Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/700611-11
Datum zitting : 19 december 2012
Datum uitspraak : 2 januari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw : mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de nacht van 11 op 12 december
2010 te [woonplaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] van het leven te beroven, (telkens) opzettelijk - voormelde [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (elders) op tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of
gestompt en/of die [slachtoffer1] (terwijl hij weerloos op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, (met kracht) op/tegen zijn hoofd en/of (elders) op/tegen zijn
lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - voormelde [slachtoffer2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn
gezicht en/of hoofd en/of (elders) op/tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of
gestompt en/of (daarbij) die [slachtoffer2] de woorden heeft toegevoegd: "kom maar
jongen, ik maak je dood" en/of "ik sla je kapot", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de nacht van 11 op 12 december
2010 te Nijmegen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, - aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
dubbele kaakfractuur), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer1] opzettelijk
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd
en/of (elders) op tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer1]
(terwijl hij weerloos op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op/tegen zijn hoofd en/of (elders) op/tegen zijn lichaam te schoppen
en/of te trappen en/of - aan een persoon genaam [slachtoffer2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een dubbele kaakfractuur en/of een discrete sensibiliteitsstoornis aan de
onderlip), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer2] opzettelijk meermalen, althans
eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (elders)
op/tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen;
Meer Subsidiair
hij in of omstreeks in de nacht van 11 op 12 december 2010 te Nijmegen tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en)
genaamd [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet - voormelde [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (elders) op tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of
gestompt en/of die [slachtoffer1] (terwijl hij weerloos op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, (met kracht) op/tegen zijn hoofd en/of (elders) op/tegen zijn
lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - voormelde [slachtoffer2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen zijn
gezicht en/of hoofd en/of (elders) op/tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of
gestompt en/of (daarbij) die [slachtoffer2] de woorden heeft toegevoegd: "kom maar
jongen, ik maak je dood" en/of "ik sla je kapot", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de nacht van 11 op 12 december
2010 te Nijmegen met een ander of anderen, op een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
in discotheek The Matrixx, en/of op of aan de openbare weg, te weten op een
parkeerplaats in de directe omgeving van voormelde discotheek, in elk geval op
of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van
die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 19 december 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer1]
• [slachtoffer2]
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
Op de zitting van 11 januari 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat het horen van de CIE-informant, die heeft verklaard dat [betrokkene] omstreeks december 2012 heeft gevochten in The Matrixx en daarbij een Antilliaanse jongen zou hebben mishandeld, noodzakelijk is. De CIE officier van justitie heeft op 9 februari 2012 laten weten niet mee te werken aan het verhoor van deze informant, ook niet indien deze informant afgeschermd wordt gehoord, waarmee namens de verdediging was ingestemd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet verdachte, maar [betrokkene], degene is die de mishandeling heeft gepleegd. De CIE-informant ondersteunt deze lezing, waarmee het verdedigingsbelang van het horen van deze informant is gegeven. De informant kan immers potentieel ontlastend verklaren ten aanzien van verdachte. De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, vanwege de wens de informant te bevragen naar zijn redenen van wetenschap, niet kan worden volstaan met het horen van de Chef van de CIE of de CIE officier van justitie.
De verdediging wenst primair alsnog de CIE-informant te horen. Subsidiair heeft de verdediging de integrale niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Artikel 349, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering verdient analoge toepassing. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte door de weigering van het Openbaar Ministerie, om niet mee te werken aan het verhoor van de informant, niet in een processueel ongunstiger positie mag worden gebracht. Dat betekent dat bij het vervolg van de procedure uitgegaan moet worden van de juistheid, betrouwbaarheid en kwaliteit van de CIE-informatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat van de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie geen sprake kan zijn. Voorafgaand aan de beslissing of op de voet van artikel 349, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te volgen, ligt de vraag voor of de CIE-informant als getuige moet worden gehoord. De officier van justitie beantwoordt deze vraag ontkennend.
Legitieme opsporingsbelangen nopen in het algemeen tot terughoudendheid bij het horen van informanten als getuigen. Tegen deze achtergrond mag van de verdediging worden gevergd dat deze indicaties aanreikt waarom het noodzakelijk is een informant te gaan horen. In deze zaak gaat het om een kwestie waar vele getuigen bij aanwezig zijn geweest, die duidelijkheid in de zaak hebben kunnen scheppen. Daarmee vervalt de noodzakelijkheid aan het horen van de informant. Bijzondere omstandigheden zijn door de raadsvrouw niet aannemelijk gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Omtrent het horen van de CIE-informant behelzen de stukken, voor zover hier van belang, het volgende.
