appartement zijn op 8 april 2008 op naam van de kinderen van de verdachten overgeschreven.
Op naam van verdachte staan 6 stukken (hazelnoot)akkerbouwgrond geregistreerd.
Verdachte heeft op 30 juni 2011 onder meer verklaard dat haar echtgenoot op 10 juli 1974 onroerend goed geschonken heeft gekregen, dat vier jaar geleden winkels zijn gekocht, die haar echtgenoot en zij aanvankelijk op naam van haar echtgenoot hebben gezet en dat zij drie jaar geleden wat heeft geërfd van haar vader.
Verdachte heeft tegenover de sociale recherche bevestigd dat zij in de periode van
25 oktober 1983 tot 30 juni 2011 een bijstandsuitkering heeft genoten. Tevens heeft de zij verklaard dat zij wist dat zij wijzigingen in haar persoonlijke, gezins- of financiële situatie aan de gemeente moest melden.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode dat zij een bijstandsuitkering ontving, in ieder geval van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2011, over vermogen heeft beschikt zonder daarvan melding te maken aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo.
Naar aanleiding van bovenstaande feiten en omstandigheden is door een sociaal rechercheur van de gemeente Hengelo proces-verbaal opgemaakt en is aangifte gedaan van vermeende sociale zekerheidsfraude gepleegd door verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Indien voornoemde eigendommen door verdachten zouden zijn opgegeven, zou geen dan wel een lagere uitkering zijn verstrekt.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid, dat de persoon die een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetgeving geniet, gehouden is om te allen tijde gegevens, die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op die uitkering, tijdig aan de betrokken uitkeringsinstantie door te geven. Te meer als het gegevens zijn die betrekking hebben op het vermogen of genoten inkomsten naast de uitkering.
Bovendien blijkt dat verdachte in de diverse beschikbaar gestelde formulieren is gevraagd om wijzigingen in haar vermogenssituatie door te geven. Tenslotte is verdachte in haar toegezonden brieven gewezen op de inlichtingenplicht.
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat zij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo in kennis moest stellen van het feit dat zij vermogen in het buitenland had, te weten de eerdergenoemde onroerende goederen in Turkije.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in strijd met de op hen rustende wettelijke inlichtingenplicht nimmer op één van de inlichtingen-, heronderzoek- en rechtmatigheidformulieren, dan wel spontaan uit eigen beweging, aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo kenbaar hebben gemaakt dat zij onroerend goed in Turkije in hun bezit hadden, terwijl beide verdachten wisten dat zij vermogen(swijzigingen) aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo dienden te melden, nu deze van invloed konden zijn op hun (recht op dan wel de hoogte van hun) te ontvangen uitkering.
Dit wordt niet anders in het geval dat verdachte niet geheel eigenaar, maar slechts deelgenoot in een onverdeelde boedel, inhoudende de door haar geërfde grond, zou zijn. Gelet op de vastgestelde waarde van de grond, heeft ook dit recht op de boedel een zodanige betekenis dat het aan de gemeente had moeten worden gemeld.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 227b Sr.
De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij gedurende de afgelopen drie jaren inkomsten uit het stuk grond dat in eerdergenoemd rapport van Gurdal Law is aangeduid als A1 heeft verkregen, te weten een subsidie van de Wereldbank voor hazelnootproductie. Afgezien van deze verklaring bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk voornoemde subsidie hebben genoten. Met inachtneming van de geldende bewijsregels brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat zich in het dossier geen sluitend bewijs bevindt dat tot de conclusie leidt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte inkomsten uit subsidie heeft verkregen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op overige inkomsten en/of bijverdiensten.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in het tijdvak van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2011 in de gemeente Hengelo (O) in strijd met (een) haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij en/of krachtens artikel 65 van de Algemene bijstandswet en bij en/of krachtens artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo (O) aangaande bezit/eigendom van onroerend goed, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar of eens anders recht op die uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke uitkering.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 227b Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
In strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming of de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met haar echtgenoot gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan zogenoemde sociale zekerheidsfraude door niet de benodigde gegevens aan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hengelo te verstrekken, te weten het bezit van diverse onroerende goederen in Turkije. De bijstandsuitkering is een sociale voorziening die rechthebbenden een bestaansminimum moet verschaffen, waarmee in de kosten voor direct levensonderhoud kan worden voorzien en dient slechts te worden toegekend aan diegenen die niet in staat zijn om zelfstandig voor de minimumkosten van het bestaan zorg te dragen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben door het verzwijgen van vermogen misbruik gemaakt van het hier te lande geldende sociale zekerheidstelsel en dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het sociale zekerheidsstelsel is immers gebaseerd op solidariteit. Burgers betalen belastingen en premies teneinde de voorzieningen te bekostigen die bedoeld zijn om middelen van bestaan te garanderen aan diegenen die niet bij machte zijn deze op eigen kracht te verwerven. Het draagvlak in de samenleving voor verstrekkingen van uitkeringen neemt af. Een van de oorzaken hiervoor is het misbruik dat wordt gemaakt van deze uitkeringen. Bijstandsfraude dient daarom als een ernstig feit te worden beschouwd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan verder rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, die als uitgangspunt voor fraudedelicten in algemene zin, waaronder ook uitkeringsfraude is begrepen, bij een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- en € 250.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden noemen.
