In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Nederland op 16 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk en echtscheiding. De man, verzoeker, heeft aangevoerd dat zijn geestvermogens op het moment van het aangaan van het huwelijk zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De door de man overgelegde medische verklaringen en getuigenissen waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat hij ten tijde van de huwelijkssluiting geestelijk niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken, aangezien de vrouw niet betwistte dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De rechtbank heeft partijen bevolen om, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, met elkaar over te gaan tot verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn gehuwd. De rechtbank heeft mr. A.D. Plaggemars benoemd tot notaris voor de verdeling van de gemeenschap en mr. W.H. Kesler tot onzijdig persoon voor de vertegenwoordiging van de partij die weigert aan de verdeling mee te werken. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.