- Een proces-verbaal met nummer 11-0369, gedateerd 2 augustus 2011, inhoudende informatie verkregen in augustus 2011 via één informant, luidend “Omstreeks december 2010 heeft [betrokkene] gevochten in The Matrixx. Hij heeft een Antilliaanse jongen zwaar mishandeld.”
- Een proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2012, voor zover inhoudende “De rechtbank acht het noodzakelijk de CIE-informant te horen over zijn wetenschap van [betrokkene] in de vechtpartij, waarbij met name van belang is of hij zelf iets heeft gezien en als hij iets heeft gezien, wat hij dan heeft gezien. Het is aan de rechter-commissaris hoe dit verhoor moet plaatsvinden.”
- Een brief van 9 februari 2012 aan de rechter-commissaris waarin de CIE officier van justitie ter rechtvaardiging van het weigeren van de medewerking aan het horen van de CIE-informant wijst op “een zwaarwegend belang dat samenhangt met opsporingsbelangen en de veiligheid van de te horen getuige”. Ook medewerking aan het anoniem horen van de informant wordt niet verleend, omdat dit veiligheidsrisico’s zal opleveren. De CIE officier van justitie schrijft dat zij “door bestudering van het informantendossier heeft kunnen vaststellen dat (…) de informant (…) geen (belastende of ontlastende) concrete informatie (heeft) gegeven over andere personen dan degen die genoemd wordt in het betreffende CIE-proces-verbaal. De CIE officier van justitie geeft de rechtbank in overweging de opdracht van 11 januari jl. tot het verhoor van de informant in te trekken. De CIE officier van justitie biedt ten slotte de mogelijkheid de chef van de CIE in de politieregio Gelderland-Zuid te horen, alsmede het zelf beantwoorden van nadere vragen.
- Een brief van 23 maart 2012 aan de raadsvrouw van verdachte waarin de rechter-commissaris haar verzoekt aan te geven of de door de CIE officier van justitie vermelde informatie voldoende is en zo niet, of aan de behoefte van de verdediging tegemoet kan worden gekomen door het horen van de CIE officier van justitie en/of de Chef van de CIE.
- Een brief van 5 april 2012 waarin de raadsvrouw van verdachte afwijzend reageert op bovenstaande brief. “De vragen die de verdediging heeft voor de informant (zijn) met de brief van (de CIE officier van justitie) niet beantwoord c.q. opgehelderd. De verdediging ziet ook niet in hoe deze vragen wel beantwoord kunnen worden door het horen van (de CIE officier van justitie) en/of de Chef van de CIE.” De raadsvrouw van verdachte geeft aan open te staan voor het anoniem horen van de getuige en voor het bespreken van andere praktische waarborgen om het risico van bekendwording van de identiteit van de informant zo veel als mogelijk te beperken. Ten slotte is het beletten van het beantwoorden van bepaalde vragen voor de verdediging een mogelijkheid.
- Een brief van 10 april 2012 van de rechter-commissaris aan de CIE officier van justitie waarin de rechter-commissaris een kopie van bovenstaande reactie van de raadsvrouw van verdachte stuurt en informeert of de optie van het horen van de informant als afgeschermde getuige een aanvaardbare optie is.
- Een brief van 13 juni 2012 aan de rechter-commissaris waarin de CIE officier van justitie herhaalt dat “het verhoor van de informant als opgedragen door de rechtbank niet mogelijk is zonder de afscherming en daarmee de veiligheid van de informant in gevaar te brengen.” De CIE officier van justitie geeft aan dat het verhoor van de informant als afgeschermde getuige geen soelaas kan bieden in deze zaak. Ten eerste omdat de beantwoording van de te stellen vragen aan de informant met zich zal brengen dat (een deel van) de afscherming van de informant wordt prijsgegeven. Ten tweede “is de informant niet bereid, ook niet als afgeschermde getuige, een verklaring als getuige in deze zaak af te leggen. De optie van afgeschermde getuige is door de leiding van de CIE in de regio Gelderland-Zuid met de informant recentelijk besproken; nadrukkelijk is gevraagd of deze – in aanwezigheid van uitsluitend de rechter-commissaris, de griffier en – eventueel – de CIE officier van justitie, op een af te schermen locatie, met gebruikmaking van de juridische mogelijkheid van het beletten van antwoorden op sommige vragen – bereid zou zijn te worden gehoord als getuige. Het antwoord van de informant was nee. Als reden hiervoor werd aangevoerd angst voor zijn eigen veiligheid.” De CIE officier van justitie verzoekt te besluiten af te zien van het verhoor van de informant en de rechtbank in overweging te geven de opdracht aan de rechter-commissaris in te trekken.
