Team strafrecht, zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/730599-12
VI-nummer : 99-000121-28
Data zittingen : 23 mei 2012, 15 augustus 2012, 31 oktober 2012 en 19 december 2012
Datum uitspraak : 2 januari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI [adres].
Raadsman : mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 april 2012 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gitaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s) welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte zich heeft losgerukt uit de greep van
die [slachtoffer] en/of vervolgens met kracht de portier van zijn ligier-auto tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of geduwd en/of vervolgens met zijn, verdachtes ligier-auto (achterwaarts) is weggereden terwijl die [slachtoffer] werd meegesleurd aan die ligier-auto en uiteindelijk ten val is gekomen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 april 2012 te Nijmegen, althans in Nederland, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen een gitaar, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gitaar door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen;
hij op of omstreeks 03 april 2012 te Nijmegen opzettelijk mishandeld [[slachtoffer] met een (ligier-)autoportier tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of die portier met kracht heeft dichtgetrokken terwijl die [slachtoffer] met zijn lichaam tussen die portier en die auto zat en/of met zijn auto(portier) tegen die [slachtoffer] is gereden en/of met die ligierauto is weggereden terwijl die [slachtoffer] aan die auto hing tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 19 december 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Vlielander voornoemd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [bedrijfsnaam] B.V..
Voorts is verschenen als deskundige mevrouw [deskundige] van IrisZorg Nijmegen.
De officier van justitie, mr. A.C. Waterman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 april 2012 is in Nijmegen een gitaar, toebehorende aan [bedrijfsnaam], weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 2. Ten aanzien van het geweldsaspect heeft zij aangevoerd dat [slachtoffer] (hierna: aangever) en getuige [getuige1] hebben verklaard dat aangever verdachte heeft vastgepakt en verdachte zich heeft losgerukt, waarna verdachte met de auto achteruit is gereden. Het geopende portier is toen tegen aangever gekomen, waardoor aangever in onbalans is gebracht. De officier van justitie acht het, gelet op deze verklaringen, aannemelijk dat verdachte met de auto is meegesleurd. Het past naar haar mening bovendien in de verklaring van aangever dat hij een krakend geluid heeft gehoord dat volgens hem tot schade aan de auto moet hebben geleid, terwijl inderdaad schade is geconstateerd aan het linker portier van de auto.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, integraal dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman opgemerkt dat er tegenstrijdigheden zijn in, respectievelijk tussen (onderdelen van) de verklaringen van aangever, getuige [getuige1] en getuige [getuige2].
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat, indien bewezen wordt verklaard dat verdachte de diefstal heeft gepleegd, vrijspraak dient te volgen voor wat betreft het ten laste gelegde geweldselement, aangezien in het dossier niet over letsel of pijn wordt gesproken en er evenmin een verklaring van een arts over letsel voorhanden is dan wel verklaringen van getuigen dat aangever bebloed heeft rondgelopen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte feit 1 primair, alsmede feit 2, heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Diefstal van de gitaar
Niet ter discussie staat dat op 3 april 2012 een gitaar is weggenomen uit muziekwinkel ‘[bedrijfsnaam]’ in Nijmegen. De rechtbank is van oordeel, hetgeen door de raadsman van verdachte en de officier van justitie ook niet wordt weersproken, dat de desbetreffende gitaar is weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Daartoe acht de rechtbank de verklaringen van aangever, getuige [getuige2] en getuige [getuige1], over de omstandigheden waaronder de gitaar is weggenomen, redengevend.
