Parketnummer : 05/701167-12
Datum zitting : 11 januari 2013
Datum uitspraak : 25 januari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 25 januari 2012, te Nijmegen, in elk geval in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Muntweg, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij voornemens was om ter hoogte van [adres]
rechtsaf te slaan, en/of
terwijl hij een op die weg naast gelegen fietspad, de Muntweg, rijdende bestuurster van een snorfiets, wel had waargenomen, en/of
zijn snelheid heeft opgevoerd, en/of
(vervolgens) ter hoogte van voornoemd perceel rechtsaf is geslagen en/of naar rechts heeft gestuurd, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op die door hem waargenomen snorfietser en/of op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Muntweg, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(vervolgens) het naast de Muntweg gelegen fietspad is opgereden en/of overgereden, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op die Provincialeweg rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig (snorfiets), die zich op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) die snorfiets, en/of
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 januari 2012 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Muntweg,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij voornemens was om ter hoogte van [adres] rechtsaf te slaan, en/of
terwijl hij een op die weg naast gelegen fietspad, de Muntweg, rijdende bestuurster van een snorfiets, wel had waargenomen, en/of
zijn snelheid heeft opgevoerd, en/of
(vervolgens) ter hoogte van voornoemd perceel rechtsaf is geslagen en/of naar rechts heeft gestuurd, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op die door hem waargenomen snorfietser en/of op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Muntweg, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(vervolgens) het naast de Muntweg gelegen fietspad is opgereden en/of overgereden, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op die Provincialeweg rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig (snorfiets), die zich op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) die snorfiets, en/of
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 januari 2012 reed verdachte als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, over de Muntweg te Nijmegen. Op het rechts van deze weg gelegen fietspad reed, in dezelfde richting als verdachte, een snorfiets. Verdachte zag de snorfiets op het fietspad rijden. Op het moment dat verdachte bij het perceel aan de [adres] aankwam, is hij het fietspad opgereden om de aldaar gelegen oprit in te rijden. Verdachte heeft gas bij gegeven en heeft naar rechts gestuurd en is het fietspad opgereden. Daar heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen verdachte en de snorfiets. Ten gevolge van deze aanrijding heeft de bestuurder van de snorfiets, mevrouw [slachtoffer], lichamelijk letsel opgelopen. Ten tijde van de aanrijding was het droog weer en de Muntweg is een rechte weg.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, nu verdachte een grove verkeersfout heeft gemaakt doordat hij vóór de snorfiets langs de oprit van zijn woning heeft willen inrijden en het fietspad is opgereden. Hiermee heeft verdachte een inschattingsfout gemaakt en heeft hij onvoldoende geanticipeerd op het overige verkeer. Het door de aanrijding bij de bestuurster van de snorfiets ontstane letsel dient naar de mening van de officier van justitie gekwalificeerd te worden als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft aangegeven weliswaar een verkeersfout te hebben gemaakt, maar van mening te zijn dat hem daarmee geen roekeloos rijgedrag verweten kan worden. Hij moest in een “split second” beslissen en helaas heeft de keuze die hij gemaakt heeft, verkeerd uitgepakt.
Beoordeling door de rechtbank
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 dient beoordeeld te worden aan de hand van de zorgplichten die op een verdachte rusten en of de schending van deze plichten wordt bestreken door geschreven of ongeschreven (grond)normen in het verkeersrecht.
Verdachte reed op de openbare weg, zijnde de Muntweg en wilde rechtsaf slaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte op grond van artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 daarbij het verkeer dat op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem reed, had dienen voor te laten gaan.
Voorts overweegt de rechtbank het volgende. De aanrijding tussen de auto van verdachte en de snorfietser heeft plaatsgevonden op de wijze als onder de vaststaande feiten is omschreven. Verdachte reed op dat moment 40 à 50 kilometer per uur. De bestuurder van de snorfiets heeft verklaard op dat moment ongeveer 20 kilometer per uur gereden te hebben.