De rechtbank acht strafverminderend dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is in beginsel van oordeel dat de ernst en duur van het onderhavige feit, alsmede het hoge benadelingsbedrag, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, doch gelet op de leeftijd en lichamelijke conditie van verdachte en het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alle voornoemde omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming of de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. H. Bloebaum en
mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Sociale Recherche, afdeling Handhaving en Bijzondere Regelingen van de gemeente Hengelo, met nummer 200007806. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het geschrift, te weten een toekenningbeschikking d.d. 27 januari 1984, opgenomen in voornoemd dossier, (ongenummerd) pagina 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan [medeverdachte],
[adres],
[postcode, plaats].
Datum: 08-11-1983
Ontvangen op d.d.: 04-10-1983
Onderwerp: Algemene Bijstandwet
Geachte heer,
Hierbij deel ik U mede, dat het College van Burgemeester en Wethouders heeft besloten U ingaande 25 oktober 1983 een uitkering te verlenen ingevolge de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers, overeenkomstig de voor U geldende norm ad. f. 1.445,75 per maand.
Voorwaarden:
- U dient iedere maand een volledig ingevuld inkomstenformulier bij mijn dienst in te leveren.
Het geschrift, te weten een toekenningbesluit, d.d. 16 december 1996, opgenomen in voornoemd dossier, (ongenummerd) pagina 100, 101, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte]
en [verdachte],
[adres]
[postcode, plaats]
Onderwerp: Invoering Abw
Datum: 16 december 1996
Geachte [medeverdachte] en [verdachte],
U ontvangt momenteel een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet (ABW).
Per 1 januari 1996 is de nieuwe Algemene bijstandswet (Abw) in werking getreden.
Op grond van de nieuwe Abw dient echter nu al wel uw vermogen te worden vastgesteld (artikel 52 eerste lid sub b Abw). Dit is bepaald op ƒ 1.396,98.
Daarnaast gelden met ingang van heden de verplichtingen op basis van de nieuwe Abw.
U bent verplicht direct alles te melden wat van invloed kan zijn op uw uitkering. Als dit mogelijk is moet u daarvan bewijsstukken overleggen. Bovendien dient u die medewerking te verlenen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet (artikel 65 Abw).
Tot deze verplichtingen worden gerekend dat u:
-maandelijks de inkomstenverklaring volledig invult, ondertekent en voor de aangegeven datum retour zendt;
Het geschrift, te weten een brief van de gemeente Hengelo van 22 mei 2008, opgenomen in voornoemd dossier, (ongenummerd) pagina 265, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte]
en [verdachte]
[adres]
[postcode, plaats]
Geachte [medeverdachte] en [verdachte],
U ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Op 1 april 2008 heeft een onderzoek plaatsgevonden. Het recht op uitkering over de afgelopen periode en de voortzetting ervan zijn onderzocht. Er zijn geen veranderingen die van belang zijn voor het recht op uitkering.
Daarom zetten we uw uitkering ongewijzigd voort.
De verplichtingen op grond van artikel 17 WWB blijven gehandhaafd. Dat wil zeggen dat u direct alles moet melden wat van invloed kan zijn op uw uitkering.
Het proces-verbaal van bevindingen van E.R. Ritfeld, sociaal rechercheur afdeling Handhaving en Bijzondere Regelingen van de gemeente Hengelo (genummerd pagina 1 tot en met 9) pagina 4 tot en met 12 van het ongenummerde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door Sociale Zaken Hengelo is aan verdachten inkomstenverklaringen toegezonden om zo wijzigingen in vermogen en of inkomsten op te kunnen geven. Over de periode van 1 juni 1997 tot en met 31 mei 2004 zijn door verdachten maandelijks inkomstenverklaringen teruggezonden. Hierbij is door verdachten geen melding gedaan van wijzigingen in de vermogenssituatie dan wel het ontvangen van inkomsten.