Aangever en getuige [getuige2] hebben verklaard dat zij op 3 april 2012 een man voornoem-de muziekwinkel binnen zagen gaan, maar niet meer via de hoofdingang zagen verlaten. Aangever heeft verklaard dat hij de man op enig moment bukkend vanaf een auto omhoog zag komen. Kort daarop zag hij een man een gitaar, die hij herkende als een gitaar uit zijn zaak “[bedrijfsnaam]”, onder een auto vandaan pakken. Aan deze gitaar zat nog een prijskaartje bevestigd dat normaal gesproken bij betaling in de winkel wordt verwijderd. Aangever en getuige [getuige1] hebben verklaard dat de man de gitaar in de auto legde waarna hij, ondanks dat aangever trachtte dat te voorkomen door de man bij de arm te pakken, weg reed. De rechtbank acht de stelling van de raadsman dat getuige [getuige1] haar verklaring lijkt te hebben afgestemd met de aangever niet aannemelijk geworden. Ook getuige [getuige2] en getuige [getuige3] hebben immers een grijs invalidenvoertuig zien wegrijden en aangever daar achteraan zien rennen en zij bevestigen daarmee in zoverre de verklaringen van aangever en getuige [getuige1].
Geweld c.q. mishandeling
Voorts acht de rechtbank, anders dan de verdediging, bewezen dat voornoemde diefstal gevolgd is door geweld. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat aangever de man in de auto heeft vastgepakt en aangever uit balans is geraakt en dreigde te vallen, waarna de auto achteruit is gereden. Aangever heeft verklaard dat hij de man bij de arm vast heeft gepakt, dat het bestuurdersportier nog open stond en dat de Ligier auto achteruit is gereden, waardoor aangever met zijn lichaam tegen het portier is gekomen en drie of vier meter met de auto is meegesleurd. Later heeft aangever nog verklaard dat hij door het voorval anderhalve dag last heeft gehad van zijn linkerbovenbeen doordat het bestuurdersportier tegen zijn been botste. Op grond van de verklaringen van aangever en getuige [getuige1] acht de rechtbank bewezen dat de man met geopend autoportier achteruit tegen aangever is gereden, waardoor aangever uit balans is geraakt, met de auto werd meegesleurd en hierdoor pijn heeft ondervonden.
Verdachte als dader
De vraag die thans nog ter beantwoording voorligt, is of bewezen kan worden geacht dat het verdachte is geweest die de hiervoor beschreven diefstal met geweld en mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Aangever heeft verklaard dat de man met de gitaar in de zilveren/grijze Ligier auto weg reed en dat in de auto tevens een vrouw en een pitbull zaten. Tevens heeft aangever verklaard dat een onbekende derde het kenteken van de Ligier auto ([x]) heeft opgeschreven. Getuigen [getuige2], [getuige3] en [getuige1] zagen kort na de diefstal eveneens een zilveren respectievelijk grijze (invaliden) auto. Getuige [getuige1] heeft bovendien ook verklaard over de aanwezigheid van de vrouw en de pitbull.
Kort na het incident reed aangever in de wijk “X” te Nijmegen, op zoek naar de Ligier, en zag hij de Ligier auto geparkeerd staan aan de [adres]. Ook zag hij toen de pitbull zitten voor het raam van de woning aan de [adres]. Van buurtbewoners hoorde hij dat verdachte op het desbetreffende adres woont. Voorts hoorde aangever, toen hij twee dagen later bij dat adres aanbelde, door de voordeur een vrouwenstem die hij herkende als de vrouwenstem uit de Ligier auto. Aangever herkende de man aan de voordeur als ‘verdachte’, kennelijk doelend op de man die de gitaar had meegenomen en in de Ligier auto was weggereden. Aangever sprak hem daarom ook aan met de vraag waar verdachte zijn gitaar had gelaten, waarop verdachte de deur dicht gooide.
Bij laatstgenoemd bezoek van aangever aan verdachte was ook [getuige3] aanwezig, die eveneens heeft verklaard over de grijskleurige invalidenauto op de parkeerplaats en over de pitbull in de woning [adres]. [getuige3] heeft verklaard dat aangever de invalidenauto en de man aan de deur, verdachte, voor 100% zeker herkende als de man die twee dagen ervoor met de gitaar was weggereden.