Uit het voorgaande, in combinatie met de - mede op basis van de geconstateerde schade aan de voertuigen - gereconstrueerde botspositie, waaruit is gebleken dat de snorfietser de rechter zijflank van de achterkant van de auto heeft geraakt , leidt de rechtbank af dat de snorfietser, die rechtdoor wilde rijden, zich op het moment van de aanrijding rechts dicht naast/achter verdachte bevond. De rechtbank oordeelt derhalve dat verdachte niet heeft voldaan aan de op hem krachtens de artikelen 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 rustende verplichting.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de situatie ter plaatse goed kende: hij wilde de inrit naar zijn eigen woning inslaan. Verdachte heeft verklaard dat de Muntweg in het algemeen een drukke weg is, dat er veel fietsers/bromfietsers rijden en dat er ook ten tijde van de aanrijding veel verkeer op deze weg reed. Verdachte heeft verklaard dat hij niet alleen de snorfiets op het naast de weg gelegen fietspad zag rijden, maar tevens in zijn achteruitkijkspiegel zag dat er een auto achter hem reed. Hij was bang dat deze auto tegen de achterkant van zijn auto zou rijden als hij zou remmen om de snorfietser voor te laten gaan. Hij had gezien dat de snorfiets een blauw kentekenplaatje had en dacht daarom dat deze niet hard reed. Verdachte heeft verklaard dat hij de snorfiets wilde inhalen en dacht dat hij nog vóór de snorfietser langs, de oprit van zijn woning op kon rijden. Hij heeft daartoe gas bij gegeven en heeft naar rechts gestuurd. Uit getuigenverklaringen valt voorts af te leiden dat de auto die achter de auto van verdachte reed, op (ten minste) meer dan tien meter afstand achter hem reed.
Gezien bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt. Door vóór de snorfiets langs te rijden heeft verdachte de veiligheidsnormen niet in acht genomen en de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht. De zorgplicht van de afslaande bestuurder houdt immers in dat hij zich ervan moet vergewissen dat er zich geen verkeer dicht naast hem bevindt, aangezien hij dit voor moet laten gaan. Daarbij komt dat verdachte op de weg waarop hij reed en die hem goed bekend was, zonder meer bedacht moest zijn op gebruikers van het fietspad. In het verlengde hiervan heeft verdachte de verkeerde afweging gemaakt toen hij besloot, ter vermijding van het door hem gevreesde achteroprijden door zijn achterligger, vóór de snorfietser langs te gaan. Het had in de rede gelegen juist deze kwetsbaarder verkeersdeelnemer - die de kans liep lichamelijk letsel op te lopen - niet in gevaar te brengen en in plaats daarvan een eventuele “kop-staart-botsing” met zijn achterligger te riskeren. Op grond van al het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van aanmerkelijke schuld aan de zijde van verdachte zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het letsel van de snorfietser overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uit de zich in het dossier bevindende geneeskundige verklaring van 2 april 2012 blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer], door de aanrijding een armbreuk en een drietal bekkenfracturen heeft opgelopen. De bekkenfracturen dienden middels een operatie gefixeerd te worden en de geschatte duur van genezing bedroeg vier tot zes maanden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 januari 2012, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Muntweg, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of werd gehinderd, en
terwijl hij voornemens was om ter hoogte van [adres]
rechtsaf te slaan, en
terwijl hij een op die weg naast gelegen fietspad, de Muntweg, rijdende bestuurster van een snorfiets, wel had waargenomen, en
zijn snelheid heeft opgevoerd, en
(vervolgens) ter hoogte van voornoemd perceel rechtsaf is geslagen en naar rechts heeft gestuurd, en
(daarbij) in onvoldoende mate op die door hem waargenomen snorfietser en/of op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Muntweg, en het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en
(vervolgens) het naast de Muntweg gelegen fietspad is opgereden en
(daarbij) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op die weg rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig (snorfiets), die zich op dezelfde weg naast, dan wel rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan, en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) die snorfiets, en
aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letselwerd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de blanco justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 10 december 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de ernst van de fout en de gevolgen acht de rechtbank een werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging van na te noemen hoogte op zijn plaats. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte eigener beweging contact heeft opgenomen (en onderhouden) met het slachtoffer.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 50 (vijftig) uren
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 25 (vijf en twintig) dagen.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2013.