Met ingang van 01-06-2004 worden in plaats van inkomstenverklaringen periodiek controle- en wijzigingsformulieren toegezonden die door belanghebbenden op de aangegeven datum teruggestuurd moeten worden.
Op de door verdachten teruggezonden controleformulieren hebben zij geen melding gedaan van wijzigingen in de vermogenssituatie zoals onroerende goederen dan wel inkomsten hieruit. Verdachten hebben geen wijzigingsformulieren teruggezonden aan Sociale Zaken Hengelo.
Indien verdachten aan hun informatieplicht hadden voldaan en de benodigde informatie tijdig bekend hadden gemaakt aan Sociale Zaken Hengelo, was er door Sociale Zaken Hengelo geen, of een lager recht, op bijstandsuitkering vastgesteld.
Het geschrift inhoudende de verklaring van de advocaat A. Hakan Gürdal, pagina 216 en 217 van het ongenummerde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn op 20.01.2011 naar de stad Giresun gereisd om te onderzoeken wat de geregistreerde bezittingen zijn. Uit het onderzoek bij de Directie van het Kadaster in de steden Giresun hebben wij de volgende gegevens achterhaald:
A ) Op naam van [medeverdachte] staan bij de Directie van het Kadaster in de stad Giresun de volgende bezittingen geregistreerd:
A-1 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 10.206 m2. Dit vastgoed is aan de betrokkene geschonken op 10.07.1974 onder de voorwaarde dat hij de verzorging van de eerste eigenaar van het stuk akkerbouw op zich opneemt tot hij/zij overlijdt. Dit stuk grond staat als volgt geregistreerd: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Barça
(ada)bouwgrondnummer: 128, perceelnummer: 6.
B ) Op naam van [verdachte] staan bij de Directie van het Kadaster in de stad Giresun de volgende bezittingen geregistreerd:
B-1 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 1.840 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Bara bouwgrondnummer(ada): 740. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
B-2 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 8.640 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Barça Köyü, perceelnummer: 732. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
B-3 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 7.840 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Baua Köyü, perceelnummer: 722. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
B-4 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 18.260 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Barça Köyü, perceelnummer: 731. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
B-5 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 14.280 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Bara Köyü, perceelnummer: 720. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
B-6 ) Een stuk (hazelnoot)akkerbouw, totale oppervlakte: 556 m2. Het staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster Giresun, wijk/dorp: Bara
bouwgrondnummer(ada): 113, perceelnummer:11. Op 25.11.2009 via het erfrecht overgedragen.
C ) Op naam van de kinderen van [medeverdachte] en [verdachte] staan bij de Directie van het Kadaster in de stad Giresun de volgende bezittingen geregistreerd:
C -1 ) Één appartement op het adres: [adres]. Dit staat als volgt geregistreerd: Directie van het Kadaster in de stad Giresun, wijk of dorp: Merkez, (ada)bouwgrondnummer: 46, perceelnummer: 1. Deze woning is op 03.11.1986 gekocht door [medeverdachte] en hij heeft de woning op 08.04.2008 op naam van zijn zonen laten registreren.
C -2 ) Één zolderwoning op het adres: [adres]. Deze staat als volgt geregistreerd: Directie van het Kadaster in de stad Giresun, wijk of dorp: Merkez, (ada)bouwgrondnummer: 258, perceelnummer: 1. Deze woning is op 23.07.1985 gekocht door [medeverdachte] en hij heeft de woning op 08.04.2008 op naam van zijn zonen laten registreren. Deze woning wordt gebruikt als magazijn.
C -3 ) één zolderwoning op het adres: [adres] en staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster in de stad Giresun, wijk of dorp: Merkez, (ada): bouwgrondnummer: 258, perceelnummer: 1. Deze woning is op 23.07.1985 gekocht door [medeverdachte] en en hij heeft de woning op 08.04.2008 op naam van zijn zonen laten registreren. Deze woning wordt gebruikt als winkel.
C -4 ) één zolderwoning op het adres: [adres] en staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster in de stad Giresun, wijk of dorp: Merkez, (ada): bouwgrondnummer: 258, perceelnummer: 1. Deze woning is op 23.07.1985 gekocht door [medeverdachte] en en hij heeft de woning op 08.04.2008 op naam van zijn zonen laten registreren. Deze woning wordt gebruikt als winkel.