- Een brief van 25 juni 2012 aan de voorzitter van de meervoudige strafkamer van de rechtbank waarin de rechter-commissaris aangeeft dat zij heeft besloten af te zien van het verhoor van de informant.
De rechtbank overweegt dat zij gehouden is, na de brief van de rechter-commissaris gedateerd 25 juni 2012, opnieuw te beslissen op het verzoek van de verdediging om de CIE-informant - die heeft verklaard over de betrokkenheid van [betrokkene] bij de vechtpartij in The Matrixx - te horen.
In de heroverweging van het verzoek van de verdediging tot het horen van de informant, weegt de rechtbank de door de CIE officier van justitie verstrekte informatie in de brief van 13 juni 2012 dat de informant niet wenst te worden gehoord, ook niet als afgeschermde getuige met gebruikmaking van de juridische mogelijkheid van het beletten van antwoorden op sommige vragen, zwaar mee. De rechtbank overweegt voorts dat er in deze zaak inmiddels verschillende (oog)getuigen zijn gehoord, waaronder [betrokkene] en diens vriend [vriend betrokkene]. Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat het horen van de informant niet langer noodzakelijk is, zodat het verzoek van de verdediging tot het horen van deze getuige wordt afgewezen.
In het geval de rechtbank het bevel de CIE-informant bij de rechter-commissaris te doen horen, zou hebben gehandhaafd en de officier van justitie zou niettegenstaande dit bevel geweigerd (blijven) hebben de informant op te roepen, dan zou ingevolge artikel 349, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering hieraan wel het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid moeten worden verbonden. In het onderhavige geval is hiervoor, na voormelde heroverweging, echter geen plaats.
Het primair gedane verzoek de informant alsnog te horen wordt verworpen, het subsidiaire niet ontvankelijkheidverweer wordt eveneens verworpen.
De rechtbank oordeelt tot slot nog dat ook anderszins niet van vervolgingsbeletselen die tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zouden moeten leiden, is gebleken.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op zondag 12 december 2010 is verdachte samen met [betrokkene1] naar The Matrixx in Nijmegen gegaan. Binnen troffen zij [betrokkene]. Gedrieën zijn [betrokkene], [betrokkene1] en verdachte een rondje gaan lopen. Verdachte droeg die nacht een wit Adidas vest. Verdachte herkent zichzelf, ook ter terechtzitting, op de foto met nummer 14 op pagina 94 van het dossier. Verdachte is een professioneel kickbokser. Hij heeft samen met [betrokkene1] de Matrixx verlaten en is toen samen met hem in een auto gestapt. Op die 12e december heeft er een vechtpartij in The Matrixx plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer1] en [slachtoffer2] door drie jongens werden geschopt en geslagen. Vervolgens werd [slachtoffer1] op de parkeerplaats van The Matrix door twee jongens geslagen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De officier van justitie heeft betoogd dat het slaan en schoppen tegen het hoofd naar de uiterlijke verschijningsvorm op de dood is gericht. Iedere kickbokser, en dus ook verdachte, weet dat trappen of klappen tegen sommige kwetsbare lichaamsdelen de dood ten gevolg kunnen hebben. Gelet op de specifieke locaties (hoofd, lichaam) waartegen in casu is geschopt en geslagen, bestond de aanmerkelijke kans dat de dood zou intreden als gevolg van het verweten handelen. Ten slotte is tussen verdachte en [betrokkene1] sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking. Dit blijkt uit het gezamenlijk arriveren en vertrekken en het door beiden, zowel binnen als buiten The Matrixx, schoppen en slaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij het hem tenlastegelegde feit. De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit voor het tenlastegelegde wegens onvoldoende betrouwbaar en te indirect bewijs. Verdachte zou herkend zijn aan een wit vest, maar die bewuste avond in The Matrixx waren veel meer mensen in het wit gekleed. Daarnaast is de identificatie van verdachte door de beveiligers onbetrouwbaar geweest, nu deze identificatie over meerdere schijven is verlopen. Vervolgens is de verklaring van getuige [getuige2] onbetrouwbaar, omdat deze [getuige2] eerst verklaarde over een blanke, blonde man in een wit vest en daarna bij de foto-confrontatie toch verdachte heeft herkend als de dader. Voorts is verdachte samen met [betrokkene1] bij het verlaten van The Matrixx in tegenovergestelde richting als de slachtoffers gelopen en zijn zij over de brug richting huis gereden, waarbij zij niet langs The Matrixx of de parkeerplaatsen bij de meubelboulevard zijn gereden. Ten slotte herkennen zowel beide slachtoffers als hun vriend [slachtoffer2] verdachte niet bij de foslo-confrontatie, terwijl zij wel verklaren over iemand in een wit vest. Dit ondersteunt de ontkennende verklaring van verdachte.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet verdachte maar [betrokkene], waarschijnlijk met één of meer vrienden, de mishandeling binnen The Matrixx heeft gepleegd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze [betrokkene] met zijn vrienden tevens verantwoordelijk is voor de ruzie op de parkeerplaats. De raadsvrouw van verdachte wijst in dit verband nogmaals op de CIE-informatie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal in het navolgende eerst ingaan op de mishandelingen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] in en buiten discotheek The Matrixx, en vervolgens op de signalementen van de daders van die mishandelingen.
Mishandeling binnen van [slachtoffer1]
[slachtoffer1] heeft verklaard dat hij op 12 december 2010 in The Matrixx in Nijmegen was met [slachtoffer2], [getuige1] en [getuige3]. [slachtoffer1] verklaarde dat hij daar een harde vuistslag in zijn gezicht kreeg van “jongen 1”, waardoor [slachtoffer1] op de grond viel. Op de grond liggend, werd [slachtoffer1] hard en met veel kracht zes à zeven keer geslagen en geschopt op zijn lichaam , wat hevige pijn veroorzaakte. [slachtoffer1] zag dat “jongen 1” in gezelschap was van “jongen 2” en dat “jongen 2” ook sloeg. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat een Marokkaanse man [slachtoffer1] met kracht met zijn beide gebalde vuisten tegen zijn hoofd heeft geslagen.
[slachtoffer2] heeft verklaard dat “dader 1” [slachtoffer1] met beide handen bij zijn hoofd vastpakte en hem met kracht een “knietje” tegen zijn hoofd gaf. “Dader 2” en “dader 3” zouden op [slachtoffer1] zijn afgevlogen en hem met gebalde vuist hebben geslagen. Alle drie de daders zouden [slachtoffer1] met kracht, alleen maar in zijn gezicht, hebben geslagen. [getuige1] verklaarde voorts dat hij [slachtoffer1] op de grond zag vallen en dat de drie jongens hem alle drie overal op zijn lichaam begonnen te schoppen.
Mishandeling buiten van [slachtoffer1]
[slachtoffer1] heeft verklaard dat er buiten een kleine auto hard kwam aan rijden, waaruit twee jongens stapten die binnen hem en zijn vriend [slachtoffer2] hadden mishandeld. Staand tegenover deze jongens, werd [slachtoffer1] met gebalde vuisten hard in zijn gezicht geslagen. [slachtoffer1] verklaarde dat beide jongens hard geslagen hebben, dat het schoppen en slaan hem veel pijn heeft gedaan en dat hij op de grond terecht kwam.
[slachtoffer2] heeft verklaard dat er buiten een kleine auto aan kwam rijden, waaruit “dader 1” en “dader 2” van de eerdere mishandelingen van hem en [slachtoffer1] stapten. [slachtoffer2] is samen met [getuige1] weg gerend, waarbij hij de jongens hoorde roepen “Kom, we pakken die andere twee”, daarmee volgens [getuige1] doelend op [slachtoffer1] en [getuige3]. [slachtoffer2] heeft verklaard terug te zijn gelopen en op de plek waar de auto eerder was gestopt [slachtoffer1] bewusteloos te hebben aangetroffen.
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat buiten een vrij kleine auto met hoge snelheid dichtbij [slachtoffer1] kwam rijden. Getuige [getuige1] verklaarde dat hij [slachtoffer1] op de grond zag liggen en dat twee van de drie mannen bij zijn lichaam stonden. Beide mannen schopten met kracht, met geschoeide voeten, op het lichaam van [slachtoffer1], aldus deze getuige. Hij verklaarde voorts dat één van de twee schoppende mannen de man met de witte trui was. [slachtoffer1] zou buiten bewustzijn zijn en getuige [getuige1] heeft verklaard bloed uit [slachtoffer1]s mond te hebben zien komen.
Getuige [getuige3] heeft verklaard dat buiten uit een aanrijdende auto twee jongens stapten, waarvan één jongen binnen ook bij het gevecht was geweest. Deze jongens gingen achter [slachtoffer1] aan, zo verklaarde deze getuige. Getuige [getuige3] heeft verklaard dat de jongen die hij van de vechtpartij binnen herkende, [slachtoffer1] tegen de grond sloeg. De getuige verklaarde ten slotte dat [slachtoffer1], toen deze op de grond lag, door de jongens werd getrapt.
Mishandeling binnen van [slachtoffer2]
[slachtoffer2] heeft verklaard dat in een poging “dader 1” weg te trekken bij [slachtoffer1], hij van een van de twee anderen een harde klap op de linkerzijde van zijn hoofd en op de kaak onder zijn oor kreeg. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat de twee jongens die hoorden bij de jongen die [slachtoffer1] had geslagen, [slachtoffer2] met hun vuisten hebben geslagen. Getuige [getuige1] heeft verklaard één van de mannen die [slachtoffer2] sloegen, te hebben weg getrokken.
[slachtoffer2] verklaarde hevige pijn te voelen en gelijk erg duizelig te worden. Vervolgens zou hij meerdere malen op zijn gezicht zijn geslagen. [getuige1] verklaarde bloed in zijn mond te proeven, te moeten spugen, veel bloed in zijn spuug te zien en ook veel bloed uit zijn mond te zien lopen. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat [slachtoffer2] hevig bloedde uit zijn mond. Deze laatste voelde hevig stekende pijn en had het gevoel alsof al zijn tanden uit zijn mond waren geslagen, aldus [slachtoffer2]. De houding van deze jongen wordt door [slachtoffer2] beschreven als een gevechtshouding zoals je bij boksers ziet. [slachtoffer2] heeft verklaard dat de jongen naar hem toe kwam en hem toen nog een keer met gebalde vuist en met kracht in zijn gezicht, recht tegen zijn kin, sloeg. [slachtoffer2] verklaarde dat ook dit erg veel pijn deed en hij een hevige pijnscheut voelde. Buiten bij de ingang van The Matrixx voelde [slachtoffer2] dat de linkerhelft van zijn onderkaak lager lag dan de rest. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat de mond van [slachtoffer2] helemaal scheef stond.
Signalementen en herkenning
[slachtoffer1] geeft die nacht aan de politie de signalementen van twee jongens die bij de vechtpartij betrokken waren. Hij beschrijft “jongen 1” als volgt: lengte [signalementen] jaar. Jongen 2 wordt door [slachtoffer1] beschreven aan de hand van onder andere de volgende kenmerken: lengte [signalementen] “Jongen 2” zou een wit Adidas vest hebben gedragen.
[slachtoffer2] beschrijft “dader 1” als een jongen die bij hem op het MBO in [plaats], [naam]” heeft gezeten. Verbalisant [verbalisant1] heeft verklaard dat na telefonisch contact met het ROC [vestiging], waarvan het MBO College [naam] deel uitmaakt, is gebleken dat [betrokkene1] voorkomt in de leerlingadministratie. “Dader 1” zou uit [woonplaats] komen en van Turkse komaf zijn. [getuige1] geeft verder aan dat “dader 1” onder meer de volgende kenmerken heeft: leeftijd ongeveer [signalement]. “Dader 2” wordt door [getuige1] beschreven aan de hand van onder andere de volgende kenmerken: [signalement].
