ECLI:NL:RBONE:2013:BY7775

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710545-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 4 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verrichten van seksuele handelingen bij een slachtoffer dat nog geen twaalf jaar oud was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het langdurig seksueel misbruiken van een 8-jarig meisje, waarbij hij het slachtoffer inpalmt door haar koekjes en snoepjes te geven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderstreept, waarbij de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en heeft geoordeeld dat de kans op recidive groot is. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger, deels toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 750,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij te vergoeden. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoon van de verdachte, waarbij de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.

Uitspraak

Rechtbank Oost Nederland, locatie Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710545-12
Datum vonnis: 4 januari 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Oost Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1938 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het huis van bewaring De Karelskamp in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 december 2012. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mevr. mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. L. de Widt, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat zij met de wijze waarop zij de tenlastelegging heeft opgesteld, bedoeld heeft om het verwijt dat zij verdachte maakt in een primaire en subsidiaire variant ten laste te leggen.
De rechtbank zal de tenlastelegging dan ook als zodanig lezen.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: meerdere keren seksuele handelingen heeft verricht b[slachtoffer]toffer] die toen nog geen twaalf jaren oud was, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] en
subsidiair: dat hij meerdere keren ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 12 september 2012, in de gemeente Enschede, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]-2003) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of de billen en/of het onderlichaam
van die [slachtoffer] betast/bevoeld/aangeraakt en/of
- meermalen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] op de mond gekust
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 12 september 2012, in de gemeente Enschede, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]-2003), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal betasten/bevoelen/aanraken van de vagina
en/of de billen en/of het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal kussen op de mond van die [slachtoffer].
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. De tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht moet hiervan worden afgetrokken. Aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf dienen als bijzondere voorwaarden een meldingsplicht bij de reclassering te worden verbonden en een behandeling bij De Tender. De civiele vordering behoort te worden toegewezen met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PLO5KP 2012074181. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 december 2012, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene] van 13 september 2012, pagina 42 t/m 45;
3. Het proces-verbaal van bevindingen (studioverhoor) van 19 september 2012, pagina 25 t/m 39.
5.2 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2012 tot en met 12 september 2012, in de gemeente Enschede, meermalen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]-2003) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen de vagina en/of de billen en/of het onderlichaam van die [slachtoffer] betast en
- meermalen zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en heen en weer bewogen en
- meermalen die [slachtoffer] op de mond gekust.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 244 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest maar uitsluitend tussen haar schaamlippen. De rechtbank merkt hierover op dat volgens vaste rechtspraak het brengen of bewegen van een vinger of vingers tussen de schaamlippen onder seksueel binnentreden van het lichaam valt.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende langere tijd seksueel misbruiken van een 8-jarig meisje. Verdachte is daarbij weloverwogen tewerk gegaan door het slachtoffer in te palmen en voor zich te winnen door haar koekjes en snoepjes te geven.
Verdachte is – zij het langere tijd geleden – eerder veroordeeld tot een aanzienlijke vrijheidsstraf, eveneens vanwege meermalen seksueel misbruik.
De handelwijze van de verdachte moet als uiterst verwerpelijk worden gekwalificeerd. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige en onaanvaardbare inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de psychische integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van jonge minderjarigen bij hen tot ernstige psychische schade kan leiden en veelal ook leidt. Dat heeft niet alleen te maken met het geschonden vertrouwen richting volwassenen, maar ook met een verstoring van de eigen seksuele ontwikkeling. De rechtbank houdt verdachte hiervoor verantwoordelijk.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank in haar overwegingen mede betrokken het over verdachte door de klinisch psycholoog/psychotherapeut drs. J.P.M. van der Leeuw op 7 december 2012 uitgebrachte rapport. In dit rapport komt ondermeer het volgende naar voren.
Bij betrokkene is sprake van pedofilie. De genese voor de problematiek ligt vermoedelijk in de emotionele afwijzing door moeder die betrokkene ervaren heeft. Ook een bezoek aan de huisarts heeft verdachte als traumatiserend ervaren en hij heeft zich in seksuele zin nauwelijks meer tot volwassenen durven richten. Verdachte is vermoedelijk gestagneerd in zijn seksuele ontwikkeling en heeft jeugdigen als seksueel object gekozen. Het huidige onderzoek wijst erop dat verdachte enigszins egocentrisch en onvolwassen is en dat zijn emotionele ontwikkeling gestagneerd is. De spanningen die verdachte voelde, hebben mogelijk onvoldoende hun uitweg en hun ontlading kunnen vinden en verdachte is waarschijnlijk teruggevallen naar een niveau van functioneren van het jongere kind, want tot zover reikt zijn emotionele ontwikkeling. In het seksuele contact met het minderjarige slachtoffer kon verdachte zich wellicht voor even weer veilig en op zijn gemak voelen. Een regressieve beweging die te begrijpen is als een poging om aan de volwassen eisen van het leven te ontsnappen en om voor even te ontkomen aan de confrontatie van dreigende scheiding en conflicten. De latent aanwezige pedofiele neiging heeft daartoe de weg gebaand. Die neiging is immers nooit verdwenen.
Verdachte heeft zijn wil niet in volledige vrijheid kunnen bepalen en overeenkomstig kunnen handelen. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Omdat het ziektebeeld pedofilie zelf predisponeert tot recidive, is vanuit klinische weging in te schatten dat het recidiverisico onverminderd groot is.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan dit rapport en neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over.
Voor een feit als hier bewezen is verklaard zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van hetgeen bewezen is verklaard in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Voor wat betreft de duur van de vrijheidsstraf is de rechtbank van oordeel dat deze langer dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Het opleggen van een straf als door de officier van justitie is gevorderd, doet - mede gelet op de eerdere veroordeling terzake van een soortgelijk delict - onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf een lange proeftijd moet worden verbonden, nu er op basis van het dossier en de over verdachte uitgebrachte gedragskundige rapportage ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zowel door de psycholoog Van der Leeuw als door de reclassering wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Een proeftijd van lange duur dient er mede toe bij te dragen dat verdachte niet opnieuw dergelijke feiten pleegt.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[betrokkene], wonende te [adres] [woonplaats] aan de [adres], heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.250,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit bedrag wordt gevorderd onder voorbehoud van rechten voor het eventueel meerdere/overige. De rechtbank begrijpt dit als een "voorschot" op de vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 750,-, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn geëindigd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de kliniek “De Tender” te Deventer en deelname aan het COSA project;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om verdachte te begeleiden bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in rechte vertegenwoordigd door [betrokkene], van een bedrag van € 750,- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2012);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 750,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 15 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. B.W.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2013.
Mr. Bordenga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.