Naast de herkenning van verdachte door aangever is er nog de herkenning van verdachte door getuige [getuige2]. Aangever heeft op eigen initiatief een foto gemaakt van de man die hij herkende als de man die met de gitaar wegreed. [getuige2] heeft verklaard dat zij de man op de foto herkende als de man die zij, kort voordat zij de zilvergrijze 45 kilometer-auto zag wegrijden, had gezien in de muziekwinkel. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij de man op de foto herkende als verdachte.
Op 23 april 2012 is onder verdachte een voertuig in beslag genomen. Het betreft een ‘brommobiel’, merk Ligier, met kenteken [x] en er is schade geconstateerd aan het portier aan de bestuurderszijde. Het gaat om een lichte forcering van het portier op twee plekken.
Er bestaat geen reden te twijfelen aan de inhoud van de verklaringen van aangever en de hiervoor genoemde getuigen, nu de verklaringen in onderlinge samenhang bezien op belangrijke punten overeen komen (grijze invalidenauto, het aanwezig zijn van een oudere vrouw en pitbull) en de getuigen die later bij de rechter-commissaris zijn gehoord consequent bij hun eerdere verklaring zijn gebleven.
Voornoemde verklaringen passen bovendien in de verklaring van verdachtes moeder dat zij regelmatig met verdachte en de hond in haar grijze brommobiel boodschappen doet.
Hetgeen door en namens verdachte voorts is aangevoerd ter ondersteuning van de bewijsverweren, vindt weerlegging in de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen behoeft, wegens onvoldoende onderbouwing, geen bespreking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 1 primair en onder 2, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 03 april 2012 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gitaar, toebehorende aan [bedrijfsnaam] welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte met zijn, verdachtes Ligier-auto (achterwaarts) is weggereden terwijl die [slachtoffer] werd meegesleurd aan die Ligier-auto
2.
hij op 03 april 2012 te Nijmegen opzettelijk mishandelend met zijn auto(portier) tegen [slachtoffer] is gereden en met een Ligierauto is weggereden terwijl die [slachtoffer] aan die auto hing, waardoor deze [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 mei 2012; en
• Reclasseringsadviezen van respectievelijk 14 juni 2012, 9 oktober 2012, 14 november 2012 en 14 december 2012, betreffende verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, en onder feit 2 ten laste gelegde, zal worden veroordeeld tot een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van het voorarrest. Hierbij heeft zij rekening gehouden met de aard en ernst van de gepleegde feiten, de justitiële documentatie betreffende verdachte, de proceshouding van verdachte (die zij omschrijft als: enerzijds om hulp vragen en anderzijds de ten laste gelegde feiten ontkennen), alsmede het feit dat verdachte in een VI-traject zat en hij de voorwaarden die verbonden waren aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft geschonden. De officier van justitie ziet geen aanleiding voor een deels voorwaardelijke straf, omdat zij van mening is dat - ook uit de houding van verdachte ter terechtzitting - is gebleken dat een ambulante behandeling (met in geval van crisis de mogelijkheid om voor de duur van zeven weken klinisch behandeld te worden) voor verdachte niet haalbaar is.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van diefstal kan naar de mening van de raadsman van verdachte worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de periode dat verdachte reeds heeft vastgezeten. Verdachte heeft immers meer dan drie maanden vast gezeten, terwijl volgens de richtlijnen op een diefstal met geweld (als niet-recidivist voor wat betreft het geweld) een straf van drie maanden staat. Voorts merkt de raadsman op dat hij anders dan de officier van justitie van mening is dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd dat verdachte reeds heeft vastgezeten, toegevoegde waarde kan hebben, omdat verdachte hulp nodig heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal met geweld en mishandeling, door met openstaand autoportier tegen een winkeleigenaar aan te rijden en deze met de auto mee te sleuren, toen deze hem wilde beletten weg te rijden na de diefstal van een gitaar.