Getuige [getuige1] beschrijft de man die hij heeft weggetrokken als volgt: man [signalement].
Getuige [getuige4] was die avond in The Matrixx en heeft verklaard dat een jongen met een wit vest ineens hard uithaalde met gebalde vuist naar een andere jongen, die gelijk naar de grond ging. De jongen met het witte vest was samen met een andere jongen en zij liepen daarna het publiek in. Getuige [getuige4] heeft verklaard het signalement van de jongen in het witte vest te hebben doorgegeven aan een van de beveiligingsmedewerkers, waarschijnlijk [getuige5]. Getuige [getuige4] heeft het volgende signalement verschaft aan de politie: man [signalement].
Getuige [getuige5], in de nacht van 11 op 12 december 2010 (getuige5), heeft verklaard dat (betrokkene3) hem die avond het signalement van een van de daders van de vechtpartij heeft gegeven, dat als volgt luidde: Turkse jongen, [signalement]. Getuige [getuige5] heeft verklaard dat een jongen die aan dit signalement voldeed, bij de uitgang stond te praten met [[betrokkene2]. Getuige [getuige5] verklaarde dat [betrokkene2] deze jongen kende en zei dat het een kickbokser was. Verbalisant [verbalisant2] heeft verklaard dat [betrokkene2], [betrokkene2], op de vraag of hij de naam van een van de daders van de mishandeling wist, heeft geantwoord dat de voornaam van de man met de baard [verdachte] is.
De rechtbank stelt op grond van voormelde verklaringen betreffende de signalementen vast dat “jongen 2”, “dader 2” en de – meermaals beschreven – “man met het witte vest” telkens verdachte betreft. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de signalementen zich niet beperken tot “een man met en wit vest” – zoals door de raadsvrouw van verdachte is betoogd - maar dat deze signalementen meer kenmerken bevatten en meerdere van deze kenmerken overigens ook overeenstemmen met uiterlijke kenmerken van verdachte (die avond). De rechtbank overweegt in dit kader dat het witte vest door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] nader is gespecificeerd, want [kenmerken] belangrijke onderscheidende kenmerken, die door bijna alle waarnemers worden genoemd en bovendien behoorlijk precies ([kenmerken]) overeenstemmen met de uiterlijke kenmerken zoals te zien op de foto met nummer 14 op pagina 94 van het dossier, waarop verdachte zichzelf herkent.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer1] dat verdachte door, samen met [betrokkene1] of (een) ander(en), het opzettelijk met kracht slaan en schoppen in/tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer1], ook toen deze weerloos op de grond lag, naar de uiterlijke verschijningsvorm op de dood van [slachtoffer1] was gericht. De rechtbank is van oordeel dat dit slaan en vooral, met geschoeide voeten, schoppen met veel kracht gepaard ging; aangever heeft hier immers een dubbele kaakfractuur aan overgehouden . Gelet op de specifieke plaatsen (hoofd, lichaam) waartegen geschopt en geslagen is, heeft verdachte hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dood van aangever zou intreden als gevolg van het verweten handelen van verdachte of zijn mededaders. Verdachte heeft verklaard dat hij als professioneel kickbokser inderdaad weet wat er kan gebeuren bij dergelijk geweld. De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk opzet op de dood bewezen kan worden geacht. Dat het gevolg, de dood van [slachtoffer1], niet is ingetreden, is niet afhankelijk geweest van de wil van verdachte.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer2] dat verdachte, samen met [betrokkene1] of (een) ander(en), aangever opzettelijk meermalen met kracht in/tegen zijn gezicht/hoofd heeft geslagen. De rechtbank overweegt voorts dat aangever door de mishandeling een multiple kaakfractuur en nervusschade heeft opgelopen. Aangever is opgenomen in het ziekenhuis en geopereerd aan zijn dubbele onderkaakfractuur. Het herstel van de discrete sensibiliteitsstoornis in de onderlip van aangever kan verschillende maanden in beslag nemen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [getuige1] als gevolg van de mishandeling is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Vanwege de specifieke plaatsen waarin/-tegen aangever geslagen is (gezicht en hoofd) en de kracht waarmee dit - gelet op het geconstateerde letsel en de door aangever ervaren hevige pijn – gepaard is gegaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachtes voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel was gericht.
De rechtbank overweegt ten slotte dat tussen verdachte en [betrokkene1] en/of (een) ander(en) sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking, die blijkt uit het gezamenlijk arriveren, gezamenlijk betrokken zijn bij de mishandelingen zowel binnen als buiten The Matrixx en het gezamenlijk vertrek van de plaats delict. De rechtbank oordeelt dan ook dat tussen hen sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen 12 december 2010 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, telkens opzettelijk - voormelde [slachtoffer1] meermalen, met kracht in zijn gezicht en hoofd en elders op zijn lichaam heeft geslagen en die [slachtoffer1] terwijl hij weerloos op de grond lag) meermalen met kracht tegen zijn hoofd en elders op zijn lichaam heeft geschopt en getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; en
hij op 12 december 2010 te Nijmegen tezamen en in vereniging met anderen of een ander aan een persoon genaamd [slachtoffer2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele kaakfractuur en een discrete sensibiliteitsstoornis aan de onderlip), heeft toegebracht, door deze [getuige1] opzettelijk meermalen met kracht in tegen zijn gezicht en hoofd te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en medeplegen van zware mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht haar cliënt niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat er inmiddels meer dan twee jaar is verstreken sinds het incident en op het ontbreken van noemenswaardige documentatie. Bovenal, zo stelt de raadsvrouw, zou een gevangenisstraf voor verdachte betekenen dat hij afscheid moet nemen van zijn ambitie om op hoog niveau professioneel sporter te worden. Verdachte vreest tevens zijn baan op de sportschool te verliezen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 23 november 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag, meermalen geplaagd jegens [slachtoffer1], en van zware mishandeling jegens [slachtoffer2].
De rechtbank rekent verdachte in het bijzonder zwaar aan dat hij [slachtoffer1] tweemaal dusdanig te pakken heeft genomen, dat hij ook twee maal buiten bewustzijn is geraakt.
Van een concrete aanleiding voor het geweld is niet gebleken. Het toegepaste geweld is zeer grof en agressief geweest. Verdachte en zijn mededader(s) hebben hierbij twee slachtoffers gemaakt.
De slachtoffers hebben veel last en pijn ondervonden van de door verdachte en zijn mededader(s) toegebrachte verwondingen. Beiden zijn opgenomen geweest in het ziekenhuis. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan ook vaak nog lange tijd psychische gevolgen ondervinden. Dergelijke delicten versterken bovendien bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank te meer, nu het geweld heeft plaatsgevonden in (en op de parkeerplaats van) een drukbezochte discotheek.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van zware mishandeling is veroordeeld.
Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de reclassering en het NIFP. Enig inzicht in zijn beweegredenen heeft verdachte niet willen prijsgeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf niet op zijn plaats is.
De ernst van dit feit rechtvaardigt de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarmee de rechtbank ook een hogere straf oplegt dan door de officier van justitie geëist, in die zin dat het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf door de rechtbank onvoorwaardelijk wordt opgelegd, aangezien de eis gelet op de ernst en omvang van de gevolgen, mede gelet op het feit dat verdachte professioneel kickbokser is, bepaald onvoldoende recht doet aan het gebeurde.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd worden bedragen van € 3.025,00 namens [slachtoffer1] en € 1.962,84 namens [slachtoffer2].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot het bedrag van € 1.700,00, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Voor het overige concludeert de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van € 1.962,84 van de benadeelde partij [slachtoffer2], waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis.
De officier van justitie concludeert dat de verdachte niet meer tot vergoeding is gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan. De officier van justitie concludeert ten slotte tot toewijzing van de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 december 2010.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, nu verdachte het tenlastegelegde ontkent.
Subsidiair bestrijdt de verdediging de hoge posten voor immateriële schadevergoeding niet. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] gevorderde materiële kosten onvoldoende zijn onderbouwd en aldus moeten worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer1] tot een bedrag van € 200,00 aan materiële schade ter zake het horloge toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdachte heeft de vordering van [slachtoffer2] weersproken. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Aan beide benadeelde partijen is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 1.500,00 ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer1] en op € 1.500,00 ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer2].
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 december 2010.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 1.700,00 (zeventienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 1.700,00 (zeventienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer2], te betalen € 1.962,84 (negentienhonderdvierenzestig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer2] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen € 1.962,84 (negentienhonderdvierenzestig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Klaasen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2013.