C -5 ) één zolderwoning op het adres: [adres] en staat geregistreerd als volgt: Directie van het Kadaster in de stad Giresun, wijk of dorp: Merkez, (ada): bouwgrondnummer: 86, perceelnummer: 43. Deze woning is op 05.12.1958 gekocht door en hij heeft de woning op 08.04.2008 op naam van zijn zonen laten registreren. Deze woning wordt gebruikt als winkel.
Het onder Al genoemde vastgoed dat op naam van [medeverdachte] staat, heeft weinig economische waarde omdat het stuk akkerbouw niet dicht bij een hoofdweg ligt. Wij hebben met 1 á 2 makelaars contact gehad om een reële waarde van deze bezittingen vast te stellen. Wij schatten dat de marktwaarde ervan tussen € 5.000 en € 7.500 ligt.
Het onder B genoemde vastgoed dat op naam van [verdachte] staat, heeft weinig economische waarde omdat de akkerbouw niet dichtbij een hoofdweg ligt. Wij hebben met 1 á 2 makelaars contact gehad om een reële waarde van deze bezittingen vast te stellen. Over deze bezittingen van [verdachte] hebben wij contact gehad met 1 á 2 aannemers. Wij schatten dat de marktwaarde ervan tussen € 25.000 en € 35.000 ligt.
Het geschrift inhoudende het expertiseverslag van landbouwingenieur Ayhan Usta van 3 april 2012, als bijlage 3 gevoegd bij het proces-verbaal van E. Ritfeld, sociaal rechercheur, van 16 mei 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De onafhankelijke units 16, 18 en 19 bevinden zich op perceel 1, sectie 258 op het adres [adres].
De onafhankelijke unit nr. 16 ligt in de kelderverdieping van het Ada Apartmam en leent zich voor het gebruik als opslagplaats en omvat 40 m2. Het heeft een marktprijs van ongeveer 10.000 TL.
De onafhankelijke units nr. 18 en 19 liggen op de begane grond van het Ada Apartmam en hebben de eigenschap winkel en worden ook daadwerkelijk, als twee samengevoegde winkels gebruikt. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin ze liggen, hebben ze een marktprijs van ongeveer 100.000 TL.
(Opmerking rechtbank: C-2, 3 en 4)
De onafhankelijke unit nr. 1, dat zich bevindt op perceel 46, sectie 314 op het adres [adres].
De onafhankelijke unit nr. 1 bevindt zich op de begane grond van een gebouw met 7 verdiepingen. De flat die bestaat uit drie slaapkamers, een woonkamer en een keuken, heeft een gebruiksoppervlakte van ongeveer 120 m2. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 70.000 TL.
(Opmerking rechtbank: C-1)
Hoewel perceel 11, sectie 113 van de Kapu Mahallesi als hazelnootplantage geregistreerd staat, heeft het de eigenschap kavel verworven en bevinden zich er 4 gebouwen van 2 verdiepingen op. Hiervan hebben er 2 (A en B) een gevel aan de straat, 2 (C en D) liggen achteraan en zijn slechter onderhouden.
Het gebouw dat aangeduid is met de letter A en zich bevindt op perceel 11, sectie 113 heeft 2 verdiepingen en een gevel aan de straat. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 70.000 TL.
Het gebouw dat aangeduid is met de letter B en zich bevindt op perceel 11, sectie 113 heeft 2 verdiepingen en een gevel aan de straat. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 70.000 TL.
Het gebouw dat aangeduid is met de letter C en zich bevindt op perceel 11, sectie 113 heeft 2 verdiepingen en de voorgevel bevindt zich aan achterzijde. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 50.000 TL.
Het gebouw dat aangeduid is met de letter D en zich bevindt op perceel 11, sectie 113 heeft 2 verdiepingen en de voorgevel bevindt zich aan de achterzijde. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 40.000 TL.
Het geheel van perceel 11, sectie 113 bestaat uit 556 m2 en als het als kavel wordt beoordeeld, met een prijs van 500 TL per m2, heeft het, gezien de gebruikseigenschappen, de structuur van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, een marktprijs van ongeveer 278.000 TL.
(Opmerking rechtbank: B-6)
De onafhankelijke unit nr. 44, ligt op perceel 43, sectie 86 op het adres [adres].
De onafhankelijke unit nr. 44 bevindt zich op de begane grond in het bedrijfsverzamelgebouw, aan de zijde van de weg. Het heeft een gebruiksoppervlak van ongeveer 15 m2. Gezien de gebruikseigenschappen, de bouw van het onroerende goed, het gebruiksdoel en de buurt waarin het ligt, heeft dit een marktprijs van ongeveer 55.000 TL.
(Opmerking rechtbank: C-5)
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 juni 2011, (ongenummerd) pagina 237 tot en met 247, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of het juist is dat mijn man en ik vanaf 25 oktober 1983 een bijstandsuitkering ontvangen van Sociale Zaken Hengelo.
Dat klopt.
U vraagt mij of ik weet dat ik alle wijzigingen in mijn situatie, die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, door moet geven aan de Sociale Zaken.
Ja, dat staat ook in de brieven die ik van Sociale Zaken krijg. Ik weet de exacte gegevens niet, want de brieven laat ik aan mijn kinderen lezen. Maar ik ben wel op de hoogte.
Ik begrijp dat inkomsten van invloed zijn op de uitkering en dat deze in mindering worden gebracht. Ik begrijp ook dat als je vermogen hebt, bijvoorbeeld een huis of een groot stuk grond, dit consequenties kan hebben voor de uitkering, dat denk ik wel.
Er is een afgelegen hazelnootakker in Turkije. Dit hebben wij gekregen naar aanleiding van een verklaring van erfrecht, het is een nalatenschap van mijn schoonvader.
Cl. Wij hebben destijds een stuk grond gekregen van onze schoonvader, met dat geld hebben wij een winkel en een appartement gekocht.
C3.Het kan ook zo zijn dat wij het hebben gekocht van de erfenis.
Het klopt dat wij twee winkels hebben.
U vraagt mij van wie ik de onder B-1 tot en met B-6 genoemde onroerende goederen op 25 november 2009 heb geërfd.
De erfenis is er wel, mijn vader is drie jaar geleden overleden. Het kan ook zo zijn dat het op mijn naam staat, dat heeft mijn moeder ook gezegd. Het gaat om hazelnotenvelden.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], d.d. 30 juni 2011, (ongenummerd) pagina 201, 202, 230, 231, 232, 233, 234, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of het juist is dat mijn vrouw en ik vanaf 25 oktober 1983 een bijstandsuitkering ontvangen van Sociale Zaken Hengelo. Dat klopt.
U toont mij het inlichtingenformulier heronderzoek Algemene bijstandswet met de dagtekening 30-7-1984 en vraagt mij of dit formulieren door ons is ingevuld en ondertekend. De allereerste keer, bij de aanvraag van de uitkering, was er een tolk bij omdat ik de taal niet machtig was. Ik begrijp dat het naar waarheid moet worden ingevuld. Ik ga er ook vanuit dat het goed is ingevuld. Het is wel mijn handtekening. Al jaren worden die formulieren ingevuld, en ik teken die dan. Het invullen gebeurde dan door de ambtenaar van
sociale zaken. De vragen van het formulier zoals over het vermogen werden dan gesteld en ik gaf antwoord.
U vraagt mij of ik wist dat ik verplicht ben alles te melden aan Sociale Zaken wat van invloed kan zijn op de uitkering en dat wijzigingen in de persoonlijke-, gezins- of financiële situatie doorgegeven moet worden. Ja dat wist ik.
Ik heb een woning geërfd van mijn vader. Die heb ik na zijn overleden geërfd, in 1976. In die woning woonde mijn broer, en ik heb mijn aandeel overgedragen aan mijn broer.
Het appartement op de eerste verdieping. Het kan dat het in het Kadaster op mijn naam staat. Als ik daar ben dan woon ik daar.
U toont mij het document waarop het eigendom onder A-1 staat. Dat is het enige dat ik van mijn vader heb geërfd in 1976.
U vraagt mij nogmaals naar de vijf onroerende goederen onder C-1 tot en met C-5.
U vraagt hoe dat is aangekocht in 1985 en 1986. De gehele aankoop kostte dus 1.000 TL.
Dat klopt het is toen aangekocht.
U toont mij bijlage 'c'. Dat is een aparte locatie boven de winkels. Ik heb dat wel zelf aangekocht.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 januari 2013, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
U houdt mij voor dat in het dossier gesproken wordt over een stuk grond in Turkije van ongeveer 10.000 m2 aangeduid als A, waarop zich een hazelnootplantage bevindt. Het klopt dat mijn echtgenoot, [medeverdachte], dat stuk grond heeft geërfd.
U houdt mij voor dat uit het dossier naar voren komt dat stukken grond in Turkije, aangeduid als B1 tot en met B5, als mijn grond worden aangeduid. Als u mij vraagt of ik weet wat u bedoelt zeg ik dat ik alleen grondgebieden heb die ik van mijn vader heb geërfd. Ik kreeg een briefje van mijn moeder waarop stond welke grond aan mij was toebedeeld.