Niet alleen heeft verdachte de winkeleigenaar schade berokkend door iets van hem weg te nemen, hetgeen getuigt van weinig respect voor andermans eigendom, ook heeft verdachte risicovol gehandeld door met een openstaand autoportier tegen de winkeleigenaar aan te rijden.
In dit geval is de winkeleigenaar er met pijn aan zijn been vanaf gekomen, maar als hij was gevallen, had het slechter af kunnen lopen. Kennelijk heeft verdachte op het desbetreffende moment slechts oog gehad voor zijn eigen belang en niet voor dat van de winkeleigenaar. Verdachte heeft aldus zijn brommobiel gebruikt als wapen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
In het meest recente reclasseringsadvies van 14 december 2012 wordt opgemerkt dat aanvankelijk de bedoeling was om bij een nieuw strafbaar feit door verdachte oplegging van de ISD-maatregel te adviseren, maar dat uiteindelijk op 14 november 2012 een schorsingstoezicht is geadviseerd omdat verdachte gemotiveerd had aangegeven mee te willen werken aan een klinische behandeling. Eind november 2012 is verdachte opnieuw in verzekering gesteld in verband met verbale bedreiging van zijn buren. De dag na zijn inverzekeringstelling is verdachte blijkens het reclasseringsrapport voor klinische behandeling opgenomen bij de kliniek van IrisZorg te Arnhem, maar reeds na één dag is verdachte weggelopen uit de kliniek. De reclassering wilde verdachte nog een laatste kans geven en heeft daarom een ambulante behandeling, met de mogelijkheid van klinische behandeling voor de duur van maximaal zeven weken in geval van crisis, geadviseerd.
Deskundige [deskundige] van IrisZorg Nijmegen heeft ter terechtzitting van 19 december 2012 opgemerkt dat bij het voorstel als bedoeld in voornoemd reclasseringsadvies van 14 december 2012 wordt uitgegaan van de vrijwillige medewerking van verdachte. Indien verdachte daartoe onvoldoende gemotiveerd is, acht zij een behandelingstraject niet realistisch en is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgens haar gepaster.
Ter terechtzitting van 19 december 2012 heeft verdachte toegelicht dat hij vindt dat hij onvoldoende wordt geholpen en geïnformeerd. Ten onrechte gaan de deskundigen er naar zijn mening vanuit dat hij psychotisch is. Hij begrijpt niet waarom hij ‘gesloten’ zou moeten zitten.
De aard en ernst van de gepleegde feiten en de (omvangrijke) justitiële documentatie betreffende verdachte waaruit blijkt dat hij vaker soortgelijke feiten heeft gepleegd, in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een forsere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, passend is. De rechtbank ziet, geen aanleiding om ook een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht op te leggen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting van 19 december 2012 voortdurend cynisch uitgelaten en weinig motivatie getoond voor wat betreft een behandeling, hetgeen de rechtbank tot de conclusie brengt dat een (deels) voorwaardelijke straf niet het beoogde effect zal hebben.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan geëist door de officier van justitie passend en geboden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een vergoeding van de door de diefstal geleden schade. Er wordt een bedrag van € 1.355,41 gevorderd. Blijkens een schriftelijke verklaring van 22 mei 2012 heeft de gestolen basgitaar, merk G&L USA, type L2000, kleur Honey, een waarde van € 1.139,- en daarnaast wordt een bedrag van € 216,41 gerekend voor BTW.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij voor het bedrag van € 1.139,- (vermeerderd met de wettelijke rente) voor toewijzing in aanmerking komt, nu deze voldoende is onderbouwd. Ook heeft zij de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij als onvoldoende onderbouwd, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet duidelijk is in hoeverre het op het formulier ingevulde bedrag overeen komt met de waarde van deze specifieke gitaar en is van mening dat daarnaast onderzocht moet worden of de geleden schade niet reeds door een verzekering is vergoed.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in de onderhavige strafrechtelijke procedure slechts de schade die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaring, in aanmerking komt voor vergoeding.
Dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit 1 primair kosten heeft gemaakt acht de rechtbank, nu de gestolen gitaar niet is geretourneerd, reëel. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat, zoals de verdediging lijkt te vrezen, de benadeelde partij de geleden schade tweemaal zal claimen.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat het verzochte bedrag ter zake van geleden schade moet worden gematigd. Slechts de daadwerkelijk geleden schade (de inkoopprijs van de gitaar) komt voor vergoeding in aanmerking, terwijl de schriftelijke verklaring van 22 mei 2012 in de berekening klaarblijkelijk ook een winstmarge en BTW meerekent.
Om die reden heeft de rechtbank het schadebedrag naar redelijkheid begroot op een bedrag van € 600,- en wordt het gevorderde bedrag voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat een nadere beoordeling van de gestelde schadepost een onevenredige belasting zou vormen voor het strafproces.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de vordering van [bedrijfsnaam] B.V. zal toewijzen tot een bedrag van € 600,-.
De rechtbank zal tevens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
6b. De beoordeling van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
De feiten
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem van 1 maart 2011 is veroordeelde, tevens verdachte, onder parketnummer 05/900628-10 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden onvoorwaardelijk met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelde, tevens verdachte, is op grond van het besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 16 augustus 2011 (welk besluit op 16 augustus 2011 aan veroordeelde in persoon is uitgereikt), op 26 augustus 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 25 april 2012 een schriftelijke vordering bij de rechtbank ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank de aan veroordeelde verleende voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de duur van 57 dagen in de zaak met parketnummer 05/900628-10 herroept nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten als ten laste gelegd in de onderhavige zaak met parketnummer 05/730599-12.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij deze vordering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de nog resterende dagen af te wijzen. Daartoe heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke invrijheidsstelling niet zomaar kan worden herroepen als (in de zaak met parketnummer 05/730599-12) een voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Gezien het tijdsverloop en het feit dat het openbaar ministerie de verdediging aanvankelijk een onvolledig dossier heeft aangeleverd, is het herroepen van het resterende deel naar de mening van de raadsman bovendien niet gepast.
Beoordeling van de standpunten
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering voornoemd, nu de vordering onverwijld, te weten op 25 april 2012, is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de vordering de grond bevat waarop zij berust.
De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vordering, omdat de strafbare feiten die in de proeftijd zouden zijn gepleegd (onder parketnummer 05/730599-12), haar ook ter beoordeling zijn voorgelegd en de rechtbank voorts in eerste aanleg heeft geoordeeld in de hoofdzaak waar de voorwaardelijke invrijheidsstelling betrekking op heeft.
Op grond van de bewezen verklaring zoals hierboven staat vermeld, is komen vast te staan dat veroordeelde zich gedurende de periode van de voorwaardelijke invrijheidsstelling schuldig heeft gemaakt aan een tweetal strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering af te wijzen en veroordeelde nog een nieuwe kans te bieden.
In dit kader heeft de rechtbank tevens meegewogen dat veroordeelde zich, nadat zijn voorlopige hechtenis is geschorst, evenmin aan de bij die schorsing opgelegde voorwaarden heeft gehouden.
De vordering dient derhalve volledig te worden toegewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op artikelen 10, 15g, 15i, 15j, 27, 36f, 55, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten als vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
8a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. gedeeltelijk toe.
Veroordeelt de veroordeelde te betalen aan benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door [bedrijfsnaam] B.V. als benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van [bedrijfsnaam] B.V. te betalen € 600,- (zeshonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 (twaalf) dagen, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
8b. De beslissing ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI-nummer 99-000121-28 )
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met betrekking tot schending van de algemene voorwaarde.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog moet worden ondergaan.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J.J. Catsburg